Ontmoeting. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 157] [p. 157] Jaap Das Donec gratus eram... Keer niet terug tot haar die u verried; - of had gij reeds haar heimelijk verlaten? - zij woont verarmd in een verwoest gebied. Waarom zoekt ge weer heil bij die penaten? Uw hunkrend hart gelooft niet in het lied dat kwijnt in de doorstooten venstergaten; er kreunt een kind - het is het uwe niet. En steeds gerucht van roovers en soldaten. Waarmee wordt het gehavend huis herbouwd bij achterdochtig en weemoedig treuren? Ach, hoe het eenmaal was is u vertrouwd, maar vale vrees ververft de broze kleuren. Hebt gij nog lief? Uw hart is moe en oud. De haard is dof; de wind weent aan de deuren. Vorige Volgende