Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 9
(1909)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 284]
| |
In TurkijeGa naar voetnoot(*)De toenadering der revolutionaire groepen, die het rechtstreeksch gevolg was van den aanslag van 21 Juli 1905, deed de noodzakelijkheid eener stevige organisatie gevoelen. Een congres der oppositiepartijen werd gehouden te Parijs op 27 December 1907, alwaar besloten werd een einde te stellen aan de ondragelijk geworden toestanden en alle middelen aan te wenden om het absolutisme neer te halen en de grondwet te doen herinvoeren. Onder deze middelen noemde het congres o.a.: propaganda tot krachtdadig verzet onder de officieren en soldaten, dynamietaanslagen en gewapenden opstand. Dit besluit van het congres en de middelen die zouden aangewend worden, werden door de zorgen der revolutionaire comiteiten openbaar gemaakt, zoodat het voor de regeering geen geheim meer was. De partij der Jong-Turken telde vele aanhangers in de Macedonische leger-afdeelingen, en 't was uitsluitelijk daarop dat men rekenen moest. Te allen tijden speelden de soldaten in Turkije een gewichtige rol. Volksopstanden zijn den Turken onbekend, maar militair oproer is steeds een gewoon voorval geweest, tot aan het tijdstip dat Sultan Azis het oproer der Janissairen zoodanig dempte dat geen enkel oproerling meer overbleef. Dat was in dien tijd ook 't eenige middel om een beetje rust onder 't volk te brengen. | |
[pagina 285]
| |
Zoodra de Sultan wist dat de opstandsgeest onder de officieren weer aan 't opflikkeren was, nam hij ook zijn voorzorgen. Om de officieren te winnen bevorderde hij de meesten, deed de achterstallige soldij betalen en buitendien geschenken in geld onder de soldaten uitdeelen. 't Hielp niet In de Macedonische legerkorpsen breidde zich de propaganda der Jong-Turksche officieren steeds uit, en 't viel hen niet moeilijk die uitgehonderde soldaten voor hunne zaak te winnen. Daartoe was alleen noodig de belofte van regelmatige uitbetaling der soldij. Onder zedelijk oogpunt een zeer zwakke grondslag, maar voldoende toch om een groot oogenblik te scheppen. Dat oogenblik kwam. Meester over 't leger, zeker van hunne soldaten, wilden de Jong-Turken heel alleen den grooten stap doen, en ontweken de medewerking der Armeniërs. Zij wilden vooral dat heel de beweging den stempel der Jong-Turken droeg. Heel het plan was gemaakt en alles was geregeld zonder dat een der aangesloten comiteiten er iets van vermoedde. Hier en daar werd men gewaar dat er iets broeide, zonder dat iemand er iets van begrijpen kon; en toen de opstand uitbrak had men wel eenigzins het gevoel dat de beweging niet voldragen was, en met overhaasting werd doorgevoerd... In 1905 hadden de Armeniërs gepoogd Turkijë van den Sultan te verlossen door eene lading dynamiet in zijne nabijheid te doen ontploffen. Die poging mislukte en een nieuw plan werd opgevat om aan de verdrukking een einde te maken. De Macedonische en Bulgaarsche benden bereidden zich voor tot een reusachtigen opstand, en de angst voor de materieele schade die zoo'n opstand aan de Europeesche belangen zou kunnen berokkenen deed weer | |
[pagina 286]
| |
bij eenigen der Staten die 't verdrag van Berlijn onderschreven, de traditioneele humane gevoelens ontwaken. Die humanitaire opwelling ging nu uit van 't praktische Engeland. 't Was de opwarming van 't oude diplomatische nagerecht dat Lord Landsdowne reeds in 1903, onder den vorm van een rondschrijven aan de Europeesche mogendheden, had voorgesteld, en dat neerkwam op 't eenige afdoende middel, namelijk op een systeem van zelfregeering voor Macedonië. Gezien de dreigende en besliste houding der Macedoniërs, en de verstandhouding tusschen Armeensche, Macedonische en Albaneesche comiteiten, was het nu wezenlijk noodig met het ingrijpen in de Hamidiaansche politiek een begin te maken. Sir Edward Grey deed door Engeland aan de mogendheden voorstellen een onafhankelijk gouverneur voor Macedonië te benoemen. Het voorstel vond natuurlijk dadelijk bijval in Rusland, Frankrijk en Italië stemden er mede in. De maatregelen die genomen werden, de houding der Europeesche gezanten in Constantinopel lieten duidelijk blijken dat men zinnens was te breken met de tot dan toe gevolgde schipperspolitiek en de Jong-Turken zagen met onrustig gemoed het oogenblik der hervorming naderen. Immers voor hen lag er een gevaar in 't zelfstandig maken van Macedonië? Onvermijdelijk zouden ná Macedonië ook Albanië, Armenië en het reeds in feite zelfstandig geworden Creta, hetzelfde voordeel eischen. Van die beweging voor zelfstandigheid der kleine staten tot de algeheele verbrokkeling van Turkije was maar een stap, en de Jong-Turken wier Ideaal, ondanks den schijn van den breed opgevatten revolutionairen zin hunner beweging, toch | |
[pagina 287]
| |
steeds een nationalistisch streven bleef, met de leuze Turkijë aan de Turken, besloten het uiterste te wagen om de Europeesche inmenging te voorkomen. Daarom, en daarom alleen brak die Jong-Turksche revolutie in Juni 1908 uit. Dank de ellende der soldaten, dank het algemeen smachten der allogene volkeren die het juk der Hamidiaansche tiranie wilden afschudden, konden de Jong-Turken hun vermetel plan doordrijven en Abdul Hamid, die eerst gepoogd had de troepen om te koopen en de beweging in bloed te smoren, eindigde met zich te buigen voor 't onvermijdelijke, omdat dat buigen een kwestie ‘si ne qua non’ geworden was tot het behouden van zijn troon, zooniet van zijn hoofd! De Jong-Turken, door hun schitterende en gemakkelijk behaalde zegepraal begeesterd, overschatten hunne zedelijke macht en begonnen de grootmoedige onvoorzichtigheid (gedeeltelijk ook onder den drang van bedreigingen uit Duitsche en Oostenrijksche cabinetten) den Sultan niet alleen het leven te sparen maar ook hem op den troon te laten. 't Gevolg daarvan was dat de creaturen van Abdul Hamid grootendeels hunne posten bleven bekleeden en dat het den sluwen Sultan mogelijk was al zijn verstand te concentreeren op het spinnen van intriegen. Plechtig zwoer hij trouw aan de grondwet en het volk juichte, en vergat dat hij dienzelfden plechtigen eed gedaan had dertig jaar vroeger, wat hem niet belet had de grondwet in het vuur te smijten en de scheppers er van te doen vermoorden. Midhat Pacha, de vervaardiger der grondwet van 1878, werd, na Abdul Hamid op den troon geholpen te hebben, door hem in de gevangenis van Akia (St Jean d'Acre) geworpen en aldaar, na eenigen tijd, ver- | |
[pagina 288]
| |
moord; op bevel van Abdul Hamid werd het hoofd van Midhat Pacha naar Constantinopel opgezonden in een kistje waarop stond ‘Fragile. Ivoire de Chine’ en toen het hem overhandigd werd, smeet hij dat hoofd op den vloer, schopte het van zich weg en beval zijne knechten ‘die vuiligheid’ weg te nemen. Dat was de man die de Jong-Turken, in den roes hunner overwinning, aan 't hoofd van den Staat lieten. Met de sombere, cynieke kalmte die hem eigen is werkte Abdul Hamid in 't duister voort. Elke dag bracht een nieuw bewijs van zijn ontrouw aan de zaak der Jong-Turken en toch liet men hem het staatsroer in handen. Die hoogst gevaarlijke onhandigheid zou niet zonder treurige gevolgen blijven. Een blad dat te Constantinopel verschijnt en vroeger steeds het officieel orgaan van Yildis was, drukte verwoede aanvallen tegen het revolutionnair comiteit dat zich niet wilde ontbinden. De openbare meening werd tegen de Jong-Turken opgehitst en geen middel was te laag om de leiders der omwentelingspartij in de achting der massa te doen dalen. De massa, blind en dom, zooals de massa altijd is, liet zich opzweepen en de handlangers van den Sultan, beschikkend over veel geld, deden de rest. In April 1909 werd het bureel van het blad ‘Tanin’ orgaan der Jong-Turken, bestormd en afgebroken. Eenigen der leiders werden op straat vermoord en de soldaten schoten hunne officieren, die tot de partij behoorden, neer. Meer dan 200 officieren werden aldus vermoord en de leidende elementen in het leger waren nagenoeg uitgeroeid. Wat nog overbleef nam de vlucht, en Constantinopel scheen voor goed in de macht der reactie. | |
[pagina 289]
| |
Gelukkig konden de gevluchten zich weer vereenigen en wisten door hun kordaat handelen de twee legerkorpsen van Salonika grootendeels te winnen. Weinige dagen later hadden de Jong-Turken zich weer gereorganiseerd en trokken met eene aanzienlijke legermacht uit Salonika naar Constantinopel. Ditmaal moest Abdul Hamid het opgeven. Hij, de moordenaar van natuur, dien het moorden een wellust was, die honderduizende menschen deed vermoorden, smeekte bevend om zijn leven. Het éénige oogenblik dat hij hadde kunnen, zooniet schoon, dan toch grootsch zijn door fier te sterven, liet hij voorbijgaan en kroop ellendig, om genade smeekend, voor de voeten zijner gewezen slachtoffers. En die genade werd hem geschonken! Dit, alles behalve stichtende voorbeeld voor zijne opvolgers, gebeurde echter niet uit edelmoedigheid. Ook bij de Jong-Turken staat het stoffelijk belang hooger dan het zedelijke. De Sultan bezat veel geld en door hem om te brengen, was er gevaar dat dit geld te loor ging. De koude werkelijkheid breekt steeds bij de meeste menschen den adel van geest en hart, te meer moest zij dit doen bij menschen die nog van de vooroordeelen hunner voorouders doordrongen waren. De Sultan blijft dus leven in een paleis, dat hem tot gevang dient en waar hem geld en goed gelaten werd, om zoo zacht mogelijk het noodlot te dragen. Hij, de massenmoorder, mag op koninklijken voet voortleven tot het einde zijner dagen, terwijl de ongelukkige omgekochte soldaten, die op zijn bevel en zonder beter weten - dus onverantwoordelijk - hem als werktuig dienden en hunne officieren neerschoten, met tientallen op de openbare plaatsen van Constantinopel worden opgeknoopt. Die zonderlinge rechtspleging der nieuwe generatie is | |
[pagina 290]
| |
niet van aard om ons, zonder beklemd gemoed, de toekomst te doen inzien. Met angst vragen wij ons af of er, onder zedelijk oogpunt, wel iets veranderd is in Turkijë. Een bloeddorstig vorst werd onttroond, en een willoos oud man die al te licht de speelbal zijner omgeving worden kan, nam zijne plaats in, en in 't verre verschiet zien we reeds Chefket Pacha als diktator optreden. De nationalistische politiek der Jong-Turken streeft er naar de heerschappij over een maalstroom van rassen en nationaliteiten, steviger dan ooit in stand te houden. Het konsekwente gevolg dier politiek moet noodzakelijk leiden tot uitbreiding en versterking der legermacht, en smoring der betrachtingen van die volkeren die juist de grondwetbeweging gesteund hebben, omdat zij hoopten daardoor tot meer vrijheid, tot zelfstandigheid te geraken. Albaniërs, Grieken en Armeniërs zien zich teleurgesteld in hunne verwachtingen, en de Arabische bevolking van Yemen keert zich tegen de nieuwe toestanden omdat ze gemeend had geene belastingen meer te moeten betalen - verwachting die natuurlijk ook teleurgesteld wordt. Waar zal het heen als al die bedrogen verwachtingen de gemoederen zullen in gisting brengen, gisting die zal aangemoedigd worden door zekere mogendheden die onedele inzichten hebben? Eene voortdurend open deur voor bloedige onderlinge konflikten, een bestendig gevaar van buiten - ziedaar de wrange vrucht van ontijdige zaaing, van eene halve revolutie die buitendien niet eerlijk bedoeld werd. Er is in Turkijë geene oplossing mogelijk zonder decentralisatie, en de Jong-Turken zullen, ondanks hunnen kranigen strijd, niets verdienstelijks verricht hebben, zoolang ze niet aan anderen het recht toekennen dat ze | |
[pagina 291]
| |
voor zichzelf veroveren willen, namelijk het recht zichzelf te zijn, d.i. onafhankelijkheid voor elk der kleine staten die er den drang naar voelen.
Willem Westervoort. |
|