| |
| |
| |
De School het voorportaal der Kazerne
De schoolmeester heeft den slag bij Sadowa gewonnen.
Zietdaar een gezegde dat algemeen werd gebruikt na den oorlog van 1866, toen de Oostenrijkers zoo leelijk waren verslagen door de Pruisen.
Men zag dus het verband in tusschen school en leger.
Wat bedoelde men met dat gezegde?
Dat het Pruisische volk door zijn verplicht schoolonderwijs hooger stond dan het Oostenrijksche en daarom de overwinning behaalde. Dus het militarisme wordt gekweekt en versterkt door de school.
Zeker, dat kan gebeuren, maar school en school zijn twee.
Waar de school de kinderen van jongsaan dresseert en drilt, daar zal de kazerne de voortzetting worden van de school.
Maar zoo'n school, waarin het kind reeds wordt afgericht tot een gedweeën en gehoorzamen leerling, om later te worden een gedwee en gehoorzaam onderdaan van den staat, is niet wat wij daaronder verstaan.
Wij meenden - en zoo heet het ook - dat de school dienst moet doen om de kinderen te ontwikkelen, hen te maken tot menschen met eigen oordeel en zelf- | |
| |
standigen blik. En of ze er dan goede soldaten door worden, dat zouden wij betwijfelen.
Zei niet Frederik de Groote: als mijn soldaten denken, dan blijft er geen enkele in het gelid?
Dus die meende dat denken niet bevorderlijk was voor het militarisme.
En hoe kan dat ook?
De grondslag van het Militarisme is de tucht, de blinde gehoorzaamheid, de gedweeë onderwerping. In het leger is de mensch een nummer geworden, een willoos werktuig in de handen van een ander. En dat steeds in opklimmende reeks. De soldaat heeft te gehoorzamen aan den onderofficier, deze aan den luitenant, de luitenant aan den kapitein, de kapitein aan den overste, de overste aan den kolonel, de kolonel aan den generaal. Het is dus een algemeen gehoorzamen van beneden naar boven.
Wie inderdaad mensch is, die is en moet zijn een slecht soldaat. Een mensch toch denkt en stelt daar zijn hoogste eer in. De soldaat mag niet denken, anders deugt hij niet voor zijn vak. Als dus de schoolmeester den slag bij Sadowa heeft gewonnen, dan bewijst dit niets anders dan dat er in Pruisen een school bestaat, die wel goede soldaten, maar geen denkende menschen aflevert.
En wanneer Duitschland zulk een uitstekend leger bezit, dan moet men hiervan de schuld niet zoozeer geven aan het Militarisme dan wel aan de geaardheid van dat volk. De Duitscher is zulk een uitstekend soldaat en een leger als het Duitsche kan aldus gedrild worden, omdat het materiaal, de mensch met den volgzamen, gedweeën aard, aanwezig is. Zet een Duitsche onder- | |
| |
officier voor een troep Nederlandsche rekruten, de soldaten zullen zich liever één voor één in het cachot laten stoppen, vóórdat zij hem gehoorzaam zijn en zich zijn drilmethode zullen laten welgevallen.
De geheele opvoeding der jeugd is in Duitschland ‘schablonen-mässig’ (volgens een afgerond model) ingericht en zelfs de stok is van staatswege erkend en verstrekt als schoolmateriaal. Elk zelfstandig denken en doen, elk onafhankelijk intiatief, elk karaktervol optreden wordt gedood. De individualiteit moet er van jongsaan uitgehaald, desnoods uitgeranseld worden. Breekt dan de militaire diensttijd aan, deze zorgt voor de rest en maakt dat de jonge man, vòòr hij het leven intreedt, geleerd heeft te gehoorzamen en te zwijgen, ook wanneer het gezond verstand of het gevoel aandrijft tot niet-gehoorzamen en spreken.
De school wordt dus op die wijze het voorportaal der kazerne.
Wat is van staatswege het doel van het onderwijs?
Is het om zelfstandige menschen aan te kweeken, die weten wat zij willen en desnoods tot verzet komen liever dan onrecht te doen of te dulden? Is het om karakters te vormen die onafhankelijk durven optreden en kortweg neen durven zeggen tot iedereen?
Wij weten beter.
De gehoorzaamste leerling is de beste en het recht van het kind om zichzelf te zijn is het allerlaatste wat hem wordt toegekend. Hij moet geknot, gefatsoeneerd worden tot een braaf onderdaan tot een gedwee wezen, dat gehoorzaamt aan de wetten des lands. De school wordt dus dienstbaar gemaakt aan het aankweeken van volgzame, onderdanige burgers, van gehoorzame onderdanen.
| |
| |
En daarom begint men er vroeg mede, want op den jeugdigen leeftijd zijn de kinderen nog kneedbaar: men moet ze gebogen hebben voordat zij ouder worden. Gebogen - ja, dat is het rechte woord naar het oude ideaal van demoed en gehoorzaamheid, van het zichzelf wegcijferen. Maar het nieuwe ideaal is dat de mensch zich recht en vrij en vrank verheft, dus in het geheel niet gebogen, maar slechts gesteund, opdat hij niet uit zwakte krom worde.
‘Je wilt niet’, zoo zeggen vader en moeder en onderwijzer, ‘ik zal je leeren of je een wil hebt, die eigenzinnigheid zal ik er wel uitkrijgen’. Juist, eigenzinnig, dat mag men niet zijn, een eigen zin dien mag men niet hebben, men moet volgzaam gehoor geven aan hetgeen anderen doen en zeggen.
Om den geest van initiatief te dooden, de rede ondergeschikt te maken, moet men zich vroegtijdig meester maken van de verbeelding en den wil van het kind.
Geef mij het kind - zoo roept men van alle zijden en als de staat zich meester maakt van het kind, dan is het om op die wijze goede soldaten, willooze werktuigen te krijgen, die later bereid zijn blindelings op te volgen wat hun geboden wordt. Een Russisch spreekwoord zegt: ‘gij moogt ongehoorzaam zijn tegenover uw vader en moeder, maar gij zult gehoorzamen aan het ezelsvel’, d.w.z. aan den tamboer, die op de trommel slaat, dus in den dienst hebt gij heelemaal niets te vertellen.
En zoo is het inderdaad.
Op school begint het werk, dat in de kazerne wordt voortgezet.
De geest van zelfdoen, van eerlijkheid en waarheid- | |
| |
spreken wordt gedoofd om plaats te maken voor ‘opzitten en pootjesgeven’, voor eerbied jegens zijn meerdere en die meerdere is de man die geld bezit - want geld is macht! - voor onderdanigheid, voor dwaze begrippen van vaderlandsliefde, enz. Kruipen voor hetgeen boven u staat, heerschen over hetgeen order u is - ziedaar de moraal om er te komen in de wereld. En dat is toch de hoofdzaak, waaraan alles ondergeschikt moet worden.
En hoe komt men er?
Door zijn ruggegraat te leeren krommen. Dat is de weg, die voert tot eer, rijkdom en geluk. Men moet desnoods de schoenen kunnen aflikken van den meerdere, die er u brengen kan, als het maar voert tot het doel.
Vandaar dat geen eigenschappen zoo gehaat zijn als waarheid en vrijheid. Niet met de lippen... o neen, dan bestaat er voor deze twee zaken een liefde die onbegrensd is. Maar wee dengenen, die ze in praktijk wil brengen, er wordt met hem gerold en gesold, ‘tot al wat er schoon is en edel in zijn fiere borst is gestold’.
Geld verdienen, omhoog komen en al de trappen te beklimmen van den maatschappelijken ladder ten einde een mooie plaats te verwerven, - ziedaar het doel des levens, voor de bereiking waarvan men van kindsbeen wordt afgericht.
Eerst het gezag van een dommen vader, van een onverstandige moeder, waardoor van de vroegste jeugd alle gevoel van verzet wordt gedood; dan het gezag van den meester, die onbeperkte gehoorzaamheid maakt tot het wezen der tucht; dan het gezag van den baas, bij wien men in 't werk komt en wiens wil voor u de hoogste wet is, daar gij anders gestraft wordt met broodeloosheid; eindelijk het gezag van den onderofficier, | |
| |
die u drilt en elk gevoel van eigenwaarde wil dooden en u maakt tot een nummer in plaats van een mensch.
Een kerel die dat alles weerstaat en die na zulk een opeenstapeling van gezag nog zooveel weerstandsvermogen bezit om zichzelf te zijn en zich te durven verzetten!
Juist in de kinderjaren, als de hersenen nog als was vatbaar zijn voor alle mogelijke indrukken, buigt men het kind tot gehoorzaamheid met vernietiging van zijn persoonlijkheid, met het plooien van zijn karakter.
Als het kind later rondom zich ziet gedurende den tijd zijner opvoeding, wie ontmoet hij dan als de personen die bijdragen tot zijn opleiding? Het heet dat hij omringd wordt door vrienden der kinderen, door meesters vol toewijding en liefde, maar denkt hij erover na, dan ontdekt hij dat het geen vrije menschen zijn, die hij rondom zich ziet, geen raadsleden en gidsen of vrienden die het werk der opvoeding doen uit roeping, uit liefhebberij, neen het zijn beroepsmenschen, betaalde dienaren die moeten opvoeden volgens een program dat hun is voorgeschreven en volgens hetwelk zij moeten werken, ook dàn als zij het averechts verkeerd vinden. Zij werken dus niet volgens eigen inzicht als vrije menschen, neen zij volgen slechts wat hun van bovenaf wordt voorgeschreven.
Welke bezielende kracht kan er uitgaan van zulk maakwerk, dat buiten den mensch omgaat?
Lessen op kommando op school evenals bevelen op kommando in het leger.
Het kind, gekneed door de schooldressuur, dikwijls slecht geleid door de ouders, groeit op in aanhoudende slavernij, een fysieke en psychische slavernij te schadelijker naarmate zij met opzet tot een stelsel is gemaakt | |
| |
en de gevaren en schaduwen daarvan kunstig bedekt worden gehouden.
En zoo is de school maar al te vaak geworden het voorportaal van de kazerne.
‘Hij die gebeefd heeft voor zijn ouders en schoolmeesters, die zal zijn leven lang beven voor een blad, dat door den wind wordt voortbewogen’, - zoo sprak Luther en hij heeft hierin volkomen gelijk.
Alleen een vrije opvoeding geeft vrije menschen.
En vrije menschen laten zich niet verlagen tot willooze werktuigen in de handen van anderen, want dat is den mensch onwaardig.
Waar de tucht de hoofdzaak is, daar kweekt men slaven en voor hen is de beste plaats in het leger, onder de soldaten, want ook daar is de tucht het alles beheerschende element.
Wil dat zeggen dat het kind niet behoeft te gehoorzamen?
Allerminst, maar die gehoorzaamheid moet voortspruiten niet uit fysieke kracht maar uit zedelijke meerderheid. Een blik, een klank, een enkel woord moet voldoende zijn om de noodige gehoorzaamheid van het kind te krijgen. Maar daarvoor is het noodig vroeg te beginnen en heeft men niet van de prilste jeugd den grond gelegd tot gehoorzaamheid, dan zal men haar later moeilijk kunnen krijgen.
De oude methode zou men kunnen samenvatten in het spreekwoord: het boomptje moet gebogen worden, terwijl het jong is.
De nieuwe moet zijn: de mensch vrij en frank zich verheffende, dus in 't geheel niet gebogen, maar alleen gesteund, opdat hij niet uit zwakte krom worde.
| |
| |
De lichamelijke tuchtiging, de slaan-methode is averechts verkeerd. De bekende Comenius vergeleek den opvoeder, die tot ranselen zijn toevlucht nam, bij een musicus die zijn ongestemd instrument bewerkt met zijn vuisten, in plaats van oor en handen te gebruiken om te stemmen.
Een kleine jongen van vier jaar had voor het eerst en gelukkig voor het laatst een slag ontvangen. Toen zijn kindermeid hem 's avonds aanmaande, zijn gebed op te zeggen, barstte hij met de woorden los: ‘Ja, van avond heb ik wat tot God te zeggen’, waarop hij met diepen ernst bad: ‘Lieve God, ruk Mama de armen af, opdat zij niet weer kan slaan.’
Slagen roepen de deugden van den slaaf, niet die van den vrijen mensch te voorschijn. Het slaan levert de zwakken, de weerloozen in handen van sterkeren en de jongen, die tot zijn vader zei: ‘wat is het toch dapper voor zoo'n grooten man om een kleinen jongen te slaan’, bezorgde zijn vader een zedelijke nederlaag, die hem gedwongen heeft zich te schamen over zichzelven.
Vroeger vulde men het hoofd van het kind op met allerlei sprookjes van God en duivel en engelen en de heele verdere santekraam. Nu doet men het met andere formules zooals Eerbied, Wet, Huisgezin, Eigendom, Demokratie, Volksgeluk en dergelijke frases meer.
En weer verplaatst men het kwaad in plaats van het uit te roeien.
In de plaats van een dresseerinrichting, waar de kinderen reeds leeren om hun eigen persoonlijkheid te onderdrukken, moet de school worden een inrichting waar vrije menschen gevormd worden, die geluk en blijdschap | |
| |
toovert op de lippen der jeugd, zoodat deze tijd huns levens als de gelukkigste voor hen steeds in de aangenaamste herinnering blijft voortleven.
Daarvoor zullen wij het Militarisme ondermijnen, want met zulke vrije wezens kan men niet terecht in de doodende verblijfplaatsen, die men kazernes noemt.
Men beginne dus met het begin, de rest volgt dan vanzelf.
Het onderwijs dat gegeven wordt, moet zijn integraal, individualistisch, gemengd en anti-godsdienstig.
Integraal - omdat het moet strekken tot de volledige ontwikkeling van het wezen, dat ten slotte een harmonisch ontwikkeld geheel moet zijn, waarin niets verzuimd wordt om hem volgens zijn aanleg te doen worden wat hij van nature zijn wil en zijn kan. Dus geen stukken mensch, uitstekend in een gedeelte, maar heele menschen, bij wie de ontwikkeling van alle deelen meehelpt om er een iemand van te maken, een persoonlijkheid die weet wat hij wil en die wil wat hij weet.
Individualistisch - omdat evenmin als twee bladeren aan eenzelfden boom aan elkander gelijk zijn, evenmin twee menschelijke wezens geheel dezelfde verlangens, dezelfde behoeften, dezelfde lusten hebben. Elk moet dus ontwikkeld worden ‘naar zijn aard’ en het is de groote moeilijkheid voor den onderwijzer, om dien aard bij de verschillende personen te ontdekken. Dresseeren is gemakkelijk, opvoeden moeilijk. Tegenwoordig gooit men alle individuen in een trechter, waarin zij gerold en gekneed en gevormd worden naar hetzelfde model, om er kant en klaar uit te voorschijn te treden. En komen de zoo gevormde jongelieden eruit, dan staan zij in de wereld, die zij niet kennen, te kijken als uilskuikens, die òf het | |
| |
gebaande spoor langs het lijntje moeten volgen òf bij behouden zelfstandigheid ondanks de dressuur ondergaan, tenzij zij weerstandsvermogen genoeg bezitten om alles en allen te trotseeren en zich zijn eigen weg te banen, die meestal niet voert tot eer, aanzien of vermogen.
De soldaterij en de priesterheerschappij en alle leiderschap, onder welken naam ook, zij werken allen mede om den persoon te dooden en ondergeschikt te maken onder den staat, de kerk, de partij.
Gemengd - omdat de maatschappij ook gemengd is en de kinderen moeten worden geschikt gemaakt voor die maatschappij. Een gemengde opleiding van beide geslachten, doorgezet tot middelbaar en hooger onderwijs, zal beslist een beschavenden, verzachtenden, veredelenden invloed hebben. Wel verre van een gevaar te zijn, zal zij van de kinderen verwijderd houden allerlei onnatuurlijke, ongezonde ideën en een waarborg worden voor zedelijkheid en hooge waardigheid van den mensch.
Anti-godsdienstig - omdat de godsdienst de bron is eerst van het bovennatuurlijk en dan van het wereldlijk gezag en dus kwalijk strookt met het standpunt van gezagsloosheid. Voor de meeste moordende oorlogen kan de godsdienst aansprakelijk worden gesteld. En nu gaat men vechten voor het geloof van den staat. Terecht is gezegd: gisteren verloochende men zichzelt om het hemelsche vaderland te verwezenlijken, heden gaat men zichzelf verloochenen om het aardsche vaderland te verwezenlijken. Lood om oud ijzer! Daarom alle buitenissigheden moeten verre gehouden worden van het kind. Geen dogma's, geen vage begrippen, maar een gezonde natuurlijke moraal, gebaseerd op de rede, die de veiligste gids door het leven is voor elkeen.
| |
| |
En wat zullen de vruchten van zulk onderwijs zijn?
Dat de kinderen, volwassen geworden, vrije menschen worden.
En vrije menschen laten zich niet dresseeren.
De ondermeester en de onderofficer zijn dus twee loten aan denzelfden stam, die werken aan één stam: het Militarisme.
Wie geen menschendressuur wenscht, zal tegen alle instellingen zijn die haar bevorderen, want als de militaristische geest in ons is uitgeroeid, dan zal - het kan niet anders - het Militarisme vanzelf afsterven.
Waar wij dus zien dat de school nog maar al te dikwijls het voorportaal is, om de menschen binnen te leiden in het gebouw van de kazerne, daar moet begonnen worden met het begin. Alle onderwijs dat steunt op het gezag, de discipline, is verkeerd en moet bestreden worden. Het vrije onderwijs kan alleen vrije menschen kweeken. Vrije menschen zullen zich nooit leenen om dienst te doen als willooze werktuigen en dus alweer de vrijheid zal het beste middel zijn om alle dwanginstellingen, en dus het leger met zijn toebehooren, met wortel en tak uit te roeien.
F. Domela Nieuwenhuis.
|
|