| |
| |
| |
Kritieken
Til Brugman
‘Kinderhand’
Amsterdam 1954 - De Beuk
Een goed geschreven novelle over een kind-mens dat zijn leven moet eindigen in een krankzinnigengesticht.
De sfeer der burgerlijke beslotenheid in het huis van broer en zuster is met eenvoudige middelen bereikt. Men verwachte hier geen geëxperimenteer. Het is (gewoon maar) knap geschreven proza. Maar dat het geval van Ome Jan nauwelijks ontroert wijst toch op een zeker tekort, zo niet literair dan toch menselijk. Voor mij zijn die twee in dit geval heel moeilijk te scheiden.
P.J.R.
| |
Raymond Brulez
André Terval
Amsterdam - E.M. Quirido
Nu Brulez zijn autobiografische romans ‘Mijn woningen’ heeft voltooid, verschijnt er in de Salamanderreeks een herdruk van zijn vermeende autobiografie, het verhaal van de puber André Terval, de jonge Vlaming die in het ‘verbasterde Brussel’ zijn geloof kwijtraakte.
In Het Vaderland heeft Brulez onlangs verteld dat hij dit boek reeds in 1919 voltooide en er eerst in 1930 een Belgische uitgever voor vond.
Het is frappant dat Brulez, wat zijn manier van schrijven betreft, zijn tijd ver vooruit is geweest. Ware het boek na 1945 voltooid, het zou geen slecht figuur gemaakt hebben. Het is verre van sentimenteel, het is bepaald openhartig op een moderne wijze en het heeft een sterk cerebrale inslag.
Dat deze herdruk ongeveer gelijktijdig op de boekenmarkt verschijnt met Marnix Gijsens ‘De Lange Nacht’ - eveneens een Vlaamse puberteitsroman - zal zeker geen opzet geweest zijn. Men ontkomt evenwel niet aan een vergelijking in dit geval. En dan frappeert het mij dat we, als we niet beter wisten, het boek van Gijsen het jaartal 1920 zouden geven en dat van Brulez 1954.
‘De Lange Nacht’ kenmerkt zich door een typische gevoeligheid en uitvoerigheid welke sterk doen denken aan de schrifturen omstreeks de twintiger jaren. Dat Brulez met zijn vormgeving zijn tijd ver vooruit is geweest constateerde ik reeds. Al met al een curieus geval. Het zou een artikel waard zijn. De oorzaak zal wel te zoeken zijn in het simpele feit, dat Brulez en Gijsen twee zeer uiteenlopende karakters zijn.
P.J.R.
| |
C. Baardman
Dokter, ik vertrouw u!
Zwolle - La Rivière & Voorhoeve
‘.... Ik heb dit boek gescheven in samenwerking met een bevriend arts. Samen met hem ben ik de practijk ingegaan. Zo ontstond het hele ware verhaal over het leven en de practijk van een huisarts. Alle verhaalde feiten en ziektegevallen zijn historisch. Zodoende geeft het boek een eerlijk tijdsbeeld.’
Dit is dan, wat de schrijver er van zegt. Dr P.J. van Amelsfoort bevestigt een en ander in een voorwoord. Het is buiten twijfel dat Baardman met dit boek een populaire roman geeft, die door een breed publiek graag gelezen zal worden. ‘Graag een doktersboek’, is de steeds weerkerende vraag in de leeswinkels en bibliotheken. En men heeft ze in soorten: de kiese, voorzichtige, de vrijmoedige, raadgevende, de opzienbarende en specialistische, de christelijke en de heidense, voor gehuwden en ongehuwden en - dit is het merkwaardige - meest vóór en over vrouwen. Wàt men er van opsteekt - het is me immer een mysterie geweest. Waarschijnlijk zijn ze het beste geklasseerd met: vrouwelijke ontspanningslectuur. Maar goed - ieder zijn meug. Dr Landgraaf, de ploete- | |
| |
rende dokter, die vertrouwd wordt, en met wie de schrijver dan ‘de practijk ingegaan’ is, heeft een nuttig, hoewel griezelig beroep. Apropos, hoe zit dat nou met het ambtsgeheim belangende die ‘historische gevallen’? En hoe moet ik me dat voorstellen: samen de practijk in? Het boek is vrij rijk aan slaapkamerdingen en zo. Er zijn gezellige gruwelijke moorden bij: een knaapje door een varken verslonden; een pasgeboren kind in een beerput. Geen onderwerpen voor een kerstboekje.... De dokter lijkt me ook zo lang van stof met zijn patiënten; hij disputeert zoveel. Al ben ik dan niet de practijk ingegaan, ik heb me een dokter altijd anders voorgesteld. - Een christelijk boek? Ach, waarom niet. Er wordt althans weer een vrome fielt ten tonele gebracht. Daar schijnt een christelijke roman vandaag niet buiten te kunnen, evenmin als de comedie zonder een badinage op kerk, predikant en Adamen-Eva. Maar dat deze man, Hazendonk, natuurlijk ‘promotor van vele verenigingen en de geestelijke vader van ontelbare dogma's’ (hoor!), na vergeefs getracht te hebben de dokter om te kopen tot abortus provocatus bij een door hem verleid
meisje, de spreekkamer verlaat met het Bijbelwoord: ‘De barmhartigheden der goddelozen zijn wreed’.... moge ik als ‘historisch feit’ nèt in twijfel trekken.
Joh.v.H.
| |
H. Sponsel
Fridtjof Nansen
Amsterdam - Wereldbibliotheek
Fridtjof Nansen, das Gewissen der Welt van Heinz Sponsel is zeer mooi vertaald door mevr. M.G. Binnendijk - Pauw. Omslagontwerp en band van Jim Brair zijn, in overeenstemming met de traditie van de uitgeefster, waardig, stijlvol. Het boek is gelukkig meer biografie dan roman geworden. Heel het wonderlijk-rijke leven van de man, wiens naam een begrip geworden is, gaat ons weer voorbij, als een grootse, aangrijpende film. 69 jaar. (1861-1930). Maar de beschrijver begint zijn boek met Nansens studietijd. Dan volgen zijn tochten met de Viking, de Fram, de vermaarde sleetocht naar de pool van 1895, zijn professoraat te Oslo, zijn staatkundige werkzaamheden, zijn gezantschappen in Londen en Washington, zijn hulpacties in Rusland en Griekenland, bekroond met de Nobelprijs ‘voor de vrede’. En tussen de bedrijven door zijn onderzoekingstochten naar Spitsbergen en Siberië in '12 en '13. Wat mij wederom bij het overlezen en overdenken van dit leven trof was de harmonie tussen zijn wetenschappelijke en staatkundige ambities. Het ‘zich in het onbekende wagen zonder de weg terug’. Het afbreken van bruggen achter zich om het onbekende te veroveren. De weg naar de sterren, bij wijze van spreken. Ook hij ervoer wel, dat aan de liefde voor het vaderland en eigen volk geen ontkomen was, maar.... ‘wij moeten een keten van broederschap smeden om de hele aarde’. O, niet door machts- maar door schoonheidsdrift! ‘Het moet toch kunnen lukken om ons tot de verenigde staten van de mensheid omhoog te werken.’ Zijn enige werkelijke politiek? Naastenliefde? - Maar hoor nu, wat zijn zoon, slachtoffer van de nazi in het concentratiekamp Mauthausen op 10 Oct. 1944 in zijn dagboek schreef: ‘Vandaag zou vader 83 jaar geworden zijn.... Ik zie ook de donkere wolken op zijn voorhoofd en de starre blik, die zich als het ware in de toekomst boorde - en hoe hij langzaam en
treurig het hoofd schudde....’
Joh.v.H.
| |
M. Apperloo
Marcus Ketsebol
Baarn - Bosch & Keuning N.V.
Marcus Groen blijft zijn hele leven met de achternaam Ketsebol opgescheept, omdat zijn vader die bijnaam had. Hij vindt werk in een zuivelfabriek, waar hij op zijn treiterende baas een moordaanslag pleegt. Terwijl hij zijn straftijd uitzit, trouwt het meisje,
| |
| |
waarop hij zijn zinnen gezet heeft, met een ander. Dit is voor hem de reden om een landloper te worden, venter langs de weg, en dit blijft hij. Het verhaal speelt zich voornamelijk in de noordwesthoek van Overijsel af. De schrijver bedient zich in de gesprekken van de streektaal en poogt die klankzuiver te spellen. (Mèèchien = machine, maar ook meisje; uut'sehèèld = uitgehaald; en zo voort.) De lezer moet even aan het phonetische woordbeeld wennen, maar het lijkt me voor schrijver en lezer een vermoeiende bezigheid. De noodzaak er van ontgaat me. Doordat de gesprekken zonder de gebruikelijke alinering weergegeven zijn, is de bladspiegel zeer dicht en zwaar geworden. Apperloo vertelt vlot, zijn taal is verzorgd, zijn stijl onderhoudend. Met de typering der mannelijke figuren is hij beter geslaagd dan met de tekening der vrouwen. Mijn bezwaren betreffen evenwel het verhaal in zijn voortgang. De gebeurtenissen zijn niet geschakeld, ze zijn aaneengeregen zonder bedachtzaamheid. En zeer dikwijls faalt de schrijver ook Marcus' belevenissen en avonturen aannemelijk te maken. Het incident met de pannekoeken in de hoed (pag. 117); het tumult bij de boer, bij wie hij weigert te bidden (blz. 123); de oplichterij van een pientere boerin; de vrijage van Wooltertien (p. 141-142); de tonelen met de agent (pag. 169), armmeester, en de daaropvolgende horloge-diefstal (p. 174) - al die gewilde bedenksels leiden maar tot mistekening van mensen. Een lezer met een vezel critische zin wil er niet aan. Wekt de aanvang van het boek goede verwachtingen, de voortgang moest mij wel teleurstellen.
Joh.v.H.
| |
Job Sytzen
Niet iedere soldaat sneuvelt
Leiden - A.W. Sijthoff's Uitg. Mij.
Een dergelijk boek over het leven van onze militairen in het na-oorlogse Indië was te verwachten. Stellig is het nadrukkelijker, rauwer en in elk opzicht bekwamer geschreven dan de overeenkomstige reportages, voor zover ik daarvan kennis kon nemen. Als letterkundige roman staat Sytzens werk beneden 't peil van ‘Het laatste uur’ (Alb. van der Hoogte), dat het rijksdrama-Indië uit de ervaringen van een rechtskundig ambtenaar beschreef. Naar strekking lopen beide boeken evenwijdig: de ontbindingsverschijnselen van een maatschappij, een samenleving, welke niet meer door enig staatkundig of moreel gezag wordt gericht. Sytzen heeft die ontbinding bijna lijfelijk ondergaan, innerlijk is hij er van ondersteboven. Met al zijn ogenschijnlijk cynisme is hij geen cynicus, integendeel, zijn hoofdpersoon (luitenant Besoyen) is een zeer gevoelig mens, voor een militair te idealistisch. De sterkste elementen van het boek zijn (althans naar mijn gevoelen) de realistische, onopgesmukte beschrijvingen van het soldatenwerk in de tropen. De zwakke passages vormen de z.g.n. morele conflicten en spanningen ten gevolge van de gezinsscheiding en de banale briefwisseling. Met de schrijver van het overbodige voorwoord, ds J.C. Koningsberger, kan ik het niet eens zijn, dat dit boek ‘aan velen duidelijk wil maken, hoe een mens, met nobele principes en idealen bezield, in momenten van innerlijke vertwijfeling en lichamelijke zwakheid geestelijk en moreel bezwijkt’. Indien de schrijver zich dit als oogmerk heeft gesteld, overtuigt zijn boek geenszins. Maar ik betwijfel dit op bepaalde gronden. De K., die als hoofd-veldprediker dicht bij onze soldaten in Indië na '45 heeft geleefd, kan weten (en wéét), dat de bron van het ‘moreel verval’ elders lag, namelijk in het groeiende bewustworden, als soldaten, als leger bedrogen en misbruikt te zijn! Dat de schrijver
dit gevoeld heeft, smartelijker dan de invaliditeit van zijn hoofdfiguur Besoyen, wordt u duidelijk met name op de voorlaatste bladzijde van zijn werk (p. 279), waar hij een vertegenwoordiger van de mi- | |
| |
nister van oorlog het woord geeft en met 'n ‘Leve de koningin! Hiep-hiep-hoera!’ de eretekenen voor ‘Orde en Vrede’ aan de mannen op de brancards laat uitreiken. En dat de auteur dit vermocht te doen zonder commentaar zijnerzijds, acht ik bijna zijn hóógste verdienste. Dat noem ik zelftucht..
Joh.v.H.
| |
David de Jong
De Glazen Wand
Amsterdam - Uitg. Contact
In dit boek tekent De Jong op psychologisch zeer knappe wijze de levensgang van een overgevoelige dichterlijke jongen, maar erfelijk belast, die door ‘een glazen wand’ van zijn medemensen gescheiden is. Toch wil hij deelnemen aan de gemeenschap, zoekt het in een ijl idealisme, dan weer in een platvloers één worden met de grote massa, doch hij blijft eenzaam. Ook als achtereenvolgens enkele vrouwen zich geheel opofferen om naast hem te staan. Het is een leven, dat ‘logischerwijze tot passiviteit, met als laatste daad de zelfmoord leidt.
Een knap, doch triest boek over het menselijk onvermogen.
Literair gezien een gedegen werk, al is de compositie ('t spelen van verleden en heden door elkaar) soms vermoeiend.
In 't bijzonder wil ik nog noemen de boeiende en rake typeringen van de geestesstromingen tussen twee wereldoorlogen. De volslagen onmacht van de rede, de kunst, het idealisme, de mensheidsgedachte (in de zin van de Duitse kunstenaarskringen in de twintiger jaren), wordt onbarmhartig aangetoond. Het is echter jammer, dat daartegenover geen enkel positief geluid gesteld wordt. Dat er verder een God zou kunnen zijn en een eeuwige persoonlijke bestemming van de mens, schijnt nooit in deze tobbende en zoekende en soms ook weer verzekerde figuren op te komen. De bijna volkomen negatie van de godsdienst en de vragen er over in elk mensenhart, acht ik een tekort.
‘Niettemin is ‘De Glazen Wand’ een boek van waarde om de geest van de Europese cultuur in onze tijd te leren verstaan.
K.K.
| |
Mary Noothoven van Goor
Vrome heidenen
Amsterdam - Uitg. Contact
Als de uitgever mijn clementie inroept, omdat een autrice 't métier nog niet volledig beheerst, ben ik al heel gauw bereid daar gevolg aan te geven. Ik houd wel van die boeken, die met een felle en soms naïeve bewogenheid geschreven zijn, terwijl er literair gezien nog wel wat aan ontbreekt. Zulke zijn mij liever dan de knappe werken, die door louter beheersing en raffinement artistiek gaaf, maar verder leeg en arm geworden zijn.
Ik begon-dus in een milde stemming te lezen. Doch jammer genoeg kon ik er niet in blijven. Dit boek is niet alleen wat het métier betreft onrijp, doch in alle opzichten. De figuren zijn geexalteerde wezens niet alleen, doch maken 'n zeer onwaarschijnlijke indruk. Vooral de hoofdfiguren irriteren je. Ik kan niet geloven in Jennifer, de danseres en nog minder in de niet uitgegroeide, door complexen verwrongen intellectueel en kunstenaar Frits Germeraad, die tenslotte de zelfmoord als consequentie van zijn leven ziet. Volgens een andere belangrijke figuur uit het boek, Herman, een vrijzinnige dominee, is Frits een geroepene geweest. Hij zegt dat o.a. in deze woorden tijdens een preek: ‘tenzij wij geroepen worden door die God, die wij als het wezenlijke deel van onszelf in ons ronddragen. Dat deel, dat begeert en haat, dat rücksichtslos egoïstisch is, maar dat de extase kent, de waarachtige innigheid en het erbarmensvolle offer, waarin de dood zich kleedt. Ik zeg, dat is de levende God. En heeft hij eenmaal in ons geroepen, dan is er geen ontkomen meer mogelijk, dan
| |
| |
volgen wij tot in de dood, tot door de dood heen, waar het niemandsland begint.’
Dus nogmaals: De heftige bewogenheid, waarmee dit boek geschreven is blijf ik in wezen sympathiek vinden, maar de figuren zou je door elkaar willen schudden om er normaal denkende, of in ieder geval levende mensen van te maken. Nu zijn het verbeeldingsproducten.
Het opgeschroefde en onechte komt ook in de stijl tot uiting.
K.K.
| |
Manuel van Loggem
Buiten zijn de mensen
Amsterdam - De Bezige Bij
Ik begrijp de titel van deze roman niet recht en ook het verhaal niet. Het gaat over een uit het lood geslagen zenuwarts, die, na het bombardement van zijn stad, de weg naar geregelde arbeid en de omgang met anderen niet kan vinden. Hij verlaat de puinhopen en komt via een kolenveld en een concentratiekamp na geruime tijd terug om arbeid en omgang opnieuw te proberen. Het zijn vooral drie vrouwen, die hem zover krijgen. Hij praat, leeft en slaapt bij alle drie - en trouwt met de laatste. Wat ze hem stuk voor stuk hebben gedaan om zich zijn plaats in de wereld bewust te doen worden.... ik zou het graag neerschrijven, maar ik heb het niet kunnen vinden. Ik weet alleen, dat het me past dit moderne kunstwerk te prijzen.... maar daar ben ik te dom voor: ik snap er geen sikkepit van. Bovendien - ik houd niet van die altijd bezeerde en apart levende en denkende mensen. Want ook al willen ze - ze kunnen niet terug: ze zitten te vol van zich zelf. Ook begrijp ik die vrouwen niet, die na een eerste aanraking of uit zich zelf hun kleren laten vallen - ik snap die wereld niet, al kan ik me indenken dat een oorlog vele waarden loos maakt. En omdat ik voor dit alles te dom bent en het niet kan vatten, begrijp ik weinig van dit boek.... dat zonder twijfel buitengewoon knap is en goed geschreven ook.
G.M.
| |
F.C. Terborgh
De Meester van de Laërtes
Amsterdam - Querido
De vier novellen onder bovenstaande titel verenigd verrassen om de ‘Europese’ wijze van schrijven. En daarom is Terborgh een opmerkelijk auteur in de rij der Hollandse literatoren.
De eerste drie verhalen las ik met grote waardering en soms met bewondering om de uitstekende stijl, de merkwaardige compositie, het vermogen om droom, gedachte en werkelijkheid dooreen te laten spelen, het rijpe vakmanschap.
Doch in het vierde kreeg ik zo veel herinneringen aan Rilke en Kafka te verwerken, dat het onverteerbaar werd. Daarna terugziende op de andere verhalen bleek het, dat er nog al wat invloeden duidelijk aan te wijzen zijn. En dit deed aan de aanvankelijke verrassing afbreuk.
K.K.
| |
Boris Simon
De voddenrapers van Emmaüs
Utrecht - De Fontein
Een zeer sympathiek werk over Abbé Pierre, die prachtig werk verrichtte voor de Parijse daklozen en wiens naam later zeer bekend werd door het hartstochtelijk appèl op de Franse regering om meer woningen te bouwen, toen een kindje van de kou stief in het karkas van een oude autobus.
Dit boek vertelt van een ontstellende nood, doch ook van een waarachtige christelijke bewogenheid en verdient daarom alle aandacht. 't Geloof van de pater in God en daarom ook in Zijn schepsel, de mens (zonder de realiteit uit het oog te verliezen) is opbeurend en moedgevend. Ook de geest van de hier beschreven werkgemeenschap.
Een groot boek is het intussen niet geworden. 't Is meer een goede, bewogen en vlotte reportage dan een echt
| |
| |
kunstwerk. 't Heeft daarvoor te weinig allure, zoals sommige boeken over de Franse sociale toestanden wel hebben. Doch sympathiek blijft het ons en wij wensen het veel lezers toe ook in de Protestantse kring.
Een vertaler werd niet genoemd.
K.K.
| |
Marcel Matthijs
Spiegel van Leven en dood
Rotterdam - Nijgh & Van Ditmar
Twee grote novellen: ‘Laten wij bidden’ en ‘De Paardendief’, worden onder de titel ‘Spiegel van leven en dood’ samengevat.
Deze verhalen treffen om de eenvoudige, eerlijke en mannelijke levenshouding in de strijd tussen goed en kwaad, ook al is het verhaal soms geforceerd.
Zonder psychologisch geredeneer en zonder slap gemoraliseer wordt gegaan tot de diepten van het mensenhart. De verhalen zijn niettemin psychologisch zeer raak.
De mens in zijn openlijke en verborgen daden, in zijn deugden en driften, komt voor ons te staan. En niet alleen voor ons, hij wordt ook tegenover God geplaatst, ontdaan van alle luister.
Het zijn Vlaamse verhalen met hun eigenaardigheden in stijl en sfeer, er is een Roomse mentaliteit, de taal is niet altijd gekuist, doch de auteurs van Protestantse streekverhalen (en zij niet alleen) doen goed kennis te nemen van dit boek.
Het zet een grote Vlaamse traditie voort, doch het is tevens moderner directer en bewogener, waaruit blijkt, dat er na 't naturalisme van Streuvels en de levensverheerlijking, haast pantheïsme, van Timmermans nog wel iets gebeurd is in Europa, dat ook de schrijver van echt Vlaamse verhalen niet onberoerd heeft gelaten. Tevens, dat ook een traditie voort te zetten en te vernieuwen is zonder sentimentele concessies of would-be modern vertoon.
K.K.
|
|