het zo dikwijls weer tegenkomen, dat de religieuze kunst of liever de kunst die de waarheid van het gans andere tracht te verbeelden noch realistisch, noch idealistisch kan wezen. Dat zij krachtens haar eigen geaardheid moèt breken met de optische wetten en empirische realiteiten die na de Renaissance ontdekt zijn. M.a.w. dat wij in de kerkelijke kunst weer af moeten van de wetenschappelijkheid, evengoed als in de theologie.
Hemelvaart, dat is het heilige, het gans andere gebeuren zoals de Middeleeuwse kunstenaar van het sacramentarium van Limoges het heeft gezien: Christus als een held, hoog en koninklijk, de engelen terzijde die zijn roem verkondigen en de verbijsterde discipelen daaronder. De schilder van dit werk is niet een makkelijk aansprekend kunstenaar, wat hij ons toont is vaak van een exuberante gekunsteldheid en zijn figuren doen daardoor theaterachtig en gepresenteerd aan. Hij zou met alleen deze eigenschappen een soort Rubens van de Middeleeuwen zijn. Maar hij is het niet. Eerder een Greco. En dat komt door de werkelijk fanatische kracht, die hem bezielt. De gewrongen lijnen en hun grillig spel kunnen de gloed niet betomen die brandt in alles wat er gebeurt, de heilige extase die alles doortrilt.
Uit ongeveer dezelfde tijd stamt het ivoor uit West-Duitsland. Christus, weer in de mandorla, tussen vier engelen verrijst ten hemel en de twaalve, keurig zes bij zes, zien hem na. Hier is alles veel traditioneler en rustiger gezien, de opbouw is wel wat erg symmetrisch (alleen in de bomen is een lichte variatie) en de geheven gelaten van Maria en de elf apostelen zijn tamelijk uitdrukkingsloos. Maar wat een verheven heerser is ook hier weer de Christus daarboven, wat is ook hier zijn koninklijke geheimzinnigheid prachtig weergegeven.
De ten hemel varende Christus uit het bovenste paneel van het altaar geschilderd door een meester uit Mainz omstreeks 1400 en thans in het museum te Utrecht, mist de grootsheid van de zoveel vroegere verbeeldingen. Wij zijn in een latere, al meer realistische tijd. Maar toch is het als geheel een prachtige weergave van de hemelvaart, omdat de figuur, simpel in zijn rode mantel en met het rode kruisvaantje, zo mooi in de ruimte van de gouden achtergrond is gezet en daardoor inderdaad een losheid en hemelsheid krijgt die het onderwerp ook vraagt.
Opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand des almachtigen Vaders, zo luidt het volledige zesde artikel. Van dit tweede stuk ervan heb ik reeds een afbeelding gegeven bij het eerste artikel. Het komt veel voor, maar dan vooral in verband met de kroning van Maria. Een extra stuk dogmatiek, waar ieder het zijne van mag denken, maar vallend buiten de twaalf artikelen.