Ontmoeting. Jaargang 7(1953-1954)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 162] [p. 162] C. Vermeer O, lied te zijn van de Heer O, lied te zijn van de Heer, een breed en vloeiend stromen, de ruising van zijn komen te worden en dan niet meer dan duizlend opgenomen te zijn in de stuwende vloed van eeuwen her vernomen liedren, de zingende stoet van beurtzingende bruiloftsreien die uittrekken Hem tegemoet. En beurtzang te zijn, het vloeien heengolvend van Hem naar mij; in rankend blij-zijn het stoeien van woord en antwoord te zijn, spel van het sneeuwblank bloeien van een hemels waaiende Mei. En zingend te wezen en zingend aarde en hemel te zijn, in lenig dansen verspringend verzinken in de pijn van zijn woord in verrukking te dragen en het stamelend antwoord te wagen, op zijn kust uitgolvend te zijn. En branding te zijn, uitspattend in fonklende droppel de sprong te wagen in 't onomvatte vol hunkering dat Hij mij vond; vervuld te worden van branden en zijn een felle vonk die trillend van laatst bevatten in zijn onmetelijk licht verzonk. Vorige Volgende