| |
| |
| |
Kritieken
Graham Greene
De paradox van het Christendom
Voorhout, Foreholte - Antwerpen Uitg. 't Groeit.
In zijn voorwoord merkt Anton van Duinkerken met betrekking tot dit boekje van Greene, dat kan worden beschouwd als een voorlopige verantwoording, op: ‘Hij - Greene - is niet helemaal op zijn plaats in zijn betogend proza. Hij hoort ergens thuis, waar intelligentie niet helpt. Hij is daar echter nog niet aangekomen. Om deze reden maakt hij de indruk van iemand, die zich tijdelijk behelpt met stijlmiddelen van de twintigste eeuw, niet voor zijn gemak, zelfs niet voor het onze, maar omdat de taal van de eeuwigheid voor hem en ons nog te simpel en te subtiel is.’
Maar gaat het niet allen zo? Of is er wellicht ergens in Brabant of in Drente, op Groenland of in China, in Meppel of in de negerwijken van St. Louis nog een oude priester of dominee, die aan de mensen zo de boodschap van God kan vertellen, dat ook de kleine kinderen luisteren met grote ogen?
Niettemin zijn deze beschouwingen van Greene - sommige zijn brieven, andere dragen een bij uitstek apologetisch karakter - zeer lezenswaard. Uit het hiervoor opgemerkte moet dan ook niet de conclusie worden getrokken, dat Greene in zijn betogen dor of moeilijk te volgen zou zijn. Het is, in tegendeel, verwonderlijk, hoe direct hij dikwijls is. In het bijzonder zijn mededelingen over eigen werk zijn verhelderend. Figuren als de whisky-priest uit ‘The power and the glory’ en Scobye uit ‘The heart of the matter’, die nu reeds als klassiek kunnen worden beschouwd, worden in dit werkje weer eens scherp belicht, waardoor we hen nog beter begrijpen.
Voor hen die niet alleen in het werk, maar daarnaast in de persoon van Greene belang stellen, is het ook goed om te weten, hoe hij, behalve door Mauriac, is beïnvloed door de in protestantse kringen weinig bekende 19e eeuwse kardinaal Newman.
Al met al biedt deze bundel beschouwingen veel belangwekkends.
J.E.N.
| |
Willem Enzinck
Mount Everest, Roman van een expeditie
Den Haag, z.j. - Uitg. Servire.
De expeditie, waarvan in de titel sprake is, is die van 1924 onder leiding van George Leigh Mallory, waarbij deze grote bergbeklimmer, alsook de student Irvine, welke beide mannen zich tot de laatste krachtsinspanning aangegord hadden, niet ver van het doel de dood vonden. Een op feiten gebaseerde roman dus, en een echte mannen-roman. Het is wel een van de moeilijkste taken, die een romanschrijver op zich kan nemen en ik kan me niet voorstellen, dat iemand daarin beter zou hebben kunnen slagen dan Enzinck hier heeft gedaan. Hij heeft de documenten zorgvuldig bestudeerd en, het boek in Zwitserland schrijvende, zich zoveel mogelijk met het leven in de bergen vereenzelvigd. De omstandigheden, waaronder het drama zich voltrokken heeft zijn met suggestieve kracht geschilderd. De zorgvuldigheid, waarmee alle gebeurtenissen in scène zijn gezet, is zeer te loven. Op ieder punt van de tocht heeft de schrijver zich de situatie diep ingedacht. In de psychologie van de figuren is de auteur niet te ver gegaan; zijn studie van de feiten heeft hem ervan weerhouden er op los te fantaseren. Het zou trouwens met de aard van het onderwerp in strijd zijn geweest, hier met kitschige romantiek te gaan werken. Zonder nu het boek, met de uitgever, een ‘epos van grote dichterlijke kracht’ te willen noemen (waarom altijd die overdrijving? ze lijkt me ook uit zakelijk oogpunt niet ver- | |
| |
standing), vind ik het een respectabel werkstuk, een boek dat warme aanbeveling verdient en dat ook voor jongelui met fantasie en zin voor het zinrijke avontuur buitengewoon aantrekkelijk moet zijn.
C.R.
| |
S. Carmiggelt
Vergeet het maar
Amsterdam - N.V. Arbeiderspers.
Het na-oorlogse zwak van een breed publiek voor alsmaar leuke lectuur kan ik, helaas misschien!, niet erg delen. Van links en rechts staart in de kranten, naast minder leuks, de leukigheid je aan en dikwijls is het zo zouteloos, dat je er alleen maar de schouders over op kunt halen.
Carmiggelt, die al lang in leuks handelde, maakt een gunstige uitzondering, voor mij althans, op deze regel. Al zijn in ‘Vergeet het maar’ ook af en toe wel erg gezochte ‘stukkies’, daarnaast bevat het boekje er ettelijke vol kostelijke humor, en voor één gevalletje als het verhaal over de asemmer, of een term als (van klessen gesproken) ‘het zou me niet verbazen als er ineens een lange, blauwe serpentine uit mijn mond kwam’, geef ik heel wat andere producten van geestigaards cadeau.
Lees het kleine boekje, vergeet het maar, maar vergeet niet, dat wat humor betreft, Carmiggelt wat kàn.
L. van E.
| |
S. Greup-Roldanus
De humeuren in de straat der weduwen
Amsterdam - N.V. Arbeiderspers
Deze weduwen - de rijke, hooghartige douairière, drie gefortuneerde juffers, de pittige speldewerkster met niets dan haar nijvere handen en haar onwettig jong, wonen toevallig naast elkaar in het Middelburg van omstreeks 1720. Levendig, vaak geestig, steeds met een woordkeus die uitstekend bij het onderwerp past, worden, behalve de humeuren, ook het gezin, de achtergrond, het dagelijks leven van deze vrouwen beschreven. Op prettige wijze benut mevrouw Greup haar uitgebreide kennis van die tijd; de lezer zíet de nachtwacht door de smalle straat lopen en ruikt de geuren van het Oostindische Huis.
Goed gevonden is het, de weduwen telkens weer onder gelijksoortige omstandigheden te observeren: hierdoor komt het karakterverschil des te scherper uit. De totale onkerkelijkheid van deze straat lijkt me niet geheel juist: een kerkgang was in het begin van de 18e eeuw stellig nog ‘du ton’, om met de douairière te spreken.
Een beschaafd, boeiend boek, waarin een brok verleden herleeft.
Fr. v. F.
| |
B. Nijenhuis:
Laatste wagon
Kampen, z.j. - J.H. Kok N.V.
Bestaat er een persoonlijk God, die de levensloop van alle menselijke individuen van ogenblik tot ogenblik bepaalt? Deze vraag stelt Nijenhuis aan de orde in zijn nieuwe roman ‘Laatste wagon’. Het is een vraag, waarover duizenden boeken zijn volgeschreven, een thema, waardoor menig klassiek schrijver is geïnspireerd, een probleem, dat in het laatste decennium misschien actueler is dan ooit. Dat Nijenhuis het waagde, juist dit onderwerp aan te snijden, getuigt van grote moed. Een moed, die overigens rijk is beloond, want we kunnen niet anders dan hem dankbaar zijn voor zijn laatste boek. Niet alleen om het onderwerp dat hij heeft aangedurfd, maar ook om de wijze waarop hij dit onderwerp heeft aangepakt. Hij verloor zich niet in slepende beschouwingen en moeilijk te verteren dialogen, maar schreef in de eerste plaats een verhaal dat leeft en hij deed dat met vaart, zo dat van het begin tot het einde de spanning om het lot van de hoofdpersoon de lezer gevangen houdt.
Een tweede eigenschap van dit boek is, dat de hoofdpersoon op een bijna speelse manier wordt uitgebeeld en
| |
| |
toch zo dat we haar aanvaarden, haar ondanks alle capricio's van Nijenhuis acceptabel achten. Dit effect bereikt de auteur echter minder door zijn speelsheid, dan wel door ons enkele meesterstukjes van beschrijvingskunst voor te zetten, zoals ze in onze huidige Nederlandse letterkunde betrekkelijk schaars zijn. Het hoogtepunt vormt wel de weergave van de vlucht in de mist, in de hoofdstukken 16 en 17 van het boek. Voor sommige passages uit deze hoofdstukken is moeilijk een adjectief te vinden om de verdiende bewondering uit te drukken. Nijenhuis greep in deze fragmenten van waarlijk grootse conceptie ver uit boven het niveau van de overige delen van zijn werk, een niveau dat toch ook zeer goed is.
Het is niet makkelijk, te voorspellen, in welke richting deze auteur zich verder zal ontwikkelen. Voor de beoordeling van dit boek is het overigens ook niet van belang. Toch prikkelt ‘Laatste wagon’ de nieuwsgierigheid. Zal N. een gevierd auteur van spannende verhalen met een humoristische inslag worden, die schrijft voor een groot publiek? Daarvoor bezit hij stellig het nodige talent. En wanneer hij meent deze weg op te moeten gaan, zal niemand hem daarvan een verwijt kunnen maken. Hij hoeft geest en het uitbuiten van die - overigens eer verworven dan aangeboren - karaktertrek van oorspronkelijke geestigheid is zijn goed recht. Maar N. bezit meer dan een gevoel voor oorspronkelijke humor. Zijn psychologisch inzicht is in de beste delen van dit boek nu al zo fascinerend, dat het evenzeer mogelijk is dat hij zich ontpopt als een auteur van zogenaamde psychologische romans van zeer hoog gehalte.
‘Laatste wagon’ maakt echter duidelijk, dat de schrijver zal moeten kiezen. Dit boek, dat we zowel om het een als het ander kunnen waarderen, heeft toch geleden onder de dooreenvlechting van een soort van humor en een soort van ernst die zich niet met elkaar verdragen. Verschillende nevenfiguren bleven te clownesk om indruk te kunnen maken en dit wordt niet geheel goed gemaakt door de aangrijpende uitbeelding van Tampy, de hoofdfiguur.
Niettemin is deze roman een felicitatie waard!
J.E.N.
| |
Marja Roc
De toverspiegel
Den Haag - H.P. Leopold N.V.
De geschiedenis van het geslacht Borrowdale, zoals die in ‘Spiegel en portret’ zo boeiend werd verteld, vindt in deze nieuwe roman van Marja Roc haar twintigste-eeuwse afsluiting. Afstammend van een Middeleeuwse handwerksman waren de Borrowdales tot rijke edellieden opgeklommen, maar in de negentiende eeuw kwam de neergang en verarming; een schuldenmakende jongere zoon werd naar Zuid-Afrika gestuurd. Een afstammeling van die verstotene is nu de hoofdpersoon; omdat deze verre Zuidafrikaanse verwant schatrijk en ongehuwd blijkt te zijn ontvangt de hoogadelijke Engelse familie hem met open armen en de hertog en de graaf wedijveren in het opdringen van dochters. Ditmaal dus niet een zich over eeuwen uitstrekkend overzicht van de Engelse historie, op knappe wijze in romanvorm verwerkt. De schrijfster heeft echter weer iets anders te bieden: haar ironische visie op Engeland, de Engelsen en de Engelse verhoudingen van tegenwoordig. En ook die blijkt zeer geniet-baar te zijn.
J.M.Vr.
| |
Johan W. Schotman
De moeilijke vertaalkunst
Leiden - Nederlandsche Uitgeversmaatschappij N.V.
Er wordt in Nederland veel vertaald, maar vakliteratuur voor vertalers bestaat er zo goed als niet en het is wel zeer te betreuren, dat de uitgave van het tijdschrift ‘Vertalen’ gestaakt moet worden. Voor degenen, die zich serieus met vertalen bezig houden en dus de door Johan Schotman vaak geciteerde
| |
| |
beginselleer van Dr Weynen en de bestaande jaargangen van ‘Vertalen’ hebben doorgewerkt bevat dit kleine werkje van de vroegere voorzitter van de Veren. Nederlandsche Vertalingen niet zo heel veel nieuws; zij zullen het echter toch niet willen missen, mede om de goedgekozen en op instructieve wijze besproken voorbeelden van geode en slechte vertalingen. Voor vele anderen kan het een waarschuwing zijn.
J.M.Vr.
| |
Carel Voorhoeven
Legenden van Hollands kust
Delft - W. Gaade N.V.
‘Hoewel ze geen van alle “historische waarde” bezitten, toch vormen deze legendarische verhalen een eigenaardige Geschiedenis des Vaderlands,’ merkt de verzamelaar in zijn inleiding terecht op. ‘Misschien geven ze een beter en dieper beeld van de vervlogen tijden, van de geest dier tijden vooral, dan de feiten ons meegedeeld in geschiedenisboeken.’ Carel Voorhoeven heeft het lezen van de kust-legenden als ‘geschiedenis’ gemakkelijk gemaakt door ze in chronologische volgorde op te nemen. Over de herkomst der verhalen onthoudt hij zijn lezers de noodzakelijke inlichtingen niet. En verder heeft hij met piëteit aan de stilering gewerkt: deze is wel zeer gelukkig te noemen. Hetzelfde kan trouwens gezegd worden van de illustraties van Jan Brusse en van de typografische verzorging door Roger van Oss.
J.M.Vr.
| |
Jan H. Eekhout
Vlucht naar de Vijand
Bussum - Paul Brand N.V. 1954.
Jan Eekhout is een der weinige protestantse auteurs geweest die in de oorlog fout waren. Eigenlijk heb ik nimmer kunnen geloven dat hij een échte N.S.B.-er was. Van Duinkerken heeft er echter geen doekjes om gewonden in zijn inleiding.
Ik heb met Eekhout gecorrespondeerd sinds zijn medewerking aan het maandblad Kentering, waarvan ik in de twintiger jaren redacteur was. Zijn poëzie leek mij altijd van hoger waardij dan zijn ietwat gekunsteld proza. Hij was en is nog altijd voor mij het type van een literaat die van en voor de kunst leeft en met de maatschappij niet goed weg weet. Hij zal zich waarschijnlijk wel miskend hebben gevoeld. Als dergelijke kunstenaars aan politiek gaan doen gaat er meestal iets mis. Dat is hier wel gebleken. Door anderen en door zichzelf misleid is Eekhout op het verkeerde spoor gekomen.
Dat hij door zijn fouten veel geleden heeft, willen wij, ook zonder dit boek, wel geloven. Ik geloof ook dat zijn berouw oprecht is.
Het is alleen maar jammer dat hij gemeend heeft deze biecht in de derde persoon te moeten schrijven, waarbij de plaatsen van handeling en de personen als fictief moeten worden bechouwd, al vermeldt de schrijver, wel wat naïef, dat de hoofdpersoon gemakkelijk te herkennen zal zijn.
Deze tweeslachtigheid smaakt mij niet. Indien ooit de ik-vorm gewenst of zelfs noodzakelijk was voor een boek dat als een biecht bedoeld is, dan zou dat hier het geval zijn. Een biecht in de eerste persoon geschreven, zonder enige terughouding, zonder sentimentaliteit en zonder romantische verdichting zou dit boek hebben kunnen redden als literair kunstwerk. Zoals het nu voor ons ligt is het een slap geval, waarvan ons alleen de documentaire waarde interesseert voor zover het de belevenissen der na dolle Dinsdag gevluchte N.S.B.-ers en Vlamingen betreft, die ergens in een kleine Duitse stad bij elkaar hokten in angst en vreze.
Het spijt mij dat ik niet gunstiger kan oordelen over dit boek als literair product. Wij reiken Jan H. Eekhout als mens de hand der verzoening. Laten we hopen dat, nu hij deze misère van zich af heeft geschreven,
| |
| |
er een schone nabloei van zijn talent als dichter en prozaïst moge volgen.
P.J.R.
| |
Wim Kan
Corry en ik
Amsterdam - De Bezige Bij
Clara Eggink en Guus Söteman
Het Weekend Boek
Haarlem - H.D. Tjeenk Willink en Zoon N.V.
Clare Lennart, Jaap Romijn en Jacoba van Velde
Liefdesverhalen uit de Wereldliteratuur
Utrecht - A.W. Bruna en Zoon
Als vacantielectuur is het eerste van deze drie uitgaven bijzonder aanbevelenswaardig, want de memoires van Wim Kan en Corry Vonk zijn allerplezierigst geschreven. De minnaar van hun ‘kleinkunst’ vliegt er terecht op af. Jammer dat dergelijke boekjes in ons land zo weinig worden geschreven. Voor wie op de een of andere wijze betrokken is bij het ‘vak’ is het goed te lezen dat het ook voor succesvolle acteurs hard werken is om op peil te blijven. En dat dit zeker het geval is bij mensen die humor brengen. Het gevaar van het verdrinken in de kolder ligt hier verraderlijk bij de hand.
Ook het Weekendboek dat Clara Eggink en Guus Söteman met zoveel smaak hebben samengesteld is uitstekende vacantielectuur. Het boek ziet er wat schools uit, doch het is gelukkig niet alleen maar ingesteld op wat vlakke verstrooiing. Alleen reeds het gedicht van Jan van Nijlen ‘Bericht aan de reizigers’ maakt het tot een bezit. De redactie heeft zich niet laten verleiden beneden haar stand te werken. Hier dus een weekendboek dat ook veel biedt voor meer gevorderde lezers.
Of er in uw koffer plaats zal zijn voor het omvangrijke boek ‘Liefdesverhalen uit de Wereldliteratuur’ weet ik niet. Het boek is even licht van toon als het (materieel bekeken) zwaar op de hand is. Drie handzame deeltjes zouden mij liever geweest zijn.
Als gevolg van de slechte gewoonte een ingenaaid exemplaar ter recensie te zenden (is er een vervelender werk te bedenken dan het opensnijden van een dergelijk omvangrijk werk?) heb ik nog niet alles gelezen. Maar ik geloof niet dat ik er naast ben als ik beweer dat het verhaal La Buca Dl San Satiro van A.H. Nijhoff kan wedijveren met het beste der buitenlandse auteurs in deze bundel. Vaart, raffinement, sfeer, noem maar op. Dat is schrijven.
De bundel munt uit door zeer grote verscheidenheid. We vinden er Katherine Mansfield, Pirandello, Faulkner, Colette, maar ook Tsechov en Poe.
P.J.R.
| |
Vandaag
Utrecht - Bruna
In navolging van de Amerikaanse uitgaven ‘New world writing’ waarvan tot nu toe vijf bandjes zijn verschenen, en ‘Discovery’ dat op twee deeltjes kan bogen, is bij Bruna in Utrecht, onder redactie van Jaap Romijn, in een pocketbook uitgave een bundel nieuw werk van Nederlandse en Vlaamse schrijvers verschenen. Het karakter van dergelijke bundels wordt bepaald door de aard van het opgenomen werk, nl., dat dit zich minder leent voor publicatie in tijdschriften of op andere gebruikelijke wijze, omdat het wellicht slechts door een beperkt publiek wordt gewaardeerd, doordat het een niet-alledaags, soms een experimenteel karakter draagt. De bedoeling met ‘Vandaag’ zou men kunnen noemen het verschaffen van een podium aan de - deels jongere - auteurs die, om welke reden dan ook, verdienen onder een groter publiek te worden gebracht dan de bestaande publicatie-middelen mogelijk maken.
Bij alle kritiek die men kan hebben op de aard, ook op de kwaliteit, van sommige bijdragen, kan men toch niet anders dan deze poging toejuichen. Het is voor de ontwikkeling van de
| |
| |
smaak, zowel die van schrijvers als van lezers, van onschatbaar belang dat ze worden geconfronteerd met de resultaten van de nieuwste proeven van literatuur. Het is moeilijk te schatten, welk een invloed er uit gaat van boekjes als deze. Hoe groot is niet de betekenis geweest, ook voor de Nederlandse letterkunde, van een uitgave als ‘The pinguin new writing’. Het pocketbook heeft zich nu eenmaal, en men kan het slechts toejuichen, een plaats veroverd, die voor de literaire tijdschriften tot nu toe onbereikbaar is gebleken.
De bijdragen in ‘Vandaag’ staan op heel verschillend niveau. Sommige daarvan zijn aangename verrassingen, andere daarentegen hadden gevoegelijk ongepubliceerd kunnen blijven. Voor een beoordeling van de afzonderlijke verhalen, gedichten, essays, enz. is, al was het maar om het aantal, hier geen mogelijkheid. Dit is echter ook niet nodig, nu de lage prijs van het boekje (300 pagina's) wel voor niemand een bezwaar zal zijn om het zelf te kopen en te lezen. Bij al wat men er in moge verwerpen blijft er zoveel, dat te waarderen valt, dat aanschaffen stellig gerechtvaardigd is.
Voor één essay, nl. dat van Buddingh, over de avantgardisten in de poëzie, maak ik een uitzondering door het uitdrukkelijk te noemen. Het is een in rustige trant geschreven verhandeling over het experimentalisme, die voor velen verhelderend kan werken.
Het is te hopen, dat ‘Vandaag’ een even groot succes wordt als de Amerikaanse tijdspiegels, zodat het een vervolguitgave zal kunnen worden.
J.E.N.
N.B. Enkele uitlatingen van Meulenbelt in een aan 't slot opgenomen brief aan de redacteur, neme men voor wat zij zijn: een etalage van wanbegrip en ressentiment van iemand, wiens pen zo vlot is, dat zijn hersens die niet bij kunnen houden.
N.
| |
E. Breton de Nijs
Vergeelde portretten uit een Indisch familiealbum
Amsterdam - Querido.
Een prachtig uitgevoerde kroniek over een zogenaamd Indo-Europees familiegeslacht. Het verkwikkende element er van is voor een letterlievend mens, dat men hier de verbondenheid ervaart van schrijver-en-onderwerp. Hier valt de afstand weg, de soms zo hinderlijke afstand tussen kunstenaar en onderwerp. Deze kroniek is allesbehalve gaaf, integendeel, ze mist de natuurlijke geleidelijkheid in tal van opzichten, in chronologisch opzicht vooral. Ze is daardoor voor menig lezer verwarrend en moeilijk bij te houden. Maar - en dit is het boeiende element er van - ze is zo door-en-door persoonlijk en liefdevol ten opzichte van de mensen, i.e. de leden der typisch Oostindische familie. En het is daardoor geworden een belangrijk boek in het genre onzer Nederlands-Indische literatuur. De eerbied van de auteur voor zijn onderwerp, de behandeling der taalmiddelen, de kennis van en het gevoel voor sfeer en detail maken te zamen deze romance van ‘vergeelde portretten’ tot een literaire verschijning, apart en aantrekkelijk. Een verklarende woordenlijst helpt de Nederlandse lezer over enige taalmoeilijkheden heen.
v. H.
| |
Joh. C.P. Alberts
Belijdenissen (1953) Oud en Nieuw (1953-1954)
Den Haag - ‘De Waterman’
Uit deze beide bundeltjes komt men te weten, dat Alberts een miskende dichter is, die buiten, en volgens sommigen misschien wel boven, de officiële letterkunde staat. Hij is een vrijbuiter, een dwarskop, een nonconformist, te vol van innerlijke conflicten om anders dan dagboeken en verzen te schrijven. De criticus, die dit geval onder de ogen krijgt, doet wijs zich aan de verzen te houden en te zien
| |
| |
wat die waard zijn. De totaal-indruk die hij opdoet is, dat het talent van de nu zestigjarige dichter door gebrek aan zelftucht tot een productie van ongelijke waarde heeft geleid, en als de criticus diepzinnig wil worden kan hij in verband hiermee wijzen op de religieuze grondhouding van de dichter, die zich laat slingeren van goed naar kwaad en omgekeerd en die in het klein een Bilderdijk is, ogenschijnlijk zonder de genade die Bilderdijk beleed. Dit niet willen of kunnen kiezen, inzake maatschappij, religie, huwelijk, sexualiteit, lijkt de lezer (die de mens Alberts niet kent en moet afgaan op wat hij aan drukletters onder de ogen krijgt), de tragiek van dit dichterleven. De centrale fout lijkt mij, dat de dichter de synthese zoekt van goed en kwaad en dus komt tot de voorstelling van een God die beide is. Als ik in die bundeltjes blader sla ik maar veel aanstotelijks over, en herlees dan maar liever zulke regels, die op een afstand (een behoorlijke afstand) aan Verlaine herinneren, zoals b.v. dit fragment:
Ik zag mijzelve knielen, los van mij,
en tot U bidden - en ik bleef maar stil.
Dat ben ik zelf, die voor U knielen wil
En dat wat toeziet is alhaast voorbij.
C.R.
| |
M. Mok
Storm uit het Oosten
Amsterdam en Antwerpen - Contact
Dit lange gedicht van Mok is, alweer enige jaren geleden, in regeringsopdracht geschreven en behandelt de nazi-woede tegen de Nederlandse Joden. Het begint met het oproepen van een zielebeeld van Amsterdam, wijdt dan een dichterlijk hoofdstuk aan Israël in Nederland, om zo te komen op De nieuwe Tijd en de eigenlijke kern van het gedicht: De storm. Een epiloog besluit het werk. De dichter heeft hier hoog gegrepen, hoog moeten rijpen en als men erbij bedenkt dat het een min of meer opgelegde taak was, moet men erkennen, dat het resultaat zeker geen mislukking is. Het is een ernstige greep naar de hoge literatuur en wat hierbij zo sympathiek aandoet, is dat Mok ook hier weer een poging doet te breken met de kortademige ik-lyriek, die de Nederlandse poëzie in traditionele of experimentele vorm nog zo veelszins in haar ban houdt. Want op dit punt hebben de experimentelen geen vernieuwing gebracht, integendeel. Er staan ook talrijke prachtige passages in, vooral in het hoofdstuk Israël in Nederland, laat ik alleen de vier regels overschrijven die over Spinoza handelen:
Een hunner werd een wijsgeer, hij bevroor
Zijn angsten in formules van graniet
en trok hun lijnen tot een tempel door
waarin men God alom en nergens ziet.
Hoe komt het dan, dat de criticus, die liever prijst dan laakt, zich bij het prijzen geremd voelt? Hij moet toegeven, dat wie een uitvoerig gedicht met epische inslag wil schrijven, noodzakelijkerwijs een zeker element rhetoriek moet laten invloeien. Slag op slag komt men regels tegen, die Marsman niet zouden hebben misstaan. Maar dat is het nu misschien juist. Colmjon zou hier van tweedehands spreken. Op een of andere ondefinieerbare manier gevoelen, ondergaan, schrijven wij niet meer als Marsman, om hem alleen maar te noemen. Dat doet aan zijn blijvende waarde als dichter niet af. Er zit voor mijn gevoel een zeker anachronisme in, een dichter in 1950 te zien werken met stijlmiddelen, die bij een vorige periode behoren. Een nieuwe vraag: waarom hindert mij dit hier en elders bij Moks epische poëzie en b.v. niet bij lyrische als van Bloem en Keuls? Is het misschien zo, dat Moks werk de vertaling in een dichterlijk jargon biedt, de knappe, zorgvuldig bewerkte vertaling, maar vertaling, van wat men in ongeveer dezelfde volgorde in gewoon
| |
| |
proza zou kunnen zeggen? Het zou dus niet in de sfeer van de poëzie geconcipieerd, maar bewust daarin overgebracht zijn. Ik geloof dat hier de oorzaak zit. Men mist het gevoel van het noodzakelijke en onmiddellijke. Knap, zéér knap, maar maakwerk.
C.R.
| |
Erich Maria Remarque
Hebt uw naasten lief
Amsterdam - Van Holkema en Warendorf N.V.
Erich Maria Remarque is niet een groot romanschrijver in die zin, dat hij met souvereine verbeeldingskracht steeds nieuwe gestalten en werelden oproept. Maar hij is een bekwaam vakman, die zijn ervaringen en waarnemingen voortreffelijk weet te ordenen. Zijn personages mogen gefantaseerd zijn, door de situaties en achtergronden van hun levens houden zijn boeken iets van reportages. En in deze min of meer journalistieke trant weet hij overtuigend te blijven.
Hebt uw naasten lief speelt tussen de beide wereldoorlogen. De term displaced persons was toen nog niet in gebruik, maar de zaak was gewoon genoeg. Politieke vluchtelingen, verdreven Joden zwerven door Europa; ze vinden nergens een tehuis. Ouderen onder hen worden fatalistisch, jongeren demonstreren een wonderbaarlijke veerkracht en een eindeloos vermogen om op een betere toekomst te hopen.
Remarque neemt deze opgejaagden waar met deernis. Hij roept daardoor ook op tot deernis. Een religieus fundament voor de naastenliefde kent hij niet. De titel van de roman is dan ook minder praegnant dan een bij de bijbel levend mens zou vermoeden.
Het treffendst in dit boek vind ik de versmading van de actualiteit. Wat wij na 1940 beleefd hebben, heeft de gebeurtenissen uit de jaren voor de tweede wereldoorlog grotendeels verdrongen. En nu komt Remarque met een verlate reportage. Het boek heeft ondanks zijn gebrek aan actualiteit een actualiteit van wezenlijker waarde: wat hebben wij in ‘de goede jaren voor de oorlog’ rustig doorgeleefd naast de ellende van zovelen in Europa! Wat kunnen wij - Christen of niet - goed leven naast andermans ellende. Een boek over de ‘dreissiger Jahre’ is niet zo erg actueel, maar een boek over ons leven naast onze naasten is altijd actueel.
M.G.J.T.
| |
Mr L.J.F. Wijsenbeek
Picasso (Apollione kunstserie, Deel 4)
's-Gravenhage z.j. - Heinemann
In deze goedkope reeks verscheen een deeltje gewijd aan de Spaanse schilder Pablo Picasso, wiens werk nog steeds niet voldoende begrip ontmoet. De schrijver schetst zijn ontwikkelingsgang en geeft hierbij duidelijk aan, welke stromingen invloed hebben uitgeoefend op Picasso's werk: de diepte-psychologische en de intellectuele. Verhelderend is wat in enkele luttele pagina's over deze nog levende kunstenaar wordt geschreven, waarbij allerminst alles wat Picasso gemaakt heeft wordt verheerlijkt, maar wel de nadruk wordt gelegd op het rusteloos zoeken van deze schilder naar het meest innerlijke in een onderwerp.
Het is jammer, dat de reproducties niet alle in chronologische volgorde geplaatst zijn. De tekst doet dit juist verwachten. De weergave van de gekleurde platen (13 van de 35) is, gelet op de lage prijs van het boekje, uitzonderlijk goed te noemen.
J.C.S.
| |
Willem Enzinck:
Toulouse-Lautrec
(Apollione kunstserie, Deel 5)
's-Gravenhage z.j. - Heinemann.
Een heel andere indruk maakt de inleiding in dit deeltje. Hier een warm gestelde verdediging van de kunstenaar tegenover de wat al te grif aan- | |
| |
vaarde misvatting, als zou Toulouse Lautrec uitsluitend de tragische figuur zijn die roman en film ons zo gaarne tekenen. Toulouse Lautrec was meer: hij, de aristocraat, is voor alles kunstenaar, een geniaal mensenkenner, die het leven (Ah! La vie! La vie!) van zijn tijd in hele reeksen van schilderijen, tekeningen en affiches vastlegde. De 52 afbeeldingen geven een goede indruk van zijn veelzijdige belangstelling.
Moge de uitgever voor het voortzetten van deze serie die steun ontvangen, die deze uitgaven terecht verdienen.
J.C.S.
| |
In Memoriam M. Nijhoff
Onder redactie van Emmy van Lokhorst en Bert Voeten.
Utrecht 1953 - W. de Haan N.V.
Nu het eerste deel van het verzamelde werk van Martinus Nijhoff verschenen is in de dundrukeditie, bekend door de reeks ‘Verzamelde Werken’, waarmede de uitgevers Daamen en Van Oorschot iedere boekenliefhebber aan zich verplicht hebben, mag nog wel eens met nadruk de aandacht gevestigd worden op het speciale nummer van ‘De Gids’, waarin een aantal letterkundigen de figuur Nijhoff herdachten. Anton van Duinkerken geeft een inleiding tot Nijhoffs lyriek, Cola Debrot tekent herinneringen op aan persoonlijke ontmoetingen met de dichter, waarbij het hem moeilijk valt de auteur en de persoon uit elkaar te houden. ‘Op zoek naar Nijhoff’ noemt Gerard Knuvelder zijn opstel, waarin hij aan de hand van zijn werk een karakteristiek tracht te geven van Nijhoff als dichter.
Het is in een aankondiging als deze niet doenlijk op alle artikelen in te gaan. Vermeld moge nog worden een beknopte bibliographie van de hand van G.H. 's-Gravesande en een reeks illustraties, waarmede dit begerenswaardige nummer, dat ook los verkrijgbaar is, werd verlucht.
J.C.S.
| |
Prof. M.D. Ozinga
De Gothische Kerkelijke Bouwkunst
(De Schoonheid van ons land)
Amsterdam z.j. - Uitg. Contact.
De bespreking van dit wederom prachtig uitgevoerde boek wil ik beginnen met mijn bewondering te uiten voor het doorzettingsvermogen van de uitgever, die in 1943 het Nederlandse Volk de belofte deed om in twaalf delen een beeld te geven van het nationale cultuur-, kunst- en natuurbezit van Nederland en Vlaanderen. Welnu, die belofte is met de verschijning van dit twaalfde deel glansrijk ingelost. De intekenaar op deze unieke reeks is thans in het bezit van een samenvatting van onze eigen culturele en natuurrijkdom als net buitenland niet kent. Wat zijn er in de oorlog en kort daarna vele plannen gemaakt en series opgezet. Alleen de delen uit ‘De Schoonheid van ons land’ verschenen met de regelmaat van een klok en het leek wel of de uitgever met zich zelf had afgesproken ieder nieuw deel weer beter verzorgd het licht te doen zien. Het mag een wonder genoemd worden, dat in een klein land als het onze de verschijning van een dergelijk fraai opgezet werk kon slagen. Hier past dan ook een woord van hulde.
De uitgever heeft, aangemoedigd door de grote waardering voor deze reeks ondervonden, besloten nog zes nieuwe delen toe te voegen, waarin o.a. de moderne architectuur, de beeldhouwkunst, de schilderkunst en de grafiek behandeld zullen worden. T.z.t. hoop ik op deze delen terug te komen.
Prof. Ozinga geeft in het tekstgedeelte maar niet een inleiding als zodanig; veeleer kan hier gesproken worden van een doorwrochte, oorspronkelijke studie, die ver uitgaat boven een populaire uiteenzetting. Na een schets van het ontstaan van de Gothische kerkbouw in Frankrijk volgt de schrijver de wegen der Noordnederlandse Gothiek. Een vijftigtal plattegronden en traceringen verduidelijkt de tekst,
| |
| |
waarin vanzelfsprekend telkens verwezen wordt naar de prachtige foto's, voor het merendeel vervaardigd door onze meester-fotograaf Hans Sibbelee. Zeer warm aanbevolen.
J.C.S.
| |
Ypk fan der Fear:
De Breugeman komt.
Drachten. 1953 - Drukkerij Laverman N.V.
Ypk fan der Fears nieuwe roman (De Bruidegom komt) handelt over Wederdopers en Mennonieten in Friesland, Oost-Friesland en Munster, gedurende de 16e eeuw, de tijd van even vreemde als hartstochtelijke godsdienstige bewegingen, o.m. tot uitdrukking gebracht in de bezetting van en de strijd om Munster.
Het is een roman over gelovigen en verdwaasden, over de koningen en de zigeuners der kerk.
Met een wonderlijke objectieve bewogenheid tekent de Friese schrijfster ons de geschiedenis der Dopersen, in een taal die zelden een woord te veel telt.
Niet alleen van een grote historische kennis, maar meer nog van een vermogen zich in de geestesgesteldheid van de de door haar beschreven en geschapen roman-persoonlijkheden in te leven, getuigt de auteur op vele bladzijden. Zij laat zich nimmer door haar sympathieën, of misschien beter gezegd door de roman-personen overheersen, wat voor deze schrijfster met betrekking tot dit onderwerp een verdienste apart genoemd mag worden.
‘De Breugeman komt’ is een aanwinst voor de Friese romankunst. Ypk fan der Fear leverde een prestatie, die respect afdwingt.
dV.
| |
Nina Farewell:
De naakte waarheid.
Baarn - Uitg. Hollandia.
Waarheid, zelfs waarheid in het ongekleed, is nogal een ruim begrip; vandaar de nadere precisering in de vorm van een ondertitel: Over het sterke geslacht, voor Jonge Vrouwen van alle leeftijden. Onder deze titel en ondertitel zijn een aantal waarschuwingen voor jonge meisjes samengebracht tegen de niet-onschuldige bedoelingen en de on-oirbare practijken van de mannen, die met haar om willen gaan. Ze zijn kennelijk niet serieus bedoeld, maar dat wil nog niet zeggen, dat ze helemaal waardeloos zijn. Zelfs de mannen, voor wie het niet eens is geschreven, kunnen uit dit boekje nog iets leren: weest op uw hoede voor het ‘zwakke’ geslacht. Hier en daar gaat de toch al niet erg verkwikkelijke scherts echter de perken te buiten. (‘Het meest steekhoudende argument tegen een band met de man van een ander is, dat getrouwde mannen practisch nooit met hun vriendin trouwen’). Het grappigst vinden we nog de plaatjes van Roy Doty. Harriët Freezer verzorgde de Nederlandse bewerking.
J.M.Vr.
|
|