haar. Gerard gaat als praktisch aangelegde jongen zijn eigen weg. Maar Ab de fijne, dweepende, impulsieve natuur gaat als een jammerlijk wrak ten gronde. Hij zelfmoordt zich na een avontuur met een der pensionaires, een perverse getrouwde vrouw. Lucie, het zenuwachtigoverspannen meisje, zoekt te vergeefs vertrouwen bij vreemden.
Mooi is dan het einde van het boek waar Jo, in verstarde smart bij het lijk van haar kind staat:
‘...Ab was weggegaan, alleen, zonder dat ze zelfs begreep waarom; eenzaam had hij zich gevoeld, en bij haar had hij geen troost gezocht en geen begrijpen gevonden.
Gerard was boven haar uitgegroeid, zag op haar neer met iets als goedige superioriteit.
Lucie leefde in haar eigen wereldje, gaf anderen haar vertrouwen.
En toch wist Jo, dat ze geprezen werd, om wat ze voor de kinderen gedaan had.
Maar niemand wist, dat ze in 't werken voor hen, hare mooiste illusies geofferd had.’
Uitstekend geslaagd zijn ook de passages o.a. de stille, onuitgesproken liefde van Jo voor een harer gasten, de goede Ollberg, die met zijn schuwe natuur haar liefde niet beantwoordt. Prachtig ook de gebroken eerste liefde van Lucie. En prachtig ook vele andere bladzijden van deze heel pakkende roman.
Een fout is er, die wij echter graag over 't hoofd zien wegens de vele uitstekende kwaliteiten van het boek, nl. dat de auteur geen doorloopende lijn wist vast te houden bij het ontspinnen van haar verhaal. Terwijl de Moeder in de dertien eerste hoofdstukken de voor-