Onze Schrijvers geschetst in hun leven en werken. 2e bundel. Vlaamsche Schrijvers, door André de Ridder. - Hollandia-Drukkerij, Baarn. 1909.
Ik heb altijd een onoverwinbaren afkeer gehad van geschriften, die me leken ontstaan te zijn om te voldoen aan de helaas heden ten dage zoo sterk aangegroeide, ziekelijke nieuwsgierigheid van dilettanten, betrekkelijk het intieme leven van dichters en andere kunstenaars. Er is iets onkiesch, iets dat sterk lijkt op brutale, onbeleefde indringerigheid in die neiging, van namelijk al wat het bizondere, menschelijk bestaantje van schrijvers, enz. betreft, aan 't klokzeel te willen hangen. En ik kan het maar niet van me afzetten, dat degenen die aan die ongezonde kurioziteit voldoen, meer handelen om zichzelf een waanwijs pluimpje op den hoed te steken, dan wezenlijk om der wille van de kunst. En dat joernalistenbedrijfje van menschen die meer de nevenzaken dan de kunst zelf bedoelen, is me wel wat misselijk. Die heeren geven mij duidelijk den indruk van kletsende impressario's, van tamtam-makende Barnums.
Want ik vraag u in gemoede, wat kan het ons in godsnaam schelen dat dichter X in zijn jeugd een patser en een boemelaar was, dat schrijver Y zulke aardige kindertjes heeft, of dat schilder Z altijd zulke keurige dassen draagt? Is hun werk niet daar als de schoonste uiting van hun menschelijkheid, en is dat niet het meest belangwekkende gedeelte van hun kunstenaar-zijn? Is al het overige geen ‘larie en apekool’?
De heer André de Ridder maakt met zijn boekje, waarin hij vereenigde de artiekels destijds in Den Gulden Winckel