Ontmoeting. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 343] [p. 343] Nel Veerman Aan Wilma Voorbij de ruimte en net glooiend land Waarboven dunne voorjaarsnevel hing, En op de akkers soms van kant tot kant De trage trek van ploeg en paarden ging, Werd in de luwte van een heuvelrug De stilte vol van een geheimenis, Een vredig suizelen doorvoer de lucht Rondom de plek, waar ik uw woning wist. Schijnbaar verborgen woont gij, die zo licht Door zoveel zekerheid van liefde zijt, Dat op uw schijnen veler oog zich richt En veler weg tot aan uw vensters leidt. Hier blonk mij in uw handen weer de schat Die in mijn hand zo angstig was geklemd, Dat ik de volle vreugde niet bezat Waartoe de Gever Zelf hem heeft bestemd. Nu, dankbaar met u, zing ik het verblijd: In Christus is zo grote overvloed Dat wie Hem aanziet, reeds in arbeidstijd In 't wit van Zondagskind zich kleden moet. Zijn gaven, die ik telkens weer vergat Hervond ik in hun eindeloos gewin, Rijk aan een nooit ten eind te tellen schat Zie ik opnieuw Gods wonderwereld in. Vorige Volgende