| |
| |
| |
Kritieken
Aart Romijn
De laatste Ansman
Baarn - Bosch & Keuning N.V.
Lang na de lezing van dit boek kom ik pas aan het schrijven van een bespreking toe. Dit heeft in het algemeen zijn nadelen. Een oordeel, meent men, is het zuiverst, onder de verse indruk van de aanraking met het te beoordelen werk. Daarna zal de indruk dermate vervaagd zijn, dat het oordeel noodwendig daaronder lijden moet, want vervloeid is. De billijkheid betrachtend, gaat men dan soms over tot herlezing, tot herbeschouwing en dan kan het tegen- of meevallen, naar gelang het weerklank vindt, want uw gemoedsstemming en ontvankelijkheid zijn gisteren en vandaag niet eender. Maar in dit bijzondere geval, met De laatste Ansman, behoefde ik mijn aantekeningen van maanden geleden niet nader te toetsen en te verifiëren, omdat alles van die man in dat stadje mij bijgebleven was. Toegegeven, de tijd heeft voor de afstand gezorgd - en de eerst zelfs bevreemdende, monogame verknochtheid van Florentijn aan ‘het meisje, dat je nooit vergeet’ bevreemdt, want interesseert u al lang niet meer - nochtans ervaart ge tot uw verrassing, dat ge geen afstand gedáán hebt van die Ansman, die ‘laatste’, noch van zijn doorleefd dilemma en de onherroepelijkheid der negatieve oplossing voor de ‘twee geloven op één kussen’. Pastoor en schrijver hadden het ditmaal bij het rechte eind. Alleen herinner ik mij nog goed, dat er in het Brusselse théatre du rire weinig te rieren viel - en dat Romijn deze concessie aan de romantiek voor minder entree elders had kunnen doen. Men vindt ook stilistische verschrijvingen (‘hij keek in een groot zwart niet,’ en derg.) en, voor het gave thema van het verhaal, overbodige verwikkelingen en intermezzo's met de figuranten, maar deze gebreken konden de wezenlijke waarde niet hinderlijk schaden. Onderhoudende vertelkunst kan veel verdragen, mits de mensen maar het herkennen waard zijn. En dit is stellig met
De laatste Ansman het geval.
v.H.
| |
Albert Helman
Hart zonder land
Amsterdam - Em. Querido.
De eerste druk van deze bundel korte verhalen is in 1929 verschenen. Voor velen zal deze tweede druk een eerste kennismaking zijn, voor anderen een ophalen van - vermoedelijk dierbare - herinneringen. Maar - mirabele dictu - zullen deze verhalen voor welhaast allen een verrassing zijn. Verwonderd zal men zich afvragen, hoe het mogelijk is, dat we in zo korte tijd zo vervreemd konden raken van de geest, die deze literatuur ademt. Bij enig nadenken realiseren we ons, dat het niet alleen de laatste wereldoorlog is geweest, die een ingrijpende wijziging heeft teweeg gebracht, maar dat ook het klimaat van de dertiger jaren, die van de uitzichtloosheid van de economische wereldcrisis en toenemende internationale spanningen, van grote invloed is geweest.
Ook nu waarderen we deze bundel korte verhalen nog. Ze behoren inderdaad tot het beste, wat in deze periode van nabloei der romantiek is geschreven. Maar onze waardering wordt meer beheerst door de welhaast weemoedige bewogenheid om de schoonheid van iets dat bijna, doch nog niet geheel antiek is geworden, dan door de louterende herkenning van een actualiteit, waaraan wijzelf deel hebben.
J.E.N.
| |
Françoise Sagan
Bonjour Tristesse
Nederlandse vertaling van Hubert Lampo
Brussel - Uitg. Mij. A. Manteau
Wanneer wij ons afvragen wat nu toch wel de oorzaak kan zijn dat van deze
| |
| |
korte roman in acht maanden tijds 200.000 exemplaren werden verkocht en dat dit debuut de aandacht trok van de meest vooraanstaande critici, dan zal deze ongetwijfeld moeten worden gezocht in de jeugd van de schrijfster.
Françoise Sagan is een 18-jarig meisje, dat na een jaar studie aan de Sorbonne zakte voor haar examen en daarna Frankrijk verbaasde en verraste met een voor haar leeftijd ongemeen rijp literair product.
Het is een niet alledaags verschijnsel dat een meisje van 18 jaar over liefde en sexualiteit schrijft met de wereldwijsheid van een oudere door het leven gerijpte vrouw.
Het verhaal - in de ik-vorm geschreven - behelst het relaas van een zomervacantie aan de Cote d'Azur van een vader (weduwnaar) en diens zeventienjarige dochter. De vader heeft zijn zoveelste minnares en Cécile, de dochter, stapt ijverig in de voetstappen van haar vader.
De innige kameraadschap tussen die beiden dreigt echter te worden verstoord door de komst van Anne, een vroegere vriendin van de overleden moeder. Deze Anne is een wilskrachtige, knappe vrouw, die het stellige voornemen heeft met Céciles vader te trouwen en zowel hem als Cécile tot een meer geregeld leven te brengen.
Ten einde te voorkomen dat aan hun ‘dartel bohémienleven’ een einde komt, brengt Cécile een geraffineerd plan ten uitvoer, waarvan Anne het slachtoffer wordt. Na de catastrofe wordt dan het oude leven (na een korte onderbreking) weer voortgezet, zij het met de dreiging van een ‘blijvende herinnering’ op de achtergrond.
Onder de critische reacties die op de omslag van het boek zijn vermeld, is er een van Mauriac, die Françoise Sagan, ronduit, een klein monster noemt. Mauriac kan het weten - hij heeft al heel wat monsterachtige mensen beschreven.
Hoe het zij - de inhoud van het verhaal heeft mij niet verbaasd, noch geschokt. In de eerste de beste Nederlandse badplaats, in het eerste het beste Hollandse villadorp wonen mensen als Cécile en haar vader. Daarvoor behoeft men niet naar het ‘goddeloze’ Frankrijk te wijzen. Datzelfde Frankrijk presenteerde trouwens onlangs de vier en twintigjarige calvinistische auteur Jean Cabries met zijn zeer originele, indringende roman over Jacob de Uitverkorene.
Ook verbaast het ons nauwelijks dat van Bonjour Tristesse een film zal worden gemaakt met Audrey Hepburn in de hoofdrol. Maar wat ons terecht kan verbazen is de vroegrijpheid van dit talent, want ieder die dit kleine romannetje leest zal moeten toegeven dat het uitstekend is geschreven. Ook is het nergens, ondanks de vaak ontstellende openhartigheid vulgair geworden. Men staat eenvoudig voor het raadsel hoe het mogelijk is dat een zo jonge schrijfster op deze wijze heeft gereageerd op haar omgeving. Dat het verhaal volkomen vreemd is aan enige religiositeit vermeld ik volledigheidshalve.
Ik gevoel niet de minste roeping de schrijfster met haar ik-figuur te vereenzelvigen. Ik zou mij ten aanzien van Mauriac's kwalificatie ‘klein monster’ dan ook willen beperken tot de door Françoise Sagan in het leven geroepen romanfiguur van de zeventienjarige Cécile.
P.J.R.
| |
Job Sytzen
Gods Ravijn
Leiden - A.W. Sijthoff.
Deze tweede roman van Sytzen brengt ons, evenals zijn eersteling (‘Niet iedere soldaat sneuvelt’) naar het Java van de politionele acties. Het is het verhaal van de O.V.W.-er Gijs Kotting, een sexueel ontspoorde jongen, die na een val met zijn motor in een ravijn zwaargewond in het hospitaal
| |
| |
wordt opgenomen en daar tot een begin van inkeer komt.
Uit de naam, die de auteur aan dit boek heeft gegeven, mogen we afleiden, dat de situering op het na-oorlogse Java hier niet essentieel is, maar dat hij centraal heeft willen stellen de val in het ravijn als rechtstreeks ingrijpen van God in het leven van de hoofdpersoon Kotting.
In deze moeilijke opzet is Sytzen niet overtuigend geslaagd. Want het is niet zozeer de val in het ravijn, maar veel meer de ontmoeting - en later het conflict - met het meisje Noortje Delhaas, waardoor Kottings ogen opengaan. Anders gezegd: de bekering ligt meer in het menselijke dan in het religieuze vlak. Maar bovendien, wat weet de auteur weinig met deze bekering te beginnen. Daar waar we zouden willen zien, hoe God iemand kan laten léven in het verlossende besef van de vergeving van zonden, daar breekt het verhaal abrupt en onopgelost af in de dood van Kotting tijdens een hulpactie, waarvan de overbodigheid ons in de laatste regels van het boek nog even geopenbaard wordt.
Hieruit blijkt al, dat Sytzen dit probleem eigenlijk niet aan kon. Datzelfde blijkt ook uit de wat pathetische toon van dit boek, uit het dik aanzetten met allerlei in details ongeloofwaardige hevigheden, uit de wonderlijke redeneertrant van Kotting, die te hinderlijker is, daar de schrijver zó weinig afstand neemt van zijn hoofdpersoon, dat we dikwijls niet kunnen onderscheiden wie van de twee er eigenlijk aan het woord is. En tenslotte blijkt het, ten overvloede, nog eens uit de geringe geestelijke spankracht van dit verhaal, waarin de verleiding tot genotzucht, het berouw tot onbehagen en de tragiek tot zelfbeklag verslapt.
De eindindruk die er zodoende van deze roman overblijft is er één van onverwerkte problematiek en iets te luid sprekende onrijpheid, die desondanks - om de onbevangen eerlijkheid waarmee ze zich als zodanig kennen laten - het waard zijn om gelezen en beluisterd te worden.
J.W.V.
| |
Pierre Daninos
De Majoor en Marianne
Voorhout - Foreholte
Door een in Frankrijk levende Engelse majoor zijn visie op de Fransen te laten geven, heeft Daninos zich de gelegenheid verschaft enkele typische gewoonten van beide nationaliteiten tegenover elkaar in het zonnetje te zetten. Het blijkt wel weer, dat de Engelse eigenaardigheden zich daarvoor nog altijd het beste lenen, de Franse zijn lang niet zo stijlvol en liggen veel meer in de burgerlijke sfeer.
Overweldigend geestig kan ik het boekje niet vinden. Het geeft wel eens aardige karakteristieken, maar het blijkt door zijn opzet wat tweeslachtig (tenminste voor derden) en de grappigheid is te opzettelijk nagestreefd, vooral in de veelheid van voetnoten. De vertaling is duidelijk ‘uit het Frans’. En zouden we eens verlost kunnen worden van het toenemend misbruik van het adjectief ‘geliefkoosd’ voor allerlei zaken die in werkelijkheid alleen maar ‘geliefd’ zijn?
J.W.V.
| |
Albrecht Goes
Het was een vreemde nacht
Amsterdam - W. ten Have.
Dit is een bijzondere Duitse oorlogsnovelle, verschenen in November 1954 (Unruhige Nacht). Ze vond weerklank. In Duitsland verschenen binnen korte tijd acht drukken en spoedig kwamen de vertalingen los. Thijs Booy verzorgde de Nederlandse vertaling. Het gaat in deze novelle niet om het oorlogsgebeuren zelf. Dit is voor de schrijver slechts de aanleiding om zich uit te spreken over de diepe menselijke nood in de apocalyptische tijd, die hij als het ware mee-beleefde in de hospitalen en gevangenissen, toen hij als
| |
| |
veldprediker dienst deed. Na de lezing is men even stil: te midden van veel ellende, macabre smarten, angsten en onmenselijkheid heeft men naar een stem der menselijkheid geluisterd. Deze novelle is een literair kleinood, dat te recht waardering vond.
v.H.
| |
Ary Delen
Niemand ontsnapt aan zijn noodlot
's-Gravenhage - A.A.M. Stols.
Juist doordat de Vlaamse romans, die de firma Stols uitgeeft, bijna steeds behoren tot het beste, wat in het Nederlandse taalgebied te vinden is, valt deze roman van Ary Delen dubbel tegen.
Dit boek is, door het absolute gebrek aan oorspronkelijkheid, haast weer origineel. De talentvolle schilder Karel Meijvis wordt, - hoe zou het anders kunnen? - door zijn leermeesters op de Academie miskend. Tot overmaat van ramp miskent Karel aanvankelijk zichzelf ook. Maar om nu het verhaal niet gelijk uit te maken, is er 'n vriend, de revolutionnair Weemaes, die Karel tot zelfbewustzijn brengt. Natuurlijk ontmoet Meijvis de onontbeerlijke dakloze lichtekooi, Lisette genaamd, die hij vol medegevoel meeneemt en met wie hij tenslotte zelfs trouwt. Zoals te verwachten is, begrijpt Lisette Karels anarchistische schilderkunst niet, en hecht zij meer waarde aan conventionele schilderijen, die geld opbrengen. Het feit, dat Karel Lisettes gewoon-menselijke behoeften niet begrijpt, is in deze ‘kunstenaars’-roman van minder belang, maar moet toch even vermeld worden, omdat het de oorzaak vormt van Lisettes heengaan. Zo ontsnapt Meijvis nooit aan zijn noodlot: in kunst noch in liefde vindt hij voldoening. En dit steeds mislukken culmineert in zijn miserabele dood: pogend zijn ellende te verdrinken, verdrinkt hij zichzelf.
Vele gedeelten van dit boek doen bijna denken, dat het dertig of veertig jaar geleden geschreven is.
M.B.
| |
C. Baardman
Modder is gevaarlijk
Den Haag - J.N. Voorhoeve.
In de jaren 1944 en 1945, in een tijd dat het er op of er onder ging en toen het leek dat er voor de mensen in het bezette Westen alleen maar ‘onder’ bestond, was de Biesbos vrijwel de enige plaats waar er nog mogelijkheden waren om naar het bevrijde Zuiden te trekken en waar duizenden kilo's kostbare levensmiddelen en medicijnen, post en niet te vergeten oorlogsberichten werden overgebracht van Zuid naar Noord en van Noord naar Zuid. En dit werd mogelijk gemaakt door de terreinkennis en de heldenmoed van naamloze boeren, arbeiders en studenten. Van wat zij deden geeft de schrijver van ‘Modder is gevaarlijk’ een onopgesmukt relaas. Hij moet er bij geweest zijn, en het gebied van de Biesbos wel door en door kennen om zo vakkundig en boeiend te kunnen vertellen over de honderden kreken en de vloedbossen, de grienden en de rietgorsen en over het bedrijf van de mannen die zich in dit waterland genesteld hadden, soms in de meest letterlijke zin van het woord, en daar leden, lachten, ploeterden, en... vochten met de Duitsers die op hen loerden als de jagers op het wild.
De verzetsliteratuur wordt in het algemeen niet gretig ontvangen en vrijwel niet meer gelezen. Misschien is een van de oorzaken, dat velen hun zin voor sensatie en romantiek hebben botgevierd in het schrijven van allerlei bloederige oorlogsverhalen. Dit boek is een gunstige uitzondering. Het is echt en recht van inhoud. Het is een eenvoudig monument voor de Jannen en de Pieten van de Biesbos. De enkele stijlfouten worden de schrijver daarom gaarne vergeven. Het boek is keurig uitgevoerd en gedrukt met een kloeke duidelijke letter. Ook de vele foto's zullen de liefhebbers van de riet- en waterlandschappen veel genoegen doen.
M.H.R.
| |
| |
| |
J. Visser-Rozendaal
Eerst ik
Baarn - Bosch & Keuning N.V.
Een bekend, wat ouderwets onderwerp: de rijke boerenzoon die zich een poosje vermaakt met een burgermeisje zonder geld, hier de aardige Ella van de koster. Het loopt op misère uit, ze betekent niets voor hem; hij laat haar zelfs opdraaien voor een door hem gepleegde diefstal. Om hem te sparen zwijgt ze, trekt naar de stad en sterft levensmoe na de geboorte van een dochter, waarvan de vader het bestaan zelfs niet vermoedt. Daar komt hij pas een kwarteeuw later achter, als hij in zijn kwaliteit van president-kerkvoogd haar en haar man het kostershuis afhandig wil maken. Dan bindt hij in.
Mevrouw Visser vertelt zeer rustig, zonder enige poging tot mooidoenerij, onderhoudend. Toch stelt de uitwerking van het gegeven teleur. Juist op de voornaamste punten die de loop van het verhaal bepalen, speciaal rond de diefstal, overtuigt schr. niet. Ook haar gewoonte, de feiten achteraf uitvoerig te belichten in overpeinzingen van de betrokkenen, is niet altijd gelukkig, zeker niet wanneer er een verkeerd moment voor gekozen wordt zoals bij de laatste ontmoeting van de twee jonge mensen. Hoogtepunten, op deze manier meegedeeld (de dood van Ella, het weerzien van de koster met zijn oudste dochter) worden tweedehands. Jammer.
Het meest heeft me getroffen de mooie figuur van de bescheiden, sympathieke stiefmoeder Neeltje en de geestelijke armoede van al deze kerkgaande mensen, voor wie het geloof zo bitter weinig betekent in het leven van alle dag.
Fr. v. F.
| |
Estaban Lopez
De vrienden van vroeger
Baarn - Wereldvenster.
Het debuut van een 22-jarige, volgens de omslag.
Eerst maakt de lezer, in momentopnamen, kennis met de vertellende ik als opgroeiend joggie bij een onmogelijke pleegmoeder. Medelijden is niet gewenst: de schrijfster heeft er een kwaadaardig kereltje van gemaakt. Dan volgen de vrienden en Marian. Waarom hier de briefvorm gebruikt wordt, is me niet recht duidelijk. Wel dat de ik een bijzonder mens is. Hij houdt van Marian o.a. omdat ze nooit haar nek wast en zich slordig kleedt. Dat het met deze jongeman in de burgermaatschappij niet vlotten wil, is logisch, hij ligt met vriend en vijand overhoop en eigenlijk wenst hij het niet anders. Een kunstenaarskring ontfermt zich tenslotte over de berooide broeder, maar ook hier loopt het spaak.
De schrijver zal zich plezierig opgelucht voelen, nu hij zijn grieven gespuid heeft. Voor hem was dit alles heel belangrijk, voor de lezer niet. Bovendien is de opzettelijk luchtige verteltrant dikwijls hinderlijk, vooral in de brieven. Hij had beter gedaan te wachten tot hij iets bezat, dat de moeite van het doorgeven waard was.
Fr. v. F.
| |
Edward Streeter
Meneer Hobbs neemt vacantie
Bilthoven - H. Nelissen.
Het was een genoegen dit geestige vacantieverhaal, dat we reeds in feuilleton-vorm genoten hadden, als boek terug te zien. En het bleef een genoegen, het weer over te lezen, nu met de knappe illustraties van Dorothea Warren Fox ernaast.
De beheersende figuur van dit drukke Amerikaanse familietafereel is de vader - Meneer Hobbs, een welvarend zakenman, trouw echtgenoot, liefhebbend vader en teder grootvader. Hij heeft zich van zijn vacantie van alles voorgesteld: lezen, vissen, zeilen, wandelen met zijn kleinzoon, gesprekken met zijn kinderen, enzovoort. Maar omdat hij niet alleen met vacantie is, maar met zijn vrouw, zijn ene ongetrouwde dochter en zijn twee getrouwde dochters met hun aanhang van
| |
| |
schoonzoons, kleinkinderen en rashonden, gaat het allemaal een beetje anders dan hij het zich heeft ingedacht. Het komt er op neer, dat meneer Hobbs zich van de vroege morgen tot de late avond uit moet sloven, dat hij zich aan één stuk door ergert aan de tekortkomingen van het vacantieverblijf en aan alles wat de anderen, kleinen en groten, zeggen en doen. En als hij tussen het kamers opruimen en eten aanslepen door eens een uurtje uit vissen gaat maakt zijn vrouw zich boos...
De schrijver heeft het niet gezocht in het bedenken van komische verwikkelingen. Er gebeurt eigenlijk niets bizonders in die vacantie van meneer Hobbs; het zijn zo maar de kleine teleurstellingen en ergernissen van alledag. Maar als meneer Hobbs op de terugreis is beginnen die kleine teleurstellingen en ergernissen reeds in herinneringsbeelden over te gaan, die hij mee naar huis zal nemen. En hoe zijn die herinneringsbeelden? Vol zon en zomerwind, lachende kinderstemmen en vertrouwende kinderhandjes. De humor ligt in de tegenstelling tussen het van te voren gefantaseerde en het werkelijk beleefde. Tegen het eind wordt de werkelijkheid weer fantasie. Hier krijgt Streeters humor het tikje weemoed, dat alle echte humor eigen is.
J.M. Vr.
| |
Jan W. Jacobs
Paard gevonden
Amsterdam - Van Holkema & Warendorf.
De knappe eerste bladzijden, over het van zijn meesteres weggedwaalde paard, roepen al dadelijk de sfeer op, die voor dit boek zo belangrijk is. Het rijpaard is niet alleen mooi en goedverzorgd, maar ook lief en vertrouwend. De trompetblazende zwerver Klaas Boetje, die het dier vindt, heeft óók iets van die argeloosheid; daarom passen zij bij elkaar. En dan voegt zich nog een andere zwerver bij hen en met hun drieën brengen ze iets goeds en moois in het leven van de mensen en de kinderen, die ze ontmoeten. Natuurlijk moet het gevonden paard tenslotte weer naar zijn eigenaar terug, maar het laat iets achter. Het slot van deze speelse fantasie is weer even blij en charmant als het begin. Bantzinger tekende het omslag en de illustraties. Ook het verrukkelijke paardje, dat de band versiert?
J.M. Vr.
| |
Heinrich Böll
Huizen zonder vaders
Amsterdam - Allert de Lange.
De oorspronkelijke uitgave van deze merkwaardige roman werd reeds besproken in de Duitse kroniek in een vorig nummer. Jan Blokker verzorgde de goede vertaling.
J.M. Vr.
|
|