Ontmoeting. Jaargang 5(1950-1951)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 264] [p. 264] Nel Veerman Meilied Nu zingt de aarde in de morgen Niet slechts in 't kantelklankend lied Der leeuwrik, in het licht geborgen, Nu zingt zij ook in wat men ziet. In 't bloeien van de meidoornhagen Die hun roomblanke bloesems, neen Die duizend kleine kronen dragen En schelpen strooien om zich heen. En warmer welt haar lied waar zij de Schatkameren ons open doet Der rijk met goud beslagen weiden, Zich zonnend in hun overvloed. Maar in de hoge populieren Zingt zij weer hoorbaar, met een wijs Waarbij de bladeren zich keren Van glanzend groen naar blinkend grijs. Zij zingt waar tussen 't licht bewogen Altijd meegaande droomrig riet De dotterbloem met gouden ogen Van blijdschap naar de hemel ziet. Zij zingt, zij is zo wel ter tale. En zouden wij dan niet verstaan Tot wie alleen ten enen male Altijd ons zingen op moet gaan? Vorige Volgende