Ontmoeting. Jaargang 1

[p. 107]

H. Mulder
Het reine hart

Het reine hart van mijn verlangen
is mij een vèr-aanwezig ding,
het ligt in diepe schacht gevangen
van ziels herinnering.

De dagen door met al mijn krachten
delf ik, een knecht die gans zich gaf;
ter deur mistast ik lange nachten
de blinde wanden af,

of ergens doorgang werd gevonden
tot wat - voorgoed? - mij hier ontging,
en dat toch lééft, en ongeschonden,
in ziels herinnering.

En de vergeefsheid van dit zwoegen!
En de terugval in een pijn:
of een genâeloos gesel-ploegen
over mijn rug zou zijn!

Het reine hart van mijn verlangen
is nimmer buiten dit geding.
Het ligt in diepe schacht gevangen
van ziels herinnering.