Clemenceau waakt! Kan hij geen brood verschaffen aan Parijs, hij zal 't dan ten minste lood geven. Hij vereenigt troepen; soms veroorzaakt dit lachwekkende incidenten: een bevel wordt verkeerd begrepen en, zooals kortelings te Vincennes, het verblufte publiek woont groote bewegingen der gewapende macht bij, terwijl er niets gebeurd. Nooit zou Clemenceau het in het hoofd krijgen dat zoo er brood ontbreekt te Parijs, de schuld daarvan ligt in de ongerechtvaardigde koppigheid der patroons; en zoo de Staat zulke groote zorg wijdt aan de openbare behoeften, dan moet hij zelf maar tijdelijk bakkersbaas worden, aan de werklie het salaris gevend dat zij vragen. In de middeleeuwen verkochten de gemeenten zelf de bloem in tijden van nooddruft om de speculatie te beletten; maar tegenwoordig schaart de Staat zich steeds aan de zijde der uithongeraars van het volk.
Het syndicalisme dringt door bij de bezoldigden van den Staat, zelfs bij degenen die men aanziet als ambtenaars. O, abominatie! zelfs de onderwijzers syndikeeren zich. Zij hebben tot nog toe steeds gediend als kiesdravers, op bevel wel te verstaan en op poene van verplaatsing als zij weigerden. Zij willen zich niet langer leenen tot dit vernederend werk en meenen dat het niet in hun atributie ligt. Welke misdaad! Peinst eens: de regeering berooven van zulke goedkoope kiesdravers. Het ministerie gaat hen dan ook verbieden zich te syndikeeren en hen berooven van een recht dat de wet toekent aan allen die gemeenschappelijke belangen hebben.
Alle reactionairen zullen meneer Clemenceau volmondig gelijk geven en hij zal de hand kunnen reiken aan M. Barrès, ex-boulangiste, mondaine letterkundige en academie-lid, die een voordracht hield met den titel: ‘De slechte onderwijzers’.