[Ontmoeting 1954, nummer 7]
Verbazingwekkend en ergerlijk
Het spijt ons, nu de NCRV zich opmaakt om haar dertigjarig bestaan te vieren, dat wij ons genoopt zien op deze plaats lucht te geven aan onze ergernis en verbazing over het feit dat Nationale Snipperdag, het gemeenschappelijke Aprilnummer der negen algemeen bekende Nederlandse letterkundige en culturele tijdschriften, niet waardig is bevonden om onder de ‘NCRV-leeslamp’ besproken te worden.
De redactie ad interim van het unieke nummer Nationale Snipperdag heeft destijds besloten pogingen in het werk te stellen, de vijf omroepverenigingen te bewegen deze aflevering voor haar microfoons te doen bespreken en kwam begrijpelijkerwijs ertoe het zoeken van contact met de resp. omroeporganisaties op te dragen aan diegenen onder haar leden, die in politiek of godsdienstig opzicht zich het nauwst aan een der onderscheiden omroeporganisaties verwant voelden. Het in de gemeenschappelijke redactie voor Ontmoeting zitting hebbende lid werd, alweer begrijpelijk, aangewezen om de NCRV te verzoeken Nationale Snipperdag onder de ‘Leeslamp’ te willen doen bespreken en op dit verzoek werd aanstonds gunstig gereageerd, zo gunstig, dat de bespreking van het bijzondere nummer zou worden gehouden door ons redactielid P.J. Risseeuw, die dan ook na enige tijd een officiële uitnodiging van de NCRV ontving.
Na inzage op ons verzoek van de sindsdien door Risseeuw met de NCRV gevoerde correspondentie, is ons gebleken, dat de afdeling ‘Gesproken Woord’ bij nader inzien onder meer betwijfelde of de literaire waarde van Nationale Snipperdag zodanig was, dat het gerechtvaardigd zou zijn dit geschrift in de rubriek ‘Onder de NCRV-leeslamp’ te doen bespreken. Zelfs na verleende inzage der drukproeven is deze afdeling gebleven bij de mening, dat het wenselijker was andere boekwerken dan et onderhavige onder de aandacht der luisteraars te brengen.
Dit nu vinden wij verbazingwekkend en ergerlijk. Nationale Snipperdag werd inmiddels voor de vier andere omroeporganisaties uitvoerig (en voor één microfoon zelfs tweemaal) besproken, maar de NCRV liet verstek gaan. Ware Nationale Snipperdag een uitsluitend door Ontmoeting geredigeerde uitgave geweest, wij zouden er het zwijgen toe hebben gedaan. Wij onthouden ons in ons blad doorgaans van polemiek, waarvoor ons de ruimte ontbreekt en... wij kennen zo langzamerhand de diepte wel van de ‘genegenheid’ die de NCRV de letterkunde toedraagt. Sedert haar oprichting is de literatuur bij deze omroepvereniging, vergeleken bij de aandacht die de andere omroepen aan de schone letteren wijden, er bekaaid afgekomen, een verschijnsel dat voor en na 1940 aanleiding heeft gegeven tot ontstemming en wrijving. In het onderhavige geval echter voelen wij ons tegenover onze lezers en zeker niet minder tegenover de redacties van de tijdschriften met wie wij tot het uitgeven van Nationale Snipperdag hebben samengewerkt, verplicht kennis te geven van onze hartgrondige ontstemming. Het verbaast ons dat de NCRV plotseling aanleiding vindt literaire waarden in het geding te brengen; het verbaast èn ergert ons dat