Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 6
(1906)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 441]
| |||||||
De Anti-Militaristische PropagandaDe anarchisten hebben deze laatste jaren een groote uitbreiding gegeven aan de anti-militaristische propaganda, vooral in Frankrijk. De Dreyfus-zaak leverde hun de gelegenheid. Het hoofdzakelijk belang dier geruchtmakende zaak kwam voort uit haar waarde als middel tot betoog-in-'t groot. Zij was goed geschikt om de oogen te openen van alle lieden die niet volkomen verstompt zijn, en heur weerklank was zoodanig dat eenieder verplicht was zich ermede te bemoeien. Maar ten allen prijzen moest men voorkomen, dat de belanghebbende partijen heur ware dracht, noch gedeeltelijk noch geheel, verborgen, en dààrom deden de anarchisten wèl er zich rechtstreeks mee in te laten. De Dreyfus-zaak toonde klaar als de dag, dat het leger een achteruitwerkende macht is, in tegenstrijd met de princiepen die de huidige maatschappij heeten te regeeren, en dat zijn bestaan nu ten dage een anachronisme is. Het leger is een Staat in den Staat; het blijft buiten de gemeene wet; het heeft een afzonderlijk gerecht, een afzonderlijke moraal; zijn regelings-princiep is de blinde gehoorzaamheid. Wat onrecht zou zijn van uit een menschelijk standpunt, wordt recht en souverein als Evangelie-woord, wanneer het de uitdrukking | |||||||
[pagina 442]
| |||||||
is van een bevel van den overste aan den ondergeschikte; verouderde gebruiken, lang afgedane vooroordeelen, worden aanzien als gedragsregels waaraan het verboden is zich te onttrekken. Leugens, bedriegerijen en vervalschingen worden lofbare daden als ze gedaan worden op bevel der oversten, voor de eene of andere goede zaak: het vaderland, de vlag, de eer van het leger. Wat men in het leger eer noemt, zou elk rechtschapen hart lafheid en laagheid noemen; de vlag is maar een gekleurde vod; het vaderland is het syndicaat der uitbuiters: dit is de waarheid, maar 't is niet toegelaten het te zeggen. De Dreyfus-zaak heeft die waarheid doen losbarsten op zùlke wijze, dat het moeilijk was er aan te ontkomen. Natuurlijk heeft men in officieele middens getracht haar te verzachten. Men moest de feiten toch herkennen: de vervalschingen, de huichelarij, de verstandhouding in de leugen, de gewilde volharding in de ongerechtigheid, de onverdraagzame aanmatiging van elke wet die gemeen is aan de gezamenlijke burgers. Dit alles is vastgesteld, bevestigd, plechtig erkend door de eigen organen van den burgers-Staat. Maar men heeft de dracht dier feiten willen verzwakken: men heeft het goedzakkige volk willen wijs maken dat de beroeps-soldaat niet noodzakelijk zóó moest zijn, als hij zich in het proces-Dreyfus vertoonde; dat er middel was om het leger te vervormen en verbeteren; dat het op zichzelf een goede instelling bleef, ja, een noodige instelling, die inwendige vrede en vrijheid verzekert. - De houding der regeerders kon niet anders zijn: zij hebben het leger noodig om hun gezag te bewaren; zonder het leger was het afgeloopen met de kapitalistische overheersching. Het leger hindert hen maar als | |||||||
[pagina 443]
| |||||||
het dreigt een macht op zich-zelf te worden, en als zijn hoofdmannen den schijn aannemen te willen gebruik maken voor persoonlijke doeleinden van de macht waarover zij beschikken. De burgers-Staat bevoordeeligt gaarne de ontwikkeling van den militaristischen geest, maar alleen in zoover als die ontwikkeling niet onafhankelijk wordt. De anarchisten zijn ongeveer de eenigen die de geheele waarheid kunnen zeggen over de rol en het karakter van het leger. Al de politieke partijen, zelfs de partijen der oppositie, aanzien de mogelijkheid eenmaal de macht in handen te krijgen, en de macht is altijd gevest op dwang en geweld. Daarom is 't, dat de socialisten in 't parlement, op luttele uitzonderingen na, op zeer dubbelzinnige wijze spraken, bevestigend hun liefde voor het vaderland en vermijdend zich vrank-weg internationalisten te noemen. Men weet overigens, dat zij het leger willen vervormen, maar niet afschaffen; zij willen den militairendienst ontdoen van wat hij het stuitendst heeft, het lange oponthoud in de kazerne, maar hem toch behouden. De eerlijke socialisten, die de integrale ontvoogding van het proletariaat willen en haar niet verwachten van een parlement, verstaan zelf niet altijd de geheele beteekenis der anti-militaristische propaganda, overheerscht als ze grootendeels nog zijn door theorieën die alles doen afhangen van economische veranderingen. De anarchisten voelen wel, dat het leger - 't brutale geweld - de eenig afdoende steun is der kapitalistische maatschappij en dat men haar des te meer moet aanranden langs die zijde, omdat vele lieden, die hun maatschappelijke ideeën niet deelen, zich bij hen zullen aansluiten in hun antimilitaristische propaganda. Tijdens het proces-Dreyfus | |||||||
[pagina 444]
| |||||||
maakten vele schrijvers zùlke vinnige, zùlke radicale, zùlke absolute critieken op het militarisme, als anarchisten het zouden vermogen. Velen waren alzoo meegesleept op de logische helling die naar de meest-revolutionaire gedachten voert, want de critiek van een der burgersinstellingen, als ze tot het uiterste wordt gedreven, moet leiden tot de herkenning van de valschheid der anderen. De critiesche gedachte van Bergeret, den held van Anatole France, voert rechtstreeks tot het anarchisme. De bevruchtende invloed der anti-militaristische propaganda is gebleken met de grootste duidelijkheid, tijdens de gebeurtenissen dezer laatste jaren in Frankrijk. Aan de zaak-Dreyfus dankt Frankrijk het, dat het geheel kon zegevieren over de nationalistische strooming die droomde van de ‘Revanche’ en dat het bepaald den weg der sociale hervormingen opging. In alle middens in Frankrijk uit zich die voorwaarts-gaande beweging; en het fransche parlement is het vooruitstrevendste der europeesche parlementen, zooals het socialisme in Frankrijk tot een stadium van evolutie kwam, dat hooger is dan hetgeen in andere landen werd bereikt. Zelfs in het leger ontwikkelt zich het antimilitarisme. Niet alleen zijn er een menigte revolutionairen onder de soldaten, maar men zag zelfs een officier, luitenant Tisserand-Delange, op een openbare vergadering komen verklaren, dat hij zou weigeren te schieten op werkstakende arbeiders. Het proces der anti-militaristen van December 1905 is uitgeloopen op veroordeelingen die men niet heeft kunnen staande houden, en werd gevolgd door een aangroeiing der propaganda, want de plakkaat zelve, die als voorwendsel diende tot het proces, werd heraangeplakt, ditmaal bedekt met de handteekeningen van meer dan 2000 personen - die men, | |||||||
[pagina 445]
| |||||||
natuurlijk, niet bij machte was allen te vervolgen. Die mooie beweging, waarvan Frankrijk de inwijdster was en die zich uitbreidde tot de meeste andere landen, dank, onder anderen, aan afschuwelijke oorlogen en gevaarlijke diplomatieke konkelarijen, moest noodzakelijk het gedacht aan een internationale overeenkomst tegen 't militarisme in het leven roepen. - De Internationale Anti-Militaristische Vereeniging, gesticht te Amsterdam den 25, 26, 27 en 28 Juni 1904, heeft ongelukkiglijk niet de belangrijkheid verkregen die ze had moeten verkrijgen, gezien de bijzonder-gunstige omstandigheden. Heur rol en heur invloed zijn tot heden bijna nul geweest en men mag zeggen dat de onderneming geheel schipbreuk leedt. De oorzaken dier mislukking liggen vooral, schijnt het, in de ontoegevendheid der inrichters en in hun mangel aan practischen geest. In stede te trachten allen te vereenigen die op eerlijke wijze en zonder voorbehoud het militarisme bestrijden, wat verder hun sociale of moreele overtuiging weze, sloten zij degenen uit die niet heelemaal dachten zooals zij, hetzij onder opzicht der algemeene gedachten of onder opzicht der practische werking. Maar, zooals Cornelissen het zeer juist gezegd heeft, ofwel is de vereeniging uitsluitend anti-militaristisch, en dan moet ze alle anti-militaristische krachten vereenigen, ofwel is ze libertair en dan kan ze heur werking niet beperken tot de anti-militaristische propaganda: daar is niet aan te ontkomen. De houding der ontoegeeflijke revolutionairen tegenover de christen-anarchisten, tolstoianen, voorstanders van den ongewelddadigen weerstand, was bijzonderlijk onrechtvaardig. Men kan nochtans den titel van oprechte anti-militaristen niet ontkennen aan lieden die bereid zijn gevangenisstraf te ondergaan | |||||||
[pagina 446]
| |||||||
liever dan de wapens te dragen. Langs een anderen kant is er van hunnentwege geen uitdaging gekomen. Er is een geen anti-revolutionaire motie geweest, zooals Domela Nieuwenhuis het heeft bevestigd (zie ‘Ontwaking’ December 1904). Ziehier, overigens, de motie voorgesteld door Armand, met betrekking op de 4de vraag, ‘het antimilitarisme en de persoonlijke dienstweigering’: ‘Het Anti-Militaristisch Congres van Amsterdam, herkend hebbend heel de revolutionaire dracht der militaire dienstweigering, 't zij persoonlijke 't zij gezamenlijke, geeft mandaat aan het comitee der Internationale Arbeiders Vereeniging om ondersteuning te verleenen aan elke beweging voor individueele of collectieve propaganda en actie in dien zin (zooals algemeene krijgsstaking) om het even welke sociale, moreele of godsdienstige motieven zij tot oorsprong heeft. Het zend zijn groeten aan Jan Terwey, Adrianus Ris, Taselaar, Graber, Tchaga, die heden gevangen zijn voor dienstweigering, wenschend dat zij in alle landen vele navolgers mogen vinden, daar de vermenigvuldiging van zulke daden de afschaffing van het militarisme als logiesch gevolg heeft’. Schoon heb ik dien tekst te lezen en te herlezen, het gelukt me niet er iets in te ontdekken dat den geest kan kwetsen van een revolutionair en hem kan nopen de motie te verwerpen indien hij geen sectaris is voor wie elke tegenspraak een beleediging schijnt. En nochtans verafschuw ik het christendom onder welken vorm het zich ook voordoet en ik ben overtuigd van de noodzakelijkheid der revoluties. - Het laatste zinsdeel is ontegenzeggelijk de uitdrukking eener illusie; maar wie heeft er geen? en in 't huidig geval is die illusie zonder gevolgen. | |||||||
[pagina 447]
| |||||||
Stellen wij hier tegenover de motie der revolutionairen die door 't Congres werd aangenomen: ‘Het Congres van Amsterdam, oprichter van de tweede internationale vereeniging, ‘verklaart zich te beroepen op de revolutionaire beginselen en krachtdadig te verwerpen de leerstelsels der berusting die voortspruiten uit den christen geest. ‘'t Is het geweld, dat het proclameert, geweld, kind van de rede en den opstand. Actieve opstand en niet lijdelijke, die laatste de loochening zijnde van het werk waarvoor we zijn vereenigd. ‘Het verklaart te verwerpen zekere vormelooze theoriën van christelijke strekking, die in de vereeniging een noodlottige dubbelzinnigheid kunnen verwekken.’Ga naar voetnoot(*) Het is moeilijk de demagogische grootspraak verder | |||||||
[pagina 448]
| |||||||
te drijven. Die belachelijke spraak-overdrijving, die gezwollen taal zou wellicht een verontschuldiging vinden in oogenblikken van heftige vervoering, midden een revolutie. Maar op dit oogenblik, waarop geen reden bestond om zich dusdanig op te winden, waarop zich buiten niets opwindends voordeed, schijnt dit grotesk. - En merkt op, dat die motie niet gestemd werd tegen die van Armand, die was ingetrokken, maar tegen een van Samson, die nog veel minder gëeigend was om de voorstanders van 't geweld te vergrammen en die maar een vage genegenheid uitdrukte voor degenen die krijgsdienst weigerden, terwijl zij er op wees dat men zich moest onthouden de dienstweigering aan te raden. Maar het koddigste is nog, dat de aangenomen motie heelemaal niet antwoordt op de in bespreking gestelde vraag. Men vraagt aan de vergadering wat ze denkt over dienstweigering, en zij antwoordt dat ze de leerstellingen van christelijken oorsprong verwerpt, en dat ze 't geweld als princiep aanneemt! 't Is ongerijmd, - en des te ongerijmder omdat de dienstweigering kon aanzien worden van uit zeer verschillende standpunten: zij bestaat niet noodzakelijk in het weigeren door de dienstplichtigen van een wapen ter hand te nemen, omdat hun geweten het gebruiken van geweld verbiedt; zij kan toevallig zijn en bestaan uit een weigering van gehoorzaamheid op een bepaald oogenblik, b.v. ter gelegenheid van een staking, van een oorlog: het voorbeeld van twee of drie personen kan dan aanstekelijk werken en de anderen meesleepen; de desertie zelve, eindelijk, is een wijze van dienstweigering. Het practische, wat door het Congres van Amsterdam werd voorgesteld, is tot weinig terug te brengen. Op een oor- | |||||||
[pagina 449]
| |||||||
logsverklaring tusschen burgers-Staten antwoorden met een algemeene werkstaking zou uitstekend zijn: maar het idee is ver van nieuw en zijn verwezenlijking zou slechts mogelijk worden dank aan een aanzienlijke uitbreiding der vakvereenigingen, der syndicaten. Wat de opvoeding der kinderen aangaat, is het zeker zeer wenschelijk, dat men ophoude sabels, trompetten en trombonen als speelgoed te geven - al ware 't maar om de oorvliezen hunner ouders te sparen - maar men zou hersenschimmen koesteren wanneer men zeer afdoende gevolgen verwachtte van die handelwijze. De kinderen, die in hun ontwikkeling de ontwikkeling der soort beknopt weergeven, maken allen een krijgslustige periode door, waarin ze, van takken of stukken hout, geweren en sabels maken als men ze hun niet geeft. Men moet die strekking niet in de hand werken, zoo min als de liefde tot het klatergoud en de panache, die eveneens bestaat tijdens zekere kinderperiode, maar't zou ijdel zijn haar trachten uit te roeien. Aan de desertie raakte het Congres maar als aan 'n bijhoorigheid, door te bepalen dat een gedeelte van de afgedragen gelden zou bestemd worden om hulp te verleenen aan de deserteurs en dat de plaatselijke comiteiten hen zouden helpen in 't zoeken van werk. Het komt me voor, dat de kwestie verdiend had in 't bijzonder onderzocht te worden. Volgens mij zou een planmatige inrichting der desertie een der afdoendste anti-militaristische maatregelen zijn: ieder jaar zou men, van land tot land, de jongelingen uitwisselen die willen ontsnappen aan den krijgsdienst; de landelijke comiteiten zouden die uitwijkingen kunnen inrichten in onderlinge verstandhouding; de vreemde jongelingen zouden, des voorkomend, | |||||||
[pagina 450]
| |||||||
kunnen gevoed worden in de gezinnen der uitgewekenen en konden zoo de afwezigen vervangen. Op die manier zou het voor de werkers gemakkelijk zijn nieuwe lastente sparen en te ontsnappen aan de risico eener vermeerdering van mededinging, door den toevoer van een groot aantal armen in dezelfde streek. De voordeelen zouden aanzienlijk zijn: langs een kant zouden vele jongelingen ontkomen èn aan de treurige verplichting. verscheidene hunner schoonste jaren te verliezen èn aan den neerdrukkenden invloed van het kazerne-leven; langs een anderen kant zouden die uitwisselingen zeer veel terrein doen winnen aan het internationalisme: diepere gemeenschap zou tusschen de volkeren ontstaan, de kennis der talen zou zich uitbreiden, de gedachten zouden verbreeden en de vijandelijkheid, die dikwijls bestaat onder volkeren die malkaar niet begrijpen, vijandelijkheid die de burgers trachten te onderhouden, zou meer en meer verdwijnen. Een dergelijke inrichting, op touw gezet in overleg met de syndicaten, zou maar betrekkelijk-luttele uitgaven vergen, de eenige tamelijk hooge kosten zouden de vervoerkosten zijn: en zelfs deze hebben gedurig neiging om te verminderen, zij 't uit oorzaak van tariefvermindering, zij 't uit oorzaak van steeds verhoogende trein-snelheid. Daarbij zou het voor de burgerij zeer moeilijk zijn om zulken slag af te weren. Het is in den huidigen toestand onmogelijk de werklie te beletten elders dan in hun eigen land te werken: dit zou strijdig zijn met de belangen van het kapitalisme, dat de mededinging onder de werklie zou doen verminderen door zich te spenen van de mogelijkheid een beroep te doen op vreemden arbeid. | |||||||
[pagina 451]
| |||||||
En uitvaardigen, dat allen die een land bewonen moeten dienst doen in het leger van dit land, om het even wat hun landaard zij, dit zou gelijk staan met de verloochening van een der princiepen van het burgersregiem, het vaderlandsbegrip.
Jacques Mesnil. |
|