Ontmoeting. Jaargang 9
(1955-1956)– [tijdschrift] Ontmoeting– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Kroniek der Duitse letteren
| |
[pagina 44]
| |
zichzelf willen bewaren tegenover het onbekende onvoorwaardelijke’. Ruim een kwart eeuw geleden heeft zij een ‘Deutung Kafkas’ geschreven, die nog steeds zeer waardevol is. K. wordt daar gekarakteriseerd als de man, die evenals Job met God twist, als de man, die zijn werken niet voor de mensen, maar voor God heeft geschreven. Haar Kafka-interpretatie is oneindig beter dan die van Josef MühlbergerGa naar eind3.: de manier, waarop hij K. idealiseert, overschrijdt elke redelijke grens.’ K. leed zinnebeeldig en plaatsvervangend het noodlot der huidige menschheid’. ‘De grenzen van tijd, landen, talen, belijdenissen en rassen doorbrekend, is K. de homo religiosus zonder meer’. Een diep religieus mens was K. ongetwijfeld, maar de godsdienstige mens par excellence, neen, dan zijn er nog wel anderen te noemen. ‘Het komt bij K. aan, aldus de auteur, op de Johanneïsche, de Messiaanse worsteling, om in een spookachtige wereld de levensonschuld en de wereldharmonie te vinden’. M.i. had Mühlberger veel van het wijze en bezonken oordeel van Margarete Susman kunnen leren. De lezing over Hofmannsthal lijdt eveneens aan een gebrek aan kritisch vermogen. Zoals ik reeds zei, behandelt Marg. Susman enkele aspecten van Goethes persoonlijkheid. Een zeer merkwaardig boek over hem is Goethe und die deutsche Gegenwart, verschenen in de serie: Glaube und Forschung, waarin een positief Protestantse visie op allerlei problemen wordt gegeven. De auteur gaat uit van de vraag: Heeft het Duitse klassicisme, zoals we dat kennen uit Kant, Herder, Goethe en Schiller, bijgedragen tot de ontkerstening van West Europa? ‘De elementen van de humanistische geesteshouding’, zegt R.A. Schröder, ‘zijn het dagelijks brood van ons Westers denken en voelen, en in de vierde bede van het Onze Vader vragen wij ook daarom, maar het blijft een ondoorgrondelijk geheim, waarom het God heeft behaagd, deze humanistische lading met Zijn Evangelie te verbinden’. Georg Müller tracht aan de centrale figuur van Goethe te verklaren hoe de secularisering van het godsbegrip zich heeft ontwikkeld, het ‘goddelijke’ in de natuur (Spinoza, Goethe), in de zedelijkheid van de mens (Kant, Schiller) of in de geschiedenis (Hegel, Marx). Hij doet dit met enorme kennis, belezenheid en filosofisch inzicht: een belangrijk boek, waarvoor we zeer dankbaar moeten zijn, maar dat alleen bruikbaar is voor lezers, die het hele werk van Goethe vrij goed kennen. Een aardig boekje met pretentieloze anecdotes, die over en om Goethe spelen, is: Der Herr Geheime RathGa naar eind5. (G. had de titel: Geheimrat), hundert kleine Geschichten von und um Goethe, erzählt von seinen Zeitgenossen, gesammelt von Wolfgang Goetz. Soms geven deze korte geschiedenissen een praegnanter beeld van G. dan menig zwaarwichtig boek. Aardige plaatjes met passende, maar soms ook met ongepaste en misplaatste onderschriften, die ik een enkele maal scherp moet afkeuren, b.v. als ik me de echtelijke tragedie tussen August von Goethe en Ottilie von Pogwisch voorstel, en onder hun portretten lees: Holder Friede-süsse Eintracht. Wolfgang Goetz weet ook wel, dat dit citaat uit Schillers Glocke | |
[pagina 45]
| |
ten eerste niets met het huwelijk te maken heeft en verder bij Goethes zoon alleen wrange ironie is. Een boek van wetenschappelijke allure is echter de monographie van Wolfdietrich Rasch over: Goethes Torquato Tasso die Tragödie des Dichters.Ga naar eind6. Het Tasso-probleem, ‘die Disproportion des Talentes mit dem Leben’, heeft sedert Goethes meesterlijke uitbeelding velerlei vormgeving gevonden. We denken aan Grillparzers Sappho, en vooral aan het hele oeuvre van Thomas Mann. Heeft Antonio, representant van de hoofse kring, gelijk, of Tasso, die zijn individualiteit geheel wil uitleven? G. ziet af van de dialectische en antithetische toespitsing van dit probleem: hij leidt ten slotte de dichter Tasso naar de beschuttende armen van de staatsman Antonio. Heeft Tasso nu nog een levensmogelijkheid? Na de onderzoekingen van Gustav Roethe is over deze vraag reeds zeer veel geschreven. Maar Tasso is ongetwijfeld ‘ein dichterisches Totenopfer’, de poëtische vormgeving van de weemoedige waarheid, die de oude Goethe als volgt formuleerde: Die Muse versteht wohl zu begleiten, aber nicht zu leiten. Een van Goethes novellen, Die Neue Melusine, het eerst verschenen als ‘Einlage’ in ‘Wilhelm Meisters Wanderjahre’, is opgenomen in de omvangrijke anthologie van Herman Kesten: Die Blaue BlumeGa naar eind7.. Kesten heeft hier een prachtige verzameling gegeven van romantische vertellingen - de verzameltitel is natuurlijk ontleend aan de droom van Heinrich von Ofterdingen in Novalis' roman - 9 Franse, 8 Engelse, 9 Duitse, 3 Russische, 4 Amerikaanse, 2 Engelse, terwijl Oostenrijk, Zweden, Zwitserland, Denemarken en Spanje ieder met één novelle of sprookje zijn vertegenwoordigd. In ons nuchtere Nederland heeft de verzamelaar blijkbaar geen enkele representatieve romantische vertelling kunnen vinden. Het zou een dankbare arbeid zijn, - maar het zou op zichzelf een uitvoerige verhandeling kosten, - om de verschillende trekken van de romantiek in deze bijdragen na te gaan, ook de vervorming door de volksaard. Een prachtig boek, geschikt om telkens weer op te nemen. Aan het slot vinden we korte biografische notities over de auteurs. Over de roman van Gerhard Menzel: Kehr wieder, MorgenröteGa naar eind8.), die om Pontius Pilatus cirkelt, kan ik helaas niet zoveel goeds zeggen: (en hij heet zelfs: Der Roman des P.P.) Om welke reden is Pilatus voor ons belangrijk? Uitsluitend om zijn ontmoeting met Christus op die naast Pasen gewichtigste dag van de wereldgeschiedenis, op de morgen van de Goede Vrijdag. Elke auteur, die dit centrale punt uit het oog verliest, is m.i. op een dwaalspoor. Of - zoals Menzel dit ons wil doen geloven - Pilatus tegenover de Joden als zulk een krachtmens is opgetreden (bij een dreigende opstand), en tegelijk in sexuele slavernij van de verleidelijke Claudia verkeerde - van deze ‘liefdes’ avonturen worden onnodig gedetailleerde beschrijvingen gegeven - lijkt me problematisch. Waarom de auteur zich verder niet aan de overlevering heeft gehouden, is me evenmin duidelijk: deze biedt aan- | |
[pagina 46]
| |
knopingspunten genoeg. De Alg. Bijb. Encyclopaedie (Servire, den Haag 1954) zegt: Pilatus werd verhoord te Rome, gevangen gezet en heeft waarschijnlijk zelfmoord gepleegd, om terechtstelling door Caligula te ontgaan of is door Nero onthoofd. Bij Menzel sterft hij een zachte dood uit levensmoeheid. Zijn vrouw Claudia Procula werd door de Grieks-Orthodoxe kerk heilig verklaard, omdat ze een volgelinge van Jezus zou zijn geworden: bij Menzel eindigt ze als prostituée. De titel wordt in de slotalinea verklaard. De auteur spreekt daar over de dood van Hem, die het morgenrood van een nieuwe dag heeft opgeroepen. Ach, keer weder, gij morgenrood!
Ten slotte nog twee boeken, die beide willen opvoeden tot nauwkeurig en verantwoord lezen. Voor velen is dit niet nodig. Zij savoureren een gedicht als een glas kostelijke wijn, zij ondergaan de schoonheid ervan, zonder zich rekenschap te geven van het Waarom. Voor dezen is elke poging om het gedicht naar vorm, inhoud en gevoelswaarde nader te brengen overbodig, misschien zelfs heiligschennis. Er zijn ook anderen. Lezers, die blij zijn, wanneer een fijngevoelig en kundig raadsman hun ter zijde staat, hen op menige verborgen schoonheid wijst, eventueel hun ogen opent voor wat ‘Kitsch' is’. Wilhelm SchneiderGa naar eind9.) is zulk een betrouwbare gids. Hij heeft 35 grotendeels beroemde Duitse gedichten uitvoerig besproken (meestal lyriek, ook balladen) en als welkom aanhangsel aan een ‘Gegenbeispiel’, het overbekende: Hab' Sonne im Herzen van Cäsar Flaischlen getoond, hoe een gedicht niet moet zijn. Een waardevol boek, niet alleen voor ieder docent die deze of soortgelijke gedichten moet behandelen, maar voor iedere vriend van poëzie Zo doet ook Oskar JanckeGa naar eind10.) met zijn verzameling Duits proza uit de laatste twee eeuwen. Zijn boek is niet alleen een anthologie, maar voor de helft karakteristiek van de stijl. Eerst komt een (de auteur kenmerkend) stuk proza van 6 tot 8 blz., dan een bespreking van dezelfde omvang, uitgaande van het opgenomen gedeelte, maar menigmaal zich uitbreidend tot het gehele oeuvre van de auteur. Het is dus een boek, dat naast een goede Duitse literatuurgeschiedenis een uitnemende functie kan vervullen. Van schrijvers uit deze eeuw worden uitvoerig besproken Hofmannsthal, Kafka, Hesse, Carossa, Kraus, Ernst Jünger en Thomas Mann. De aan hen gewijde bladzijden zijn uitermate verhelderend, getuigen van grote scherpzinnigheid en bijzonder kritisch vermogen.Ga naar eind4. |
|