| |
| |
| |
Skandinavische Korrespondentie.
De Noorweegsche sociaal-demokratie staat in het teeken des kruises. Het blijft maar de vraag of zij in dit teeken overwinnen zal! Maar waarlijk, wie zich eerst tot de in Noorwegen idiotisch vrome geheel-onthouders ter wille van de stemmenvangst verlaagt, moet zich niet verwonderen, wanneer hij ten slotte in de klauwen valt van den goeden God in eigen persoon.
De Noorweegsche sociaal-democratie is over 't geheel een liefelijk gewas en heeft van het begin tot het einde - want naar het einde gaat het - zeer eigenaardige verschijningsvormen getoond.
Voor 5 jaren versierde nog geen enkele sociaal-demokratische afgevaardigde de Storthingszaal. In het nijverheidsgebied, d.i. van Kristiania zuidwaarts tot aan de zweedsche grens bij Fredrikshall, gingen de arbeiders, zelfs de meer ontwikkelden, om nationalistische redenen met de radikalen te zamen, beter gezegd zij vormden een vrij-zelfstandige groep der linkerpartij onder de leiding - men hoore toe en sta verbaasd - van een ambtenaar van het Openbaar Ministerie. Lastberg heet die goede man. Op de westkust bij Bergen was het heelemaal een zaak van eer radikale demokraat te zijn, en onder de arbeiders onderscheidden zich vooral de typografen door een woedenden socialistenhaat. Toen kwam het licht uit het Noorden. Wonderbaar genoeg begon hoog noordwaarts van den poolcirkel, in eene plaats nog boven de meest | |
| |
noordwaarts gelegen stad der wereld Hammerfest, met name Vardö, de socialistische beweging netjes in het kruid te komen en wel is waar onder de visschers - half-vereuropeeschte Lappen - die door de visch-groothandelaars daar boven op de vreeselijkste wijze worden uitgebuit. De ziel der beweging was de postmeester van Vardö, Egede Nissen, de neef van den partijleider Dr Oscar Nissen, die in Kristiania zelf te vergeefs heeft gepoogd zijne partij vasten bodem te doen krijgen. Egede Nissen, minder in Marx beslagen dan wel idealistische burgerman, werd ook als de eerste sociaal-demokraat in het parlement gekozen - met de zonderlinge bestemming, bij de linkerpartij te moeten te gast zijn. Den tweeden kieskring noordwaarts van den poolcirkel veroverde in 1903 de sociaal-demokratische prediker Dr. Eriksen van Tromsö en den laatsten en derden kring aan de IJszee - de katholieke leekeprediker en sociaal-demokraat Jörgen Berge uit Narvik, kandidaat met toestemming der kerkelijke overheid! Als zoo in den waren zin des woords het ijs gesmolten was, werd ook in het warmere Zuiden een kring gevonden waar de harten warmer klopten, en een sociaal demokraat verkozen - namelijk de boerengrondbezitter Meyer Foshag, dezelfde, die heden de held van den dag is. Maar daarover later. Bij deze prachtige bezetting der rollen bevonden zich de belangen van het socialistische en revolutionaire proletariaat natuurlijk in de beste handen, en aan den anderen kant kon niemand het voor wonder houden, dat deze heeren op het kritieke oogenblik voor het koningdom stemden en bij den intocht koning Haakon het sociaal-demokratisch volkshuis, ‘Arbejdersamfimdet’, bevlagden.
Bij zooveel waarborgen kon het niet anders of de | |
| |
oppositie, die in geen betamelijk koninkrijk mag ontbreken, werd in de handen der beproefde sociaal-demokraten gelegd. Bij de volgende Storthings-verkiezing van 1906 bekwamen de sociaaldemokraten dan ook 11 zetels, omdat de ‘betere arbeiderselementen’ zich uit de regeerende handen wilden bevrijden en zich aan lieden wilden toevertrouwen, die wel is waar de teugels flink weten vast te houden, maar toch een beetje lucht laten. Ook de hierboven geschetste onthoudingsbroeders en de met hen in bond vereenigde oudejufvrouwen-onderrokken, die zich in Noorwegen zoo berucht hebben gemaakt en die nog tot last hadden de laatste levensvreugde te bannen uit het kerkhof, dat het Noorweegsche land nu spijtig genoeg gauw zal zijn - deze lieden zagen wel niet met onrecht in de spiesburgerlijke, moralistische sociaal-demokratie een natuurlijken bondgenoot en stemden, tegen allerlei beloften van arglistigen aard, voor de sociaal-demokraten.
Bij zulke peterschap vinden schijnheilige tendensen zelf bij eene radikale partij intrede, waarom niet bij de sociaal-demokratie? Van tijd tot tijd namelijk gaat door het Noorweegsche land eene godsdienstige waanzins-epidemie. Reizende predikanten trekken van plaats naar plaats en prediken in schrikkelijke tonen. Mannen, vrouwen en kinderen worden gek, brengen de dagen door in aanhoudend gebed en gehuil en zelfs de anders zoo slimme papen kunnen zich somtijds aan de suggestie niet onttrekken. Een zulke ‘opwekkings-beweging’, die voor eenigen tijd als een vloedgolf over het land sloeg, heeft ook de erfelijk belaste sociaal-demokratie aangetast en tot de stichting eener vereeniging geleid, die zich ‘Kristelig sociale forening’ noemt, bij de sociaal-demokratie aangesloten is en den heer Meyer Foshag, den boeren- | |
| |
afgevaardigden tot voorzitter heeft, wijl deze weder een hardnekkig kristen is geworden.
In de vorige week zond deze brave vereeniging uitnoodigingen voor eene diskussie over het thema: Staat het kristendom de arbeidersbeweging in den weg? Eene talrijke menigte die uit de heterogeenste elementen samengesteld was, heeft aan deze uitnoodiging gevolg gegeven. Daar waren jongsocialisten, aanhangers der alleen zaligmakende partij en ‘alleen op Jezus bouwende’ arbeiders.
De Storthingsman Meyer Foshag hield de inleidende voordracht. Hij sprak ons van zijne ‘bekeering’ tot het kristendom en trachtte te bewijzen, dat Jezus en zijne leer ook nog heden het beste strijdmiddel in den kamp tegen de reaktie was!
Zoo ledig als de inhoud der voordracht, zoo erbarmelijk was haar uitwerksel. Terwijl de redenaar zich in het zweet zijns aanschijns afmatte, van de ‘onrechtvaardigheid der maatschappij’ sprak en over ‘eene iets betere verdeeling der arbeidersopbrengst’ zijn woord liet klinken ongeveer in den aard van een traktaatjes-kolporteur, sliep de eene helft der aanwezigen, terwijl de andere met verontwaardiging over zooveel onverstand met sociaaldemokratisch etiket, buiten zich zelf was.
In de diskussie, die zich, speciaal van sociaaldemokratische zijde, tegen het jong-socialistische atheïstische ‘onbetamelijke streven’ richtte, werd aan deze laatsten eene massa ‘goede raadgevingen’ uitgedeeld en de ‘Kristenen’ arbeidden met opwekkingswoorden en bijbelcitaten. De jongsocialisten bleven niets schuldig en noodigden bovendien voor deze week tot eene kleine voortzetting uit, die intusschen plaats heeft gehad en waarop Frederik Werenskjöld de sociaal-demokraten op | |
| |
zoodanige wijze de waarheid zegde, dat men met de arme ‘opgewekte’ schaapjes medelijden hebben kon. Antwoord op de gestelde vragen was natuurlijk van de sociaaldemokratische Kristenen niet te krijgen. In plaats daarvan stelde zich de kudde Gods te midden in de zaal en bad tot God voor de arme verdwaalde schaapjes, waaronder de jongsocialisten verstaan zijn.
De brave lieden verheugen zich in de bezondere bescherming der partijleiding. Zij kunnen zoo de scharen der voor godsdienst vatbare arbeiders opnemen, om wier geest en revolutionaire vorming men zich ja niet hoeft te bekommeren, als men maar hun stem heeft...
Intusschen trekken jong-socialisten met hart en geest doordringenden, ernstigen propaganda-arbeid door het land; zitten scharen hunner kameraden in de gevangenissen, wijl zij, trouw aan hunne overtuiging ieder verbond met de burgerlijke maatschappij, zooals in den vorm van militairen dienst, weigeren bij te treden!
De sociaaldemokratie heeft niets beters te doen dan de kerken te vullen en ‘godsschaapjes’ aan te trekken.
Toch te beklagen, die menschen. De sociaaldemokraten, bedoel ik.
In Zweden staat het jong-socialistische zaad in eene pracht, dat den zaaier het hart open gaat.
Vier-en-dertig dienst-weigerenden bij ééne lichting, die door het lot van andere kameraden, wegens vroegere weigering gedurende maanden achter slot en grendel gezet werden, niet werden afgeschrikt. Vier-en-dertig jonge mannen, die hun denkwijze onder stoelen noch | |
| |
banken steken; die voor hun overtuiging optreden en van wie bijna ieder per brief op ondubbelzinnige wijze uiteenzet, wat hem verhindert het slagerspakje aan te trekken. De brieven zijn te typisch, opdat ik er niet minstens één hier zou weergeven:
Aan den Kommandant van het Fal Westl. Lichtingsdistrikt,
Hiermede wil ik mededeelen, dat ik mij noch tot de loting noch tot den militiedienst zal begeven, daar het militarisme, naar mijne overtuiging, het ruwste en meest barbaarsche stelsel vertegenwoordigt, dat in de menschelijke maatschappij te vinden is.
Gij, heeren militairen, ziet in de dienstweigering een misdaad; ik echter meen, dat het het edelste is, dat een vriend van den vrede in 't belang der vrijheid kan doen.
Er zijn nu 1908 jaren verloopen sedert de engeltjes zongen: ‘Vrede op aarde’ - ik meen dat wij moeten beginnen dit in daden om te zetten.
Ik zeg dit alles in de hoop, dat gij mijne overtuiging zult eerbiedigen en u het artiekel der grondwet zult herinneren: De Koning mag niemands geweten dwingen of laten dwingen.
Fritz Bergkvist.
Deze jong-socialistisch-antimilitaristische beweging ligt zwaar op de maag van de burgerlijk vermodderde sociaaldemokratie. Nu zij zoo ver gekomen zijn in het gezelschap der fijne lieden te worden opgenomen, past de revolutionaire aktie der proletariërs den heeren Branting, Nilsson en Lindblad verduiveld slecht in het kraam. Maar hun leed is daarmede niet ten einde.
| |
| |
Stockholm's Arbetare Kommune (de vereeniging der socialistische politieke- en vak-organisaties eener stad onder éen voorzitterschap heet Arbetare Kommune) heeft bij hare jongste beraadslaging over de voorstellen voor den volgenden partijdag het volgende rein antimilitaristische voorstel aangenomen:
1. | ‘Strijd tegen het militarisme in al zijne vormen.’ |
2. | ‘Arbitrage bij internationale geschillen.’ |
3. | ‘Krachtig internationale samenwerking tusschen de arbeidersorganisaties tegen den oorlog.’ |
Opmerkenswaardig is, dat dit opschudding-verwekkend besluit, dat de overwinning behaalde op verscheidene andere, meer zoetsappige, uitgaat van de tot nog toe als bezonder makke sociaaldemokratisch uitgescholden grootste Arbetare Kommune, waarbij ook het partijbestuur met Hjalmar Branting aan het hoofd is aangesloten. Branting, een zeer imponeerende persoonlijkheid, voor wien zelfs de Russische gendarmen het geweer presenteeren, wanneer hij Finland bezoekt en die in de trouwelooze bestrijding der jongsocialisten eene eerbied afdwingende werkkracht aan den dag heeft gelegd, is natuurlijk buiten zijn schik en ook zijn lijfblad ‘Socialdemokraten’, dat nu gansche hoofdartiekels tegen dit ‘verdedigingsnihilistisch’ voorstel schrijft.
Bemerkenswaard is verder, dat er bij de levendige debatten niemand werd gevonden, die het beroemde sociaal-demokratische militieleger aanbeval.
De sociaaldemokratie, in trouwe ideëele samenwerking met de overheden, heeft alles gedaan om het jongsocialisme en het antimilitarisme van den Zweedschen bodem verwijderd te houden, en toen ze er toch waren, ze | |
| |
onder gansche karrevrachten vuil en laster te begraven. Het is haar niet gelukt. Langs alle zijden stroomt de jeugd, stroomen de beste krachten van het land te samen om zich bij onze gelederen te voegen. En weldra zal de eenige bezitsstaat der Zweedsche sociaaldemokratie het paar krukken zijn, waarop de van ouderdom zwakke en kindsch geworden oude dame naar het gesticht voor onverzorgde oude vrouwen strompelt.
Jorgeir.
|
|