Ontmoeting. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] Willem Enzinck Het gras I. Naam, tussen klaver en thym de zachtste onder de namen, zoals een kind plots verschijnt voor de ramen, een hand op een hoofd vol pijn; Naam als een stil smal bed in de laatste schaduw gezet; Naam als het eerste ja, gefluisterd door wie eenmaal de liefste was en als de klank der deemoed beluisterd uit weiden en bongerds-: o, gras. II. Het water in het Lac Leman is groen en verderop in 't Zuiden zijn het de cypressen, groen is de kleur van malve en Balliabessen en het sap van de weemoedige meloen. Groen is de olijf, haar olie en haar stam, de tinkeldroom van 't Venetiaanse glas, doch zo dat men er weer aan hopen kan is er niets groener dan het Hollands gras. Soms brengt een Carmen 't hart ons van de wijs en 't voorhoofd bonst van doffe pijn; hoe koel is dan het Mantuaanse ijs, de gouden klokslag van een Rijnse wijn. Koel is het bergkristal, een kuise vlam, koel schijnt het maanlicht op Algeciras, doch zo dat zich een ziel er laven kan is er niets koeler dan het Hollands gras. [pagina 160] [p. 160] Zacht is 't verval der Apennijnse dalen en zacht de heuplijn van de liefste vrouw; zacht is het kussen waar wij samen ademhalen en de ogen van een Indische karbouw. Zacht is Chinese zij van Li Teng Mau, maar van Maastricht tot Helder en Paneras dat men er eindlijk onder rusten wou is er niets zachter dan het Hollands gras. III. De kleine dingen bidden dat zij u niet ontgaan: het speenkruid in het midden dan links een tros seringen en rechts een gentiaan. Hoor, hoe ze zachtjes zingen in goud en wit en blauw en op de hoeksteen van de schouw bromt schor een oude kalebas. Dit zijn vier kleine dingen en voor uw voeten groeit het gras. IV. Als er één les is die ik nog wou Ieren, is het deze van de halmen uit het gras: eenzaam te zijn temidden van de velen en een deemoed die voor eeuwig was. Eenzaam -: met de millioenen meebewogen op de hartstocht van de grote wind en deinend opgaan in de eigen bloei; deemoed (die men nooit of nimmer vindt?) -: als Gods zwaarte op uw hart gaat wegen knakkend fluisteren: ik groei. Vorige Volgende