| |
| |
| |
Kritieken
Anton Zischka
Alarm voor het avondland, Tilburg - Nederlands Boekhuis.
De schrijver Zischka is Oostenrijker van landaard en optimist van professie. Het prospectus noemt hem zelfs ‘de apostel van een beredeneerd optimisme’. Zie eens aan! Maar zijn horloge staat op vijf voor twaalf. Dat zie ik ook op het omslag, in de linkerhoek. Die wijzerstand heb ik al eens meer gezien. En een indrukwekkend spreker heb ik horen uitroepen: Het is geen vijf meer, het is twéé minuten voor twaalf. Jaren geleden. Het is prettig als men zelf geen klokje bij zich heeft, om van anderen te horen, hoe laat het is. Zischka heeft haast gehad, letterlijk vliegende haast. In Alarm beschrijft hij zijn vijfde reis om de wereld, dwars door bamboe- en ijzeren gordijnen. Hij heeft die reis gemaakt op verzoek van onze voormalige KLM-directeur Plesman, ten einde voor diens plan van internationale samenwerkingen overal contacten te leggen, ‘en zich een beeld te vormen van onze wereld, zoals ze feitelijk is’. (Ik citeer hier het prospectus.) Nu, wat er van die contacten voor planmatige internationale samenwerking terechtgekomen is, onthult de schrijver ons niet; wel geeft hij een overstelpende hoeveelheid feiten en getallen over de landen en steden, die hij bezocht. In zoverre is het een leerzaam boek. Het is alleen zo jammer en teleurstellend voor jagers op feiten, dat zij, zich nauwelijks omgekeerd hebbende, bemerken moeten, dat hun pas geschoten feiten achterhaald zijn. Zo moest ik van Mao, China's leider, lezen, dat hij al het mogelijke doet om te ‘overtuigen en niet door geweld te heersen’ en dat dus in China ‘nergens zuiveringen plaatsgehad hebben’. Zischka voegt er wijselijk aan toe: Tot nu toe... Hij kon ook niet weten, dat een half jaar later een serie communistische bonzen, vrinden van Mao, overtuigd geliquideerd werden. Maar wèl kon hij weten, dat ditzelfde gebeurd is met ontelbare Chinese boertjes, aleer ze zich vrijwillig konden onderwerpen aan Mao's
overtuiging. O, Zischka is erg optimistisch. Waartoe dan zijn alarm? Voor ons, de zgn. avondlanders? Wel, wij moeten héél gauw en op zéér grote schaal al die op drift geraakte, onontwikkelde, optimistische Aziatische volken helpen met onze technische ervaring, met milliarden voor hun industrialisatie en moderne landbouwmethoden. Dan kan het westen ‘een nieuwe wereld opbouwen, veel mooier en rijker dan alle aardse paradijzen der communisten’. Aldus Zischka's optimisme. Herinnert Zischka zich, dat ook in paradijzen slangen nestelen? Ook herinner ik mij dit woord van Tacitus: Geholpen, goedgedaan worden is alleen tot zover welgevallig, als men het blijkt te kunnen vergelden; schiet het daarover heen, dan verwekt men haat in plaats van dankbaarheid.
Joh.v.H.
| |
Louis de Wohl
Levend Hout
Den Haag - Zuid-Hollandse Uitgeversmaatschappij,
Een grootse visie op de historie en een bekwaam vakmanschap zijn Louis de Wohl zeker niet te ontzeggen. Daarom ontvingen zijn boeken een internationale waardering, ook van het grote publiek.
Dit boek vertelt van een te weinig bekende periode in de Europese geschiedenis: de groei van het Christendom. Hoofdfiguur is Helena, de moeder van keizer Constantijn, die de eerste Christenkeizer werd. Deze laatste blijft wat in de schaduw, doch wij leren hem wel kennen als een echt kind van zijn tijd. Blijft de Wohl dus wel in de perken in de beschrijving van Constantijn en ontbreekt romantische verheerlijking, hij heeft zijn fan- | |
| |
tasie naar mijn gevoel wel erg de vrije loop gelaten in de tekening van Helena.
Bovendien kan ik de magische betekenis van het hout, met als overwinnende consequentie de verering van Christus' kruis, niet aanvaarden, zoals hij dat doet.
Het is echter daarom wel begrijpelijk, dat de paus De Wohl onderscheiden heeft. Doch als gezegd: Een boeiend boek, een boek van allure, is dit werk zeer zeker.
K.K.
| |
B. Nijenhuis
De familie Heesters
Kampen, 1955 - J.H. Kok N.V.
‘Nu zal ik eens een echt onderhoudend boek schrijven’, heeft Nijenhuis vermoedelijk gedacht, toen hij zich zette tot het verhaal van de wederwaardigheden van de familie Heesters. Ja, het zal hem zijn gegaan als J.K. van Eerbeek toen deze auteur begon met het schrijven van zijn ‘Beumer & Co’. Zomin ‘Beumer & Co’ als ‘De familie Heesters’ zijn immers wat men wel noemt problemenromans. Beide boeken hebben ook dit gemeen, dat men er achter herkent de schrijver, die bewust niet heeft willen reiken naar het plafond van zijn mogelijkheden, maar die, bij wijze van toegift, toch telkens meer geeft dan hij aan de opzet van zijn boek verplicht was.
Het zou niet redelijk zijn, ach en wee te roepen, omdat ‘De familie Heesters’ niet een roman is geworden die, zoals ‘Laatste Wagon’ of ‘Gesloten grenzen’ van Van Eerbeek, met bloed bij wijze van inkt is geschreven. Laat ons liever blij zijn met deze eenvoudige, eerlijke familieroman, die doortrokken is van een echt Christelijke geest. Het is, zo geen gezellig, dan toch een met verwarmende liefde geschreven boekje, dat gunstig afsteekt bij het vele knutselwerk in dit genre. Voor de lezer die ‘De familie Heesters’ op deze pretentieloze wijze benadert, valt dan veel te waarderen.
En hem die naarstig speurt naar de evolutie in het oeuvre des schrijvers Nijenhuis moge het opvallen, dat de auteur in dit intermezzo enige geslaagde pogingen heeft ondernomen, om een duidelijke differentiatie aan te brengen in de karakters van zijn roman-figuren. Mijnheer Okelpatje, Fred Vroom en in zekere zin ook Marga, zou men schetsen kunnen noemen voor een nieuw type, waaraan de schrijver zich in zijn vroeger werk nauwelijks waagde. Maar dit behoort, met menig tintelend dialoogje en evenzoveel mild-ironische situatietekeningen, tot de hierboven bedoelde toegift.
J.E.N.
| |
Jean Cabriès
Jacob de Uitverkorene
Voorhout, 1955 - Uitg. ‘Foreholte’. Vertaald door André van Aalst.
Ter recensie ontvingen wij de Nederlandse vertaling van Jean Cabriès' belangwekkende boek ‘Saint Jacob’, dat wij in onvertaalde vorm reeds bespraken in de ‘kroniek der Franse Letteren (Ontm. Nov. 1954). Ook in vertaling is dit werk van een jong Calvinistisch auteur buitengewoon boeiend en zinrijk. Op de omslag wordt m.i. de inhoud van ‘Saint Jacob’ wat al te oppervlakkig weergegeven, maar het is voor de gemiddelde lezer misschien ook minder eenvoudig, om de verborgen zin van Jacobs leven te ontdekken, nl. die van stamvader en ‘wegbereider’ van Christus te zijn, niet het minst door zijn geloof aan zijn uitverkoren-zijn. Ook in de vertaling had dit af en toe door een kleine nuance beter uit kunnen komen, b.v. in Jacobs worsteling met God te Pniël, waar André van Aalst schrijft... - ‘Ja, je bent nieuw. Ja, ik doe je open; ja, ik kom bij je binnen en ik zal met je eten...’ Hier was het immers beter geweest, de Statenvertaling te gebruiken van Christus' woord in zijn brief aan Laodicea (Openb. 3: 20) Ik zal tot hem (i.c.: ‘je’) inko- | |
| |
men, en ik zal met hem (i.c. ‘je’) Avondmaal houden.
In 't algemeen zou ik trouwens in de werkelijke hoogtepunten van het boek een ‘style plus soutenu’ kunnen waarderen. Voor het merendeel der lezers kan de hier gebezigde ‘vlotte’ schrijftrant echter misschien iets onbevangener aandoen, en het boek aantrekkelijker maken. In veel taferelen, (b.v. in die, waarin Bilha optreedt), doet deze nonchalance het dan ook voortreffelijk. Soms zouden we een uitdrukking als ‘Ezau giechelde’ door iets anders willen vervangen, daar Ezau er de man niet naar was om dit te doen, en het Nederlands hier wel een forser woord beschikbaar heeft. ‘Rire aux anges’ te vertalen met ‘engelen uitlachen’, hoe verleidelijk ook in 't verband, is eveneens onjuist.
Al met al doet deze niet-Calvinistische vertaling van een Calvinistische roman het wel goed, en mogen wij dankbaar zijn, dat dit boek zo spoedig voor zo velen toegankelijk is geworden.
De omslagtekening is suggestief, al roept het geheel, misschien door de gebezigde tinten, enigszins de voorjaarsetalages van een of ander warenhuis voor de geest. Het boek is verder royaal en op verzorgde wijze uitgegeven.
Anna M.
| |
B. Rijdes
Rive Gauche
Utrecht - A.W. Bruna en Zoon
Allereerst wil ik graag amende honorable maken, dat ik nu pas over een paar boeken spreek, die sinds lang verschenen zijn; langdurige ziekte is de oorzaak dat veel werk bleef liggen. Rive Gauche werd reeds in 1952 bekroond met een aanmoedigingsprijs van de Boekenweek. Een reistoelage van het Ministerie van O.K.W. in 1953 is daarop gevolgd. Het kleine verhaal van vriendschap, haat en genegenheid, ontstaan tijdens de korte vacantie van een Hollander in Parijs tussen een danseres, een neger, een schilder en hemzelf, heeft inderdaad opvallende kwaliteiten. In zijn boeiende beknoptheid, die hier en daar lineografisch aandoet, suggereert het niet alleen iets van sfeer en essentie van la Ville Lumière, maar van het leven zelf, zoals het zich overal zou kunnen afspelen. Het décor is echter typisch Frans, de figuren zijn bont, hier en daar bizar. Overheersend is de grote tegenstelling tussen licht en donker, de innerlijke wereld en levensvisie van Annette, en die van George, polen, toch elkaar aanvullend tevens, het één ondenkbaar, onbestaanbaar zonder het ander. Het geheel: opgetrokken uit talloze kleine, schijnbaar onbelangrijke trekken, die toch elk zijn functie vervullen in het totaal van afbraak en opbouw. Een boek achter een winkelruit, een straatje of kade, en vooral: de talloze schilderijen van Annette, die altijd opnieuw de schilder Pierre inspireert. En kenmerkend een zinnetje als de uiting van Pierre tegen Karel:
‘Je perspectief deugt nog niet. Je moet nog veel leren.’
Een poging om met het perspectief van het leven klaar te komen, dit Rive Gauche. ‘Dat moet ieder mens in zichzelf klaarspelen. Het is een geheim dat ik je nooit duidelijk zou kunnen maken, laten we zeggen: God’.
L.v.E.
| |
Bengt Berg
De liefdesgeschiedenis van een wilde gans
Den Haag - H.P. Leopolds Uitgeversmij. N.V.
Voor ieder oprecht dierenliefhebber zijn de boeken van Bengt Berg, telkens weer, een verkwikking en een evenement op zich zelf. Zo ook deze ‘liefdesgeschiedenis’, boeiend op een manier, waar menig andere histoire d'amour niet aan kan tippen. Bengt neemt deze keer de handschoen op voor de eer van de ‘domme gans’, door de zoveel zich op zijn intellect
| |
| |
verheffende mens altijd weer voor dom uitgekreten. Hoe verstandig, hoe fier en innemend blijkt zij te zijn! En hoe beslist weet zij wat ze wil!
Kostelijk zijn de foto's, die het boek illustreren. Bengt Berg moge dan wel eens een keer al te veel in herhaling vallen in zijn ijver, de gans van de verdenking van domheid te vrijwaren: we behoeven deze vele prachtige, intelligente vogelkoppen met de oplettende ogen maar eens een poosje rustig te bestuderen, om in te zien dat hij gelijk heeft. En voor je het weet betrap je jezelf er op, dat je de tuin instaart en overweegt of het niet mogelijk zou zijn... Maar laat ook ik mijn verstand gebruiken, al is de verleiding groot. Voorlopig, als ik eens een rustig, heerlijk uur onder de geveerde vrienden begeer, ze eens aandachtig verlang te bestuderen, geeft Berg in zijn ongekunstelde taal, met zijn rake foto's daarnaast, mij al heel veel.
L.v.E.
| |
Josine Reuling
De Heilige van St. Jean
Eerste druk 1941; opgenomen in de Salamander-reeks 1955 Amsterdam - Querido.
Een Zuidfrans dorpje wordt ontdekt door Amerikanen, rijke nietsnutten, half aan lager wal geraakte kunstenaars en zo meer, waardoor het in de maalstroom van het mondaine leven getrokken wordt. Het heiligenbeeld kijkt neer op een pierenbak, waar alles door elkaar krioelt. Het geheel is met lichte toets getekend en treft door deskundigheid en vlotheid van stijl.
Bt.
| |
A.H. Nijhoff
Venus in Ballingschap
Amsterdam, 1955 - Querido.
Als Venus eens van de hemel daalde, de gestalte van een lieflijke schoonheid aannam en enige tijd op aarde ‘in ballingschap’ verbleef, hoe zouden de mensen daarop reageren? Ziedaar het thema; wat gebeurt er, wanneer het goddelijke op aarde incarneert?
Dan wil een vader zijn zoon vermoorden, dan maakt een dominee zich onmogelijk, dan verliest een burger zijn verloofde, dan ontdekt een dokter dat hij de hel onderhoudt. Alleen wie met Venus léven, ervaren de hemel; of liever een soort eeuwige lente. De conventie wordt doorbroken, de maatschappij is vijand, de schepping is vriend; en dit pleit niet alles voor een werkelijk goddelijke figuur!
Vele achtergronden vloeien in dit boek ineen: de symboliek der astrologie, het ethisch-indifferente Liefde-Schoonheid-ideaal der oude Grieken (Venus' aardse naam is Bella) en christelijk-religieuze opvattingen. Zij kleuren het thema en projecteren het op een normale maatschappij in een gefantaseerd landschap.
De schrijfster gebruikt de beschrijvende stijl, maar ook hele stukken louter toneel-dialoog. Zij stapt haar eigen verhaal in en blijft toch machteloos. Het is intelligent gecomponeerd. Er zijn fragmenten die men aanstreept. Men krijgt de dosis mensenkennis waarvoor men heeft betaald. De schrijfster kent de kracht en schoonheid van het woord.
En toch is het een naargeestige taak dit boek te critiseren. Het is stijlloos. Het bezit een overmaat aan onplezierige en schrale filosofie, tegenover een tekort aan vlees en bloed dat een verhaal tenslotte overtuigingskracht verleent. ‘Ons is het er niet om te doen te oordelen of partij te kiezen,’ zegt de schrijfster ergens in haar boek. ‘Onze belangstelling geldt het spel.’ Om u te dienen: dat spel is niet minder dan de menselijke comedie (zonder een blik naar De Balzac) en de goddelijke Comedie (zonder een blik naar Dante, laat staan de Bijbel).
Natuurlijk wordt Bella uit de kerk gestoten: de kerk heeft al eens eerder een goddelijke incarnatie miskend. Maar overwint de schrijfster in zich- | |
| |
zelf deze loochening van haar figuur door kerk en maatschappij? De mens, zegt zij, ‘kan de goden aanroepen maar hij zal geen ander antwoord krijgen dan het antwoord dat zijn eigen intelligentie of zijn hoop hem inspireert.’ Met haar sympathie voor de Liefde-Schoonheid en haar verlangen naar bevrijding uit de leugen der ‘comedie’, blijft zij een balling zonder geloof.
Bt.
| |
John Steinbeck
Goede Donderdag
Amsterdam - Van Holkema en Warendorf
John Steinbeck schonk ons knappe en indringend geschreven romans en novellen. Het is te betreuren, dat ‘Sweet Thursday’ ten onzent een vertaler en uitgever heeft gevonden. Het boek wordt als ‘louter genot, verhoogd met hier en daar een licht satyrische noot’ aangekondigd. Genotschenkende lectuur is deze aaneenschakeling van rhapsodische gebeurtenissen en gesprekken zeer zeker niet, terwijl het satyrische element er al heel dik-op en gewild bovenop ligt. Men kan zich moeilijk voorstellen dat de vele zwetsende, ordinaire personages de lezers iets te zeggen hebben. De figuren uit deze roman vergeten wij liefst zo gauw mogelijk (mitsgaders hun wederwaardigheden). Een heel enkele maal hopen wij op een lezenswaardige passage met een visie van de schrijver, die ons wèl iets te zeggen heeft, zo in ‘Het kruis der Schepping’, maar het gaat dan als met een stroompje in een zandvlakte: het verzandt en loopt op niets uit. Met een zucht van verademing legt men, na de lectuur, het boek uit handen, dankbaar, dat aan het optreden van dèze romanfiguren een einde is gekomen. Enkele ogenblikken nà het lezen zijn de verveling en de lichte ergernis om dit vertoon van onbenulligheid verdwenen.
Voor de vertaling niets dan lof.
S.H.Sp.
| |
Jacques van Hattum
Hans Christiaan Andersen
Het sprookje van zijn leven. Amsterdam - De Beuk. Stichting voor literaire publicaties.
Jacques van Hattum houdt veel van Andersen. Zoveel, dat hij het niet heeft kunnen nalaten, ter gelegenheid van de 150ste geboortedag van de grote Deen een boekje, zij het dan ook een klein boekje, over hem vol te schrijven. Hij treedt daarin Andersen tegemoet als een door mensenmin bewogen psycholoog, alles begrijpend dus alles vergevend.
Voor hen die de geschiedenis en het werk van Andersen kennen biedt het boekje echter weinig nieuws. Ook de vorm waarin Van Hattum zijn beschouwingen goeddeels heeft gegoten, nl. die van het pseudo-sprookje, is minder geschikt voor het doel dat de auteur voor ogen stond: een belichting van de sprookjes tegen de achtergrond van Andersens karakterstructuur, resulterend uit erfelijkheids- en milieufactoren.
Geslaagd kan men dit werkje dan ook alleen noemen als gelegenheidsuitgave, geschikt voor iemand die zich in een uurtje tijds wil oriënteren omtrent een auteur, die al een eeuw de belangstelling van groot en klein gaande heeft weten te houden.
J.E.N.
| |
Ir. G. Knuttel en Ir. J. Kruger
Bouwkunst
Een beknopte ontwikkelingsgeschiedenis van 3000 jaar voor Chr. tot heden. Zesde herziene druk. Amsterdam - H.J. Paris.
Op de omslag staat vermeld, dat de 227 bladzijden van het boek zijn gewijd aan ‘de geschiedenis der bouwkunst beperkt tot Europa en die centra van beschaving, welke voor de ontwikkeling van de Europese architectuur van betekenis zijn.
Het voorbericht vermeldt dat ‘de gangbare historische behandeling’ is gevolgd.
| |
| |
De herziening betreft een aanvulling met hedendaagse bouwwerken. Men wordt er aan herinnerd, dat de historie zich herhaalt doordat heden als door de Romeinen, bij gebrek aan vakbekwame arbeiders, stampbeton in plaats van bakstenen wordt toegepast. Eveneens dat een sober uiterlijk van Christelijke kerken op verwantschap duidt met die van de eerste eeuwen onzer jaartelling.
Men kan met de schrijvers van mening verschillen of de uitbreiding door deze herziene druk ook een verbetering is.
Sedert de ontdekking van Amerika tot heden, nu de moderne techniek op elk ogenblik wereldwijd contact tot stand brengt, is West-Europa niet steriel gebleven voor de invloed van ‘centra van beschaving’, die dan wel niet algemeen in de gangbare historische behandeling worden vermeld maar waarvan vermelding in een historisch overzicht van meer waarde is te achten dan de opsomming van hedendaagse bouwwerken.
‘Up to date’ wil voor een geschiedenisboekje als dit niet zeggen, dat daarin tot op heden de nieuwste bouwkundige producten moeten worden vermeld. Het toevoegen van een historische beschrijving, zoals in de herziene druk is geschied ware om hiervoor genoemde redenen beter achterwege gebleven. Terecht vestigen de schrijvers de aandacht op kentering in de waardering van bouwstijlen zoals die zich in de historie heeft voorgedaan binnen betrekkelijk kort tijdsverloop.
Een uitbreiding van het aantal ‘centra van beschaving’ ware meer aan te bevelen geweest. Door zulk een herziening zou de waarde van het geschrift gestegen zijn.
Met de elogie der historische bouwstijlen en met de wijze waarop dit in het beknopte overzicht is geschied stemt men gaarne in.
Kleine onnauwkeurigheden kunnen bij een volgende uitgave worden herzien, zo op pag. 145 43/4, dat 44/4 moet zijn en op pag. 221 A.J. dat A. moet zijn.
Doordat de platen in groepen van vier pagina's op kunstdrukpapier zijn afgedrukt en deze tussen de tekst zijn verdeeld, is een hinderlijke divergentie ontstaan tussen tekst en afbeeldingen.
B.v.H.
|
|