| |
| |
| |
Kritieken
Eduard Hoornik
De man in de stad
Amsterdam - A.J.G. Strengholt's Uitg. Mij. N.V.
Een aantal opstellen die Hoornik als reportages schreef zijn hier gebundeld. Zij zijn die bundeling wel waard, want het is journalistiek van goed gehalte; rustig proza waarin de dichter Hoornik voortdurend op de achtergrond aanwezig blijft. Nieuwe visie op zijn dichterschap bieden deze reportages weliswaar niet, maar men heeft herhaaldelijk het gevoel dat een bepaald detail tot een gedicht had kunnen groeien.
C.V.
| |
Rogier van Aerde
Nooddorp
Utrecht - A.W. Bruna & Zoon.
Het nooddorp is een complex noodwoningen dat in de nabijheid van de stad is gebouwd en dat een pater als geestelijk en sociaal verzorger toegewezen krijgt. Hij is een zwoeger die met de diepste zorg voor zijn werk en de bewoners vervuld is; een krachtfiguur die nu en dan iets patserigs krijgt, maar afgezien van die enkele mistekeningen een figuur van formaat is geworden van wie je met liefde leest. Ook door de directe uitbeelding van de nood der bewoners, die in onze wereld leven, is deze roman beter geslaagd dan ‘Passie’. Al is deze pater vaak een door zijn werk zelf gedreven mens (en hoe menselijk is dit niet), op de achtergrond worden wij ook de tot dit werk dwingende liefde van Christus gewaar, die deze naar het verdierlijkte afglijdende mensen redden wil van hun geestelijke en materiële ondergang.
C.V.
| |
Rogier van Aerde
Passie
Amsterdam-Brussel - Elsevier.
Het schrijven van historische romans geeft moeilijkheden die aan een auteur zware eisen stellen. De locale kleur en het historische feit zuigen hem naar de illustratieve schildering en de peiling van de tijdsbeleving vervreemdt de getekende figuren van de lezer, waardoor deze eerder door 't vreemdsoortige geraakt wordt dan dat hij zich met een ander zelf geconfronteerd ziet.
Het schrijven van een bijbelse roman stelt nog zwaarder eisen. De bijbel confronteert ons met God. In ‘Passie’, dat het lijden en sterven en de opstanding van Jezus beschrijft, moesten wij met God in Christus geconfronteerd worden. Rogier van Aerde heeft weliswaar getracht in zijn roman Jezus als de Zoon van God te tekenen, maar hij heeft het niet gekund. Er is een voortdurende tweespalt tussen het menselijke en goddelijke in Jezus bij hem, dat niet tot een eenheid is kunnen worden. Daarom blijft Christus in zijn boek een schimmige figuur, die wel met piëteit is benaderd, maar niet geraakt. De auteur heeft wel getracht zich voor een overweldiging van Christus te behoeden, maar is er o.i. niet in geslaagd de overweldiging van de discipelen door Christus te doen zien. Christus raakt hier met zijn goddelijkheid de mens niet, maar schuift er langs, want ook de mensen in wie zijn goddelijkheid straalt, weerspiegelen die niet. De geloofsbeleving is niet dwingend overtuigend. Het boek is een illustratie bij het bijbelverhaal gebleven; de auteur heeft zich in zijn stof verdiept en geeft zijn lezers een cultuur-historisch verantwoorde tekening. Maar dit alles betreft de uitwendige kant van zijn werk.
C.V.
| |
Jaap Romijn
Minder dood dan levend
Utrecht - A.W. Bruna & Zoon.
Deze korte novellen hebben teveel de kramp der opzettelijkheid om te kunnen overtuigen. Het zijn werkstukjes, schrijfoefeningen in een bepaald genre, die niet de indruk van hun noodzake- | |
| |
lijkheid geven. Dat is te betreuren, want het genre dat hier beoefend wordt is een ruimer beoefening waard en Romijn heeft een goede schrijfvaardigheid.
C.V.
| |
Hetty van den Bergh
Een liedje van verlangen
Amsterdam - Quérido's Uitg. Mij.
In dit royaal uitgegeven boekje vertelt Hetty van den Bergh hoe haar kort na de oorlog, toen ze meer dan genoeg had van haar kantoor, haar kamertje-achter-met stookgat, telefonisch een baan in China aangeboden werd. Natuurlijk greep ze die kans op avontuur en hieraan dankt de lezer het relaas van haar vliegtocht naar en verblijf in Shanghai, in die tijd van improvisatie eigenlijk mannenwerk. Ze heeft zo haar eigen kijk op de dingen en geeft er een pittig verslag van, boeiend vanaf het bewuste telefoontje tot de gedwongen terugkeer.
Het citaat ‘O God, verlaat me - drukfout of grap? - Neerland niet’, blz. 64 had ik liever gemist, evenals enkele krachttermen. Wie zo'n puntige pen bezit als deze schrijfster, heeft ze trouwens niet nodig ook.
Fr.v.F.
| |
Crystal Leerdam Leerdam - N.V. Ned. Glasfabriek.
Voor de bizonder goed verzorgde catalogus, die de glasfabriek Leerdam het licht deed zien in 1953, schreef Prof. Dr J. Waterink, hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam het voorwoord. Prof. Waterink heeft het brandende probleem van de industriële vormgeving hierin psychologisch benaderd. Mijns inziens heeft hij in een zeer duidelijke uiteenzetting aangetoond hoe onhoudbaar de stelling is, die door hele volksmenigten gehuldigd wordt, dat het handwerk per se op een hoger plan staat dan het machinaal vervaardigde product.
Prof. Waterink constateert nl. dat de mens die een industrieel vervaardigd product mooi vindt er een psychologisch gebeuren op toepast en hij gaat voort: ‘Men zag de industrie als een vijand van het handwerk, de techniek als een bedreiging van de aesthetica en de onbewuste strevingen van de mens als permanente opposant tegen het logisch analyserend denken. Wie zegt: “psychologie van de industriële vormgeving” breekt echter plotseling door al deze tegenstellingen heen. Want feitelijk zegt hij dat hij een gebied betreedt, waar het technische en het aesthetische elkaar gevonden hebben, waar het onbewuste zieleleven van de kunstenaar niet in botsing komt met de logische analyse van de beoefenaar van de wetenschap, waar theorie en praktijk hand in hand gaan en waar de man van het ambacht de industrie verrijkt met mogelijkheden, die ver uitgaan boven de kansen die men in het algemeen aan het fabrieksproduct geeft.’
Het is natuurlijk ondoenlijk in dit klein bestek alle problemen te behandelen die Prof. Waterink aansnijdt. Hij heeft het o.a. over: De aesthetische beheersing van het industriële proces, De binding aan het object, over Het beleven van de schoonheid van het object, Het aspect van de ‘psyche’ van de tijd’ en Het aspect van ‘Het blijvende’.
Graag zag ik deze uitgave in de handen van velen, maar ook vooral in die van fabrikanten. De meesten van hen schijnen nog steeds niet te kunnen of willen inzien dat een door een kunstenaar verzorgd product, dat uiteindelijk zijn definitieve vorm moet krijgen door de samenwerking van de fabrikant, de verkoper, de techniker en de kunstenaar, het uiteindelijk wint, ook wat verkoopbaarheid betreft, van de rommel die in het algemeen op de markt wordt gebracht zogenaamd ingesteld op de smaak van het publiek, dat een eigen smaak allang heeft verloren
Een dergelijk standpunt dat getuigt van behoudzucht en gemakzucht, (onwetendheid is hier lang niet altijd in het spel) kan niet bij voortduring ongestraft worden ingenomen. Er bestaat
| |
| |
ook nog zo iets als export van ons land naar een ander land en import van andere landen naar ons land en als we dan zien dat landen als Zweden, Zwitserland, Denemarken, Finland en straks ook stellig Duitsland ons land een heel eind vooruit zijn voorzover het de aesthetische verzorging van het industrieel vervaardigde product betreft, dan hoop ik dat uiteindelijk ook velen van onze fabrikanten de ogen zullen opengaan.
Hier past dan ook een woord van grote waardering voor de glasfabriek ‘Leerdam’, waarvan de directie al jaren lang op de bres heeft gestaan voor het maken en het in de handel brengen van het goed verzorgde product. De afbeeldingen in de catalogus getuigen hiervan. De compositie van enkele fotopagina's had iets beter kunnen zijn.
C.A.
| |
S. van Hasselt
Dou de wereld nog mooi was
Groningen - Erven B. van der Kamp.
In de Zaterdag-editie van het Nieuwsblad van het Noorden verschenen van week tot week korte gedichtjes in Gronings dialect van de in de oorlogsjaren omgekomen hoofdonderwijzer Simon van Hasselt. Soms verdienden ze nauwelijks de naam gedichtjes en waren het niet meer dan rijmpjes. Maar menig Groninger wie het eigen dialect nader stond dan het voor hem moeilijke Nederlands, las ze met genoegen en vond er in tot uitdrukking gebracht, wat hij zelf onder woorden zou hebben willen brengen. Het is dan ook begrijpelijk dat de familie van de schrijver het aandurfde een bloemlezing uit het nagelaten werk uit te geven.
K. ter Laan schreef er een inleiding voor - een ter gedachtenis, waarvan de laatste zinnen, vertaald in Nederlands, luiden: Het is geen grote Kunst. Nee, dat is het inderdaad niet, maar daarvoor wordt het ook niet uitgegeven. Maar het spreekt ons toch aan in zijn ernst en zijn humor en we kunnen het zo goed begrijpen, omdat het is van één van ons. Het is een afscheid.
Bij deze typering en waardering sluiten we ons graag aan.
J.E.N.
| |
Rudolf Steinmetz
Zijne Kleine Majesteit
Amsterdam - A.J.G. Strengholt
De stofomslag vermeldt nadrukkelijk, dat dit een ‘oorspronkelijke’ roman is. Men moet aannemen dat het waar is, maar wat dan te zeggen van de volgende citaten:
‘Die ging er toen nog voor door, mijn onmeedogendheid aan den lijve te hebben ondervonden’ (pag. 38).
‘Tegen mij had hij gelijk, met eerst onomwonden het gevoel op te eisen, dat hij onbewust in mij verwekt had’ (pag. 43).
‘Met een allersnoezigst lachje liep hij een voor een de grote jongens af en trok hij al Erwins heimelijkste snoetjes tegen hen. Met een verstolen lonkje bedelde hij om hun lof, nadat hij een of ander nietig flauwiteitje had uitgehaald. Dat werd dan steeds lijmeriger en intiemer, tot in het eindeloze en tot iedereen krom lag of er van walgde: een hele pantomime’. (pag. 45).
En zo kan men met citeren aan de gang blijven. Het boek is zo slecht geschreven en wemelt in dusdanige mate van germanismen, dat het niet te lezen is.
Hier komt nog bij, dat de auteur een van de moeilijkste vormen koos voor het schrijven van zijn roman (?): de vrijwel zuivere dialoogvorm. Het boek schrijven was een vergissing, het uitgeven een nog veel grotere.
R-n.
| |
Jaap Moulijn
Op vier streken
Amsterdam - Uitg. v.h. C. de Boer.
Een niet onaardig ‘ontsnappingsverhaal’ over het schip Cassiopeia en vooral zijn tweede stuurman Jord Crammier, die het in de oorlog tot kapitein brengt.
Een boek als dit wil geen enkele
| |
| |
pretentie hebben. Dat is het prettige - het heeft ze inderdaad niet. Uit de ingrediënten, waarmee dit soort romans wordt bereid, heeft de schrijver er een aantal smakelijke - misschien is smeuïge nog beter op zijn plaats - gehaald; vandaar dat we te maken krijgen met een brok avontuur, een moot liefde, een portie toeval, een onwaarschijnlijk groot aantal zinvolle dromen, een kwal van een dominee (waar dan ook niets ‘Christen’lijks aan is), een met mate toegediende dosis van een zeer vaag geloof, en - een paar ongelofelijk goede moppen.
Karakterontwikkeling wordt niet gegeven, zwart-wit tekening zoveel te meer.
De schrijver is op zijn best tegen het eind van het boek, wanneer hij zo simpelweg het in convooi varen tekent. Maar - wanneer hij een ‘poging tot literatuur’ doet, grijnst het monster der ergste rhetorica om alle hoeken.
R-n.
| |
Gerard de Xivry
Woonhuis onzer Vreugde
Zaltbommel/Antwerpen - Van Tuyk
In dit boek - met een zeer fraaie stofomslag van Karel Thole - wordt ons de verpeten strijd getekend tussen broer en zuster Buys om een oud familiebezit: de bierbrouwerij. De broer staat onder invloed van zijn lichtzinnige vrouw, die niets voelt voor een oude brouwerij. De zuster, min of meer weer slachtoffer van haar vader, vecht en slaagt er tenslotte in de brouwerij niet alleen te behouden, maar haar een solide basis te geven.
De Vlaamse auteur is in vele situaties niet opgewassen tegen zijn figuren, die dan ook veelal niet tot leven komen. De zuster, Magdalena, daarentegen neemt wel gestalte aan. Ze is een levend mens en we lijden mee met de tragiek in dit vrouwenleven, dat zijn schoonste zin in het leven mist, moèt missen. Aardig is hier en daar de situatie-tekening en nu en dan worden we plotseling getroffen door scherpe typering van een bepaald milieu.
Is dit werk van een debutant? Enerzijds doet het zo aan, anderzijds vertoont het een zekere rijpheid.
Literatuur treft men in de roman niet aan, wel een eenvoudig verhaal voor eenvoudigen van geest: de ondeugd wordt gestraft en de deugd vindt haar beloning.
R-n.
| |
Josepha Mendels
Alles even gezond bij jou
Amsterdam - N.V. Arbeiderspers.
Josepha Mendels heeft eens letterlievend Nederland verrast met een klein meesterwerk: Rolien en Ralien. Daarna las ik van haar: Je wist het toch?, dat me weliswaar niet zo trof als Rolien en Ralien, maar dat toch een belangrijk boek was.
‘Alles even gezond bij jou’ is me tegengevallen. Wat in de beide andere boeken zeer zinvol was - de psycho-analytische werkmethode - is hier tot een maniertje geworden, waar ik nauwelijks in geloven kan.
Men zou een roman als deze experimenteel kunnen nomen: de meeste feiten betekenen iets anders of meer dan de lezer oppervlakkig verwacht of vermoedt. Steeds moet men tussen de regels doorlezen, en dat geeft iets vermoeiends. In ieder geval kan het dit geven, als het verhaal niet sterk genoeg is. Wat in Rolien en Ralien een bezielende factor was, werkt hier remmend.
Victor Dupuis, in Parijs wonend, gaat na de dood van zijn moeder een boek schrijven. Wanneer hij op een terras zit, merkt hij dat zijn voeten weggeveegd worden. (Lees: zonder zijn moeder heeft hij geen steun in het leven).
Voor zijn geboorte was hij het innigst met zijn moeder verbonden (al is de beschrijving van dit praenatale leven niet altijd even smakelijk, ze is toch wel interessant). Wanneer hij een- | |
| |
maal geboren is, zitten zijn voeten los (lees: wanneer de moederbinding niet meer volledig is, staat hij tamelijk stuurloos in het leven), en kunnen ze dus ook weggeveegd worden.
Aan het eind van de roman komen zijn voeten terug: hij is dus volkomen mens geworden.
Als roman vrijwel mislukt, heeft het boek als experiment iets te zeggen. Of eigenlijk heeft het veel te zeggen: alles is immers aanduiding van iets anders.
Josepha Mendels is ongetwijfeld een heel knap schrijfster. Wat bijvoorbeeld te zeggen over dit oude jasje, dat buiten hangt en ‘waar de vermoeidheid nog in zit’. Bijzonder geslaagd, juist door het grote talent van de schrijfster, is de Parijse sfeer. Wie dit boek gelezen heeft, zal tenminste het beroemde Ile de France anders betreden dan hij het tot voorheen gedaan heeft.
R-n.
| |
Max Dendermonde
De wereld gaat aan vlijt ten onder
Amsterdam - Amsterdamsche Boeken Courant Mij.
Het constateren van de zinloosheid van het menselijk bestaan - culminerend in een zekere walging van het leven - is het onmiskenbaar kenmerk van vele moderne romans. Dit boek van Dendermonde behoort wel niet rechtstreeks tot deze categorie, doch houdt er zeker verband mee.
In zijn knappe opstel over ‘Het hedendaags Amerikaans toekomstverhaal genaamd Science Fiction’ in ‘Vandaag’ II, onderscheidt Manuel van Loggem drie grote categorieën: nl.: het technisch toekomstverhaal, het psychologisch toekomstverhaal en het kolderverhaal. Het wil mij voorkomen dat ‘De wereld gaat aan vlijt ten onder’ tot de psychologische categorie behoort.
Al of niet geïnspireerd door de hausse in Science Fiction in de V.S. is het Dendermondes verdienste dat hij als Nederlands auteur een gooi deed naar een on-Hollands onderwerp en milieu, dat hij het verhaal bovendien niet in de toekomst doch in deze jaren laat spelen en zijn kracht niet heeft gezocht in de overtreffende technische foefjes, maar doelbewust heeft aangestuurd op het psychologisch verschijnsel van de zich technisch uitslovende moderne mens. Dendermonde heeft 't bovendien klaargespeeld een roman te schrijven en geen knappe reportage. Met dit verhaal van de bijna bezeten familie Pousekovsky appelleert de schrijver aan het geweten van zijn lezers. We hebben het allemaal zo druk. Niet alleen de geleerde, de ingenieur, maar ook de krantenman, ook de tijdschriftredacteur en de ouderling. Het ontbreekt ons aan tijd om werkelijk te leven. Ziedaar de kern van deze roman, waarin gelukkig de humor niet ontbreekt. Het is een humanistische visie op het bijbelwoord, dat vraagt wat het de mens baat de gehele wereld te winnen en schade te lijden aan zijn ziel.
P.J.R.
| |
Antoon Coolen
Genoveva van Brabant
Amsterdam - Wereldbibliotheek.
In de serie Wereldboogboekjes verscheen van de hand van Coolen een toneelbewerking van het schone verhaal uit de Middeleeuwen, het verhaal van Genoveva, die tijdens een kruistocht van haar man belaagd wordt door de burchtvoogd; door hem beschuldigd wordt van onkuisheid, wanneer zijn eigen boze, fatale opzet ten aanzien van haar niet slaagt, die, ter dood veroordeeld, aan het vonnis weet te ontsnappen; die na jaren van smartelijke eenzaamheid door haar gemaal aanvaard wordt, wanneer haar onschuld blijkt; en die ten slotte voor een nieuw leven staat, waarin voor schurken geen plaats meer is. De schurk Golo komt er trouwens, door voorspraak van Genoveva, nog best af.
Een dergelijk verhaal, zeer zinvol in de Middeleeuwen, loopt groot gevaar
| |
| |
een draak te worden in moderne bewerking, een dubbele draak als toneelspel, omdat het gegeven druipt van melodramatiek.
Coolen is aan alle melodramatiek ontkomen, omdat hij een man van goede smaak is. Er is een zeer leesbaar toneelspel ontstaan, hetgeen helaas een veroordeling inhoudt voor het toneel-spel. Er wordt te veel in gepraat en te weinig in gehandeld.
Coolen is een verteller, een geboren verteller van grote allure, maar hij is waarschijnlijk geen toneelschrijver, althans in dit stuk bewijst hij niet het te zijn.
R-n.
| |
Gera Kraan - van den Burg
Scheel heb ik je lief
Den Haag - J.N. Voorhoeve
Voor het eerst gaf Gera Kraan in dit verhaal nu eens een geheel vrije bewerking van allerlei gegevens welke zij vond in de brieven van de families Van der Bruggen en Singendonck. Dat ‘Brandende Harten’ nog altijd haar meest geslaagde historische roman is gebleven, zal zijn oorzaak wel vinden in het feit, dat haar voor dit boek een overstelpende hoeveelheid materiaal en een sterke dosis dramatiek ‘ten dienste’ stond. Moet zij het voor een deel van haar fantasie hebben, dan komt het verhaal niet genoeg uit de verf en krijgt het te weinig kleur. Zij is, als het er op aankomt, toch meer historica dan romancière. Dat blijkt ook uit dit boek, dat als roman minder is geslaagd dan als tijdsbeeld.
Niettemin geeft het een verrassend zuiver beeld van het protestants leven in ons goede land gedurende het midden der 19e eeuw. Het aardige is zeker, dat de schrijfster zowel de meer gegoeden als de kleine man met kennis van zaken in haar verhaal betrekt. Het verschil der ‘standen’ tekent zij scherp. Denk aan de speciale kerkdiensten voor de bedeelden - de koffie- en soepbriefjes voor de armen.
Het is echter jammer dat de schrijfster niet geheel en al ‘los’ komt. Zij wordt blijkbaar toch teveel geremd om zich vrij-uit te laten gaan. Niettemin gaf zij ook nu weer een boeiend tijdsbeeld voor wie heeft begrepen dat wij in onze kerkelijke glorie en misère nog met duizend banden zijn verbonden aan de tijd van onze overgrootouders.
P.J.R.
| |
J.J. Klant
De fiets
's-Gravenhage 1954 - Bert Bakker. Daamen's uitgeversmij. N.V. (Maatstafdeeltje nr. 10).
De onwezenlijke geschiedenis van een man die zijn fiets zoekt. Een aaneenschakeling van dwaasheid, die niettemin appelleert aan de gevoelens voor redelijkheid. De zoekende en door nachtelijk Amsterdam dolende hoofdpersoon, een goedaardige gek, blijft nl. in al zijn nachtmerries nog juist zo menselijk, zo spiegelbeeld van zijn medemensen, zij het dan een door een lachspiegel vertekend beeld, dat hij ons bezig blijft houden, hetzij door ons te ergeren, dan wel door onze vertedering op te wekken.
Een mengeling van surrealisme en kolder, die het goed doet. De stijl van de novelle is verzorgd, nu en dan zelfs verrassend. Voor hen die graag lezen om het lezen een aanbevelenswaardig boekje. Zij die er strenge opvattingen inzake literatuur op na houden, zullen het echter mogelijk een nihilistisch gevalletje vinden.
J.E.N.
| |
Harry Mulisch
De diamant
Amsterdam 1954 - De bezige Bij.
Mulisch is een knap auteur. Hij weet zelfs iets bijzonders goeds te schrijven, getuige zijn novelle ‘De dorpjeskijker’ in de bundel ‘Vandaag’ die enkele maanden geleden bij Bruna verscheen. In de roman ‘De diamant’ heeft hij zijn talent echter niet tot het uiterste uitgebuit, maar het integendeel misbruikt. In dit boek gooit hij steeds
| |
| |
weer zijn eigen glazen in. Dat hij koldert en doorslaat is hem niet kwalijk te nemen. Het is zijn goed recht een kolderroman te schrijven en dit genre heeft ontegenzeggelijk zijn aantrekkelijkheden. Maar kolder laat zich niet borduren op een stramien van religiositeit. Ze loopt dan uit in grofheid en banaliteit.
De diamant heeft dan ook slechts waarde als staalkaart van de mogelijkheden die voor Mulisch open liggen. Hij kan ongetwijfeld een meer dan middelmatige roman schrijven. Hij weet sfeer te scheppen, heeft een scherp oog voor de verdiepingen in de menselijke psyche en weet boeiend te vertellen. Gevoel voor humor kan men hem ook niet ontzeggen. Maar aan kiezen of delen is hij ditmaal niet toegekomen.
J.E.N.
| |
Wim Meewis
Geen scherzo voor de goden
Brussel z.j. - A. Manteau N.V.
Uit dit boek blijkt opnieuw, hoezeer de Vlamingen de Noord-Nederlandse prozaïsten voorbij zijn gestreefd. Het is met zorg en vaardigheid geschreven en net is niet alleen een gaaf werkstuk, maar ook aan de schoonheid in uitdrukkingswijze is de nodige aandacht besteed en zelfs meer dan dat; de taal van Meewis is uitgesproken mooi. Bovendien is zijn boek, bezien van psychologisch standpunt, een goed werkstuk. Het is een z.g. adolescentieroman, waarin de rijping en de voorlopige afsluiting der vorming van kind tot mens van een broer en zuster worden beschreven. Deze slot-fase der puberteit, bewogen als zij veelal is, verlokt licht tot het weergeven van allerlei aberraties. Meewis heeft zich door deze verlokking niet laten meeslepen maar heeft anderzijds de mogelijkheden die deze ontwikkelingsfase biedt niet ongebruikt gelaten; hij heeft ze benut tot de grens van het aesthetisch toelaatbare. Zo is het boek, ondanks het feit dat het een adolescentie-roman is, die nog wel in kunstenaarskringen speelt, verwonderlijk evenwichtig geworden.
De evenwichtigheid van de auteur is ook in ander opzicht verrassend. Keer op keer beweegt hij zich op de rand van het nog mogelijke, maar hij overschrijdt de grens zelden en doet hij dit al, dan toch nauwelijks. Enkele compositorische stunts, die ook voor een ervaren auteur waagstukjes betekenen, zijn tot een goed einde gebracht (dagboek-fragmenten, close ups). Behalve begaafdheid moet Meewis ook een dosis gedegen zelfdiscipline bezitten.
Het verhaal geeft de binding, aanvankelijk tussen broer en zuster, later tussen de broer en een iets oudere derde, de breuk tussen deze laatsten, de binding daarna tussen de zuster en de derde en tenslotte catastrofe en berouw. Aarzeling, het zoeken van toenadering en het afstoten, de overgave, dat alles is treffend weergegeven. Slechts de wijze waarop de ontknoping wordt voorbereid en voltrokken blijft beneden het algemeen peil van dit boek. Ook zal het door veel lezers min of meer als een teleurstelling worden gevoeld dat de religieuze aspecten volkomen ontbreken. Ondanks dat is ‘Geen Scherzo voor de Goden’ een zeer lezenswaardige roman.
J.E.N.
|
|