Ontmoeting. Jaargang 1(1946-1947)– [tijdschrift] Ontmoeting– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] C. Rijnsdorp In 't land der wijzen uit het oosten Bij ons is 't licht dicht aan de zon ontstoken; de dagen hebben daar een hoger glans en als het regent is er aan de trans een dubble boog van zeven kleure' ontloken. Het is een land van bronnen en rivieren, de lucht gematigd als in 't Paradijs, en kleine bergen gaan er golfsgewijs spelend doorheen als dartle jonge dieren. Een zachte wind waait door de frisse blaren; de slanke, grote bloemen van ons land, ze rusten koel ook in de heetste hand en 't needrig veldkruid kan de koorts bedaren. De vogels, 't vee, de vissen zijn er vele. 't Bestuur is wijs, de akkers wel bebouwd; de bodem rijk aan delfstof, en met goud ziet men op 't land de kleine kindren spelen. Maar dit is slechts de dag. Wanneer het duistert schuift het gordijn weg dat de sterren dekt. Geen haan, de nachtegaal is 't die ons wekt in 't cederbos, dat dromend medeluistert. Een rode maan komt uit de damp verrijzen. Oneindig zwijgend koepelt blauw de nacht. Van honderd torens tuurt de sterrenwacht; bij kleine lampen cijfren duizend wijzen. Geruisloos geeft, door 't nijvre werk beslopen, de diepe nacht van zijn geheimen prijs. Mijn lamp verbleekt. Het perkament werd grijs. Daar klinkt de hymne reeds! De nieuwe dag gaat open. Uit het Kerstdeclamatorium Vorige Volgende