maakt als de Kerk, waar hij door geboorte en doop toe behoorde. De traditie is een machtige factor in ons aller leven, of wij nu lezer of schrijver zijn, maar de traditie kan nooit ons diepste wezen als scheppende persoonlijkheid bepalen. De kunstenaars in het bijzonder zijn in het scheppende spel van het leven altijd de protagonisten, de voordansers, die zich van het koor losmaken en in gesprek met het koor, tegenover het koor, dat wil dus zeggen in gesprek met of tegenover de traditie, hun wezen vinden, hun teken stellen. De traditie is stellig machtig geweest in het leven van Hein de Bruin, maar uit de traditie alleen is zijn kunstenaarschap, zijn be-teken-is, niet te begrijpen. En daarom zouden wij de waarheid te kort doen wanneer wij hem gingen herdenken als ‘Christelijk schrijver’ in plaats van als teken Gods.
Wat Hein de Bruin dan wel geweest is? Een worstelaar om de bevrijding in Gods licht. In zijn eerste bundel Het Ingekimde Land, waarin zijn eigenlijke stem zich dikwijls nog zo moeilijk loszingt uit een al te gedrongen en gewrongen woordvoeging, maar waarin niettemin zijn persoonlijke plastiek al een duidelijk herkenbare kleur heeft, staat een sonnet op Vincent van Gogh dat eindigt met de regels:
En liet in rulle stukken die hij schiep,
waarin zijn angst naar de bevrijding riep,
de wolken en de wegen ongericht
in het ontzaggelijk Oneindig stromen -
Daarna de zelfvernieling, het ontkomen
aan deze zielekwelling - naar dàt Licht!?
Hij moet toen al in Vincent van Gogh een verwante geest gevoeld hebben, hij tekende in hem zichzelf. In vrijwel al zijn gedichten en verhalen - ‘rulle stukken’ ook deze - heeft hij zichzelf getekend in zijn angst die om bevrijding riep, in zijn zelfvernieling om te ontkomen ‘naar dàt Licht’. Ongericht lopen de wegen ook zo vaak bij hem. Als men ze gaat bewandelen, vraagt men zich dikwijls af, waar ze naar toe leiden, tot men het ontdekt dat ze alle uitmonden ‘in dàt Licht’. Het ‘Licht’ is slot en zin van al zijn werk, maar de bevrijding tot ‘dat Licht’ wordt gewonnen ten koste van verlies en vernietiging.
Hein de Bruin heeft veel moeten prijsgeven in zijn leven. In zijn tweede, zoveel meer losgezongen bundel Hernieuwd Herdenken, vindt men slag op slag het openlijk belijden van het verlies, omdat hij trouw moest zijn aan zijn innerlijke opdracht, een verlies aan belijning, een verlies aan gehoor, tevergeefs teruggezocht in de jeugdherinnering, in het vertrouwde milieu van een gemeenschap die hij verstond en die hem verstond. Zie nu wat zijn deel van de wereld, die hem moet dragen in zijn binding wordt:
wordt op het wazige toneel
mijn omtrek en mijn werelddeel.
Maar hij heeft verder geworsteld, trouw aan het teken dat hij in zich droeg en dat hem, toen hij op het laatst van zijn leven wellicht duidelijker begon te verstaan, met al kwellender angst vervuld moet hebben. Men krijgt vaak de indruk dat twee Hein de Bruins met elkaar een ge-