Ontmoeting. Jaargang 2(1947-1948)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 260] [p. 260] A. Wapenaar In memoriam... Je noemd'een keer de dood: een sprong in 't duister, Al wist je door 't geloof: het gaat naar 't licht. Je huiverde voor Gods verborgen luister: Stond groot in j' op de vrees voor Zijn gericht? Nog hoor 'k je zingen: Zalig niets te wezen In eigen oog, wijl zondares voor God, Geheel melaats; zou ik niet voor Hem vrezen Als Hij mij oordeelt naar Zijn hoog gebod? Is Christus zelf ternauwernood ontkomen; Hij, 't groene hout, hoe zal ik, dorre twijg, Zo niet Zijn levenssappen mij doorstromen, Beveiligd zijn nu mij 't gericht bedreigt? Je vond het veel te groot zo maar t' aanvaarden, Dat Hij je tot Zijn kind verkoren had, Jou, die met zoveel veezlen vast aan d' aarde, Nooit je verlorenheid geheel vergat. En als j' al in 't verbeurde heil dorst roemen, Greep je je vast aan 't triumferend woord: Wie kan m' als ik in Christus ben, verdoemen? Dat had j' als uit Gods eigen mond gehoord. Maar - zei je dan - dit bevende belijden Is als een vloed die weg-ebt van mijn strand, Zo vaak ga ik door doodse, dorre tijden Waarin 't geloof volkomen schijnt verzand. [pagina 261] [p. 261] Tot 'k schreeuw naar God als 't hert naar waterstromen, Weerloos en afgemat, gespannen fel Als wie ternauwernood de dood ontkomen Nog staat te huivren aan de rand der hel. Dan vangt Hij m' op weer in Zijn zekerheden, Dan streelt Zijn Geest 't gemarteld hart tot rust; En ik ervaar: Hij heeft voor mij gebeden. En 'k loop weer vol van levensmoed en -lust. Genietend weer van zon en bloem en bomen En uitgetild hoog boven zond' en zorg Voel 'k in de stilt' Hem aldoor nader komen: Het floers verschoof, dat Hem voor mij verborg. En 't zingt in mij: Niets kan mij van Hem scheiden, Geen hemelse, geen aardse macht, geen hel; Geen lichter vreugd dan vrucht van 't zwaarste lijden, Geen koeler dronk dan uit de diepste wel. Ontstelt de dood m' als doorgang nauw en duister Naar 't overzijdse, nooit-geziene licht, Genade zij mijn allerlaatst gefluister Eer 'k d' ogen opsla voor Zijn aangezicht. Toen - op het eind - plots door de dood besprongen Vond je geen woorden meer voor een gebed; Gevouwen handen hebben God ontwrongen De zaalge zekerheid: Ik ben gered. Vorige Volgende