Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 4
(1904)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 297]
| |
Het Nationaal Anti-Militaristisch Kongres te ZwolleNadat het Internationaal Anti - Militaristisch Kongres te Amsterdam in de maand Juni van dit jaar uitstekend geslaagd mag heeten, kunnen wij nu hetzelfde melden omtrent het Nationaal Anti - Militaristisch, dat op 9 Oktober j.l. gehouden is te Zwolle. Inderdaad het is om te barsten van spijt voor hen, die, anti - militaristisch in schijn, ons voortdurend in de zijden en in den rug aanvallen. Trots kwaad en goed gerucht zijn wij dan ook van plan rustig onzen weg te gaan en het doel, dat wij ons stellen, nimmer uit het oog te verliezen. Het zal den lezers van Ontwaking misschien aangenaam zijn over onze beweging nader te worden ingelicht, nadat zij door ons op de hoogte zijn gebracht van het Internationaal Kongres. Hier te lande is men na dat Kongres ijverig aan het werk gegaan om hier en daar anti - militaristische vereenigingen op te richten en nu achtte men het gewenscht deze te vereenigen tot één grooten Nationalen Bond. 11 Anti - Militaristische vereenigingen en 13 andere, | |
[pagina 298]
| |
waaronder vakvereenigingen, vrije socialistische groepen en vereenigingen, hadden afgevaardigden gezonden naar. Zwolle, terwijl nog een aantal belangstellenden uit eigen initiatief tegenwoordig was. Domela Nieuwenhuis, die als voorzitter fungeerde, deelde mede hoe het met de beweging gesteld was. Frankrijk was direkt aan den arbeid getogen en het mag opmerkelijk heeten met hoeveel sympathie de nieuwe Internationale aldaar is begroet. Op dit oogenblik was Sébastien Faure in het noorden en Louise Michel met Girault in het zuiden bezig, om een propagandareis te maken en overal waar zij optraden, lieten zij haast een afdeeling achter. Behalve ‘l'Ennemi du Peuple’ (Vijand des volks) heeft men ook te Marseille een blad opgericht, getiteld: ‘l'Action Anti - Militariste’ (De Anti - Militaristische aktie). In Spanje was men ook ijverig bezig en hoewel men met groote moeielijkheden zou te kampen hebben, onze Spaansche kameraden zijn niet voor een klein geruchtje vervaard. Wat Engeland betrof, het jaargetijde had het niet toegelaten iets te beginnen, maar de Oktobermaand was nu aangebroken en weldra zou men in dat land beginnen met de propaganda, die alle kans van slagen had. (1) Onze vriend Vohryzek uit Boheme, die als vertegenwoordiger der mijnwerkers te Amsterdam was, werd bij zijn terugkomst bijna dadelijk gearresteerd en zoo kwam het dat men in Boheme nog niet was begonnen. (Wij kunnen nu hieraan toevoegen, dat Vohryzek is vrijgesproken en dus in vrijheid is. Hij schreef ons dat hij de zaak nu krachtig ter hand zou nemen.) | |
[pagina 299]
| |
Uit Zwitserland kregen wij bericht dat men heelemaal niet tevreden was over de houding van Mr Naine op het kongres te Amsterdam en diens ontslag als sekretaris voor dat land. De personen, die hem hadden afgevaardigd, keurden de genomen besluiten, ook dat ten opzichte der christen - anarchisten, goed en wezen in de plaats van Naine een ander aan als sekretaris voor Zwitserland. Van de gelegenheid dat spreker (D.N.) als afgevaardigde naar Rome was gegaan naar het Vrijdenkers Kongres, maakte hij gebruik, om de Italiaansche kameraden opmerkzaam te maken op de Internationale en deze beloofden zoodra mogelijk de zaak aan te vatten. Ook zal waarschijnlijk Dossano, die te Amsterdam was, in het noorden van Italië een propagandareis maken om ook in dat land de zaak op poten te zetten. In België wist men nog niet hoe de zaken stonden. Echter nu kunnen wij zeggen, na de anarchisten samenkomst te Charleroi, dat de besluiten van het kongres zijn goedgekeurd en dat Thonar op, verzoek der vergaderden zijn ontslag als sekretaris voor Belgie introk. Daarbij kwam dat spreker een sympathie - betuiging had ontvangen van het ‘National Trades - and Labor Congress of Canada’ (Nationaal Vak- en Arbeids kongres van Canada) en daarop geantwoord had, dat hij hoopte te Oxford, in het volgende jaar, afgevaardigden uit Canada aanwezig te zien. Ook kreeg hij een schrijven uit Zweden en uit New York, terwijl hij betrekkingen had aangeknoopt in Duitschland, die hem hoop gaven dat men ook aldaar, trots de vele moeilijkheden die juist daar een dergelijke vereeniging in den weg zouden gesteld worden, de zaak zou trachten te bevorderen. | |
[pagina 300]
| |
En wat ons land betreft, wij weten allen dat men met ijver begonnen is en als men in zoo'n kort tijdsverloop reeds wijzen kan op zooveel vereenigingen als hier te Zwolle vertegenwoordigd zijn, dan kan men ten volle tevreden zijn met de aanvankelijke resultaten. Men ging daarna over tot de stichting van de Nationale Anti - Militaristische Vereeniging als deel van de Internationale, welk besluit zonder eenige tegenspraak en met gejuich der aanwezigen werd begroet. Natuurlijk waren de verhandelingen niet zoo heel belangrijk, d.w.z. niet van algemeen propagandistische strekking, want zij betroffen voor het meerendeel allerlei huishoudelijke zaken van regeling der vereeniging. Alleen twee punten dienen opzettelijk vermeld te worden. In de eerste plaats werd door mij voorgesteld om, als eerste levensteeken der Internationale, een algemeenen Internationalen protestdag te houden in het einde van November of begin December, ten einde te protesteeren tegen den Russisch - Japanschen oorlog en dezen tegelijkertijd te doen plaats vinden in alle hoofdsteden van Europa. De Fransche kameraden hadden een dergelijk voorstel aangenomen en dus dat trof goed, dat wij dezelfde gedachte hadden. Reeds waren de brieven verzonden, toen wij lazen dat Jaurès in de ‘Humanité’ een dergelijk voorstel deed, met het plan om dit in de Fransche Kamer ter sprake te brengen en in de hoop en verwachting dat men hetzelfde zou doen in alle Europeesche parlementen. In hoofdzaak dus hetzelfde denkbeeld, alleen wij willen een beroep doen direkt op het volk, Jaurès op de zoogenaamde volksvertegenwoordigingen. Maar het eene voorstel sluit het andere zoo weinig uit, dat wij | |
[pagina 301]
| |
kunnen zeggen: Bravo, van hoe meer kanten het protest uitgaat hoe beter! En van zijn kant kan Jaurès geenerlei bezwaar hebben tegen onze beweging, ja hij zou in een onzer vergaderingen best als spreker kunnen optreden. Natuurlijk is men er van sociaaldemokratische zijde dadelijk bij, althans in het hoofdkwartier te Berlijn en diens succursales, om te spreken van ‘lieve illusies’, van ‘brave Hendrikken, die den vrede willen’ en dergelijke dingen, maar wij zouden ter wereld wel eens willen weten wat voor kwaad erin kon steken om te trachten, door druk van buiten, de regeeringen te dringen op 'n weg, dien zij uit zichzelven niet durven of niet willen bewandelen. Al geeft het niets, al blijkt het een ‘slag in de lucht’, er is toch niets aan verbeurd. Men kan even zoo spreken bij elke beweging die men op touw wil zetten. Nietsdoen en stil bij de pakken neerzitten, dat zal zeker nog minder uitwerken. En wij zagen toch wat zoo'n internationale druk vermag, b.v. bij de vrijlating der Spaansche martelaren van Montjuich, bij de vrijlating van verschillende slachtoffers van Alcala en dergelijke dingen meer. Het schijnt dat de Belgische partijleiding er anders over denkt en haar instemming met dit plan betuigde, evenals de Italiaansche volksvertegenwoordiger Andrea Costa. Meer en meer blijkt het hoe de Duitsche sociaaldemokratie aan het versteenen is, en daarom is de slaafsche opvolging van het wachtwoord uit Berlijn zoo dwaas. Zoo verdogmatiseert is zij, dat zij bij alles zegt: wachten tot het kapitalistische stelsel ineenvalt en dan komt dat alles vanzelf terecht. Zij doet evenals de geloovigen, die in afwachting van het duizendjarig rijk de handen slap bij 't lijf lieten neerhangen. Men kan voor | |
[pagina 302]
| |
elke beweging één model - motie fabrieken, waarin het onderwerp telkens naar omstandigheden wordt gewijzigd, maar waarin de hoofdoverweging voor allen dezelfde blijft op deze wijze: Overwegende dat de opheffing van het kapitalistische stelsel alleen in staat is een einde te maken aan de schrikbarende wanorde, die heerscht, besluit men, in afwachting daarvan, den strijd tegen den godsdienst, het militarisme, het koningschap, het alkoholisme, de prostitutie te beschouwen als privaatzaak. Zeker een zeer gemakkelijke methode en dat zij gangbaar is, dat is ten overvloede gebleken op den partijdag te Bremen tegen Dr Liebknecht, die den moed of de brutaliteit had even ter sprake te brengen de bevordering van het militarisme onder de jongelingschap of tegen hen, die het alkoholisme aan de dagorde wilden stellen en eigenlijk aldaar met ironisch gelach bespottelijk werden gemaakt. Een goed gedisciplineerd sociaal-democraat weet toch dat op den dag van de opheffing van het kapitalistische stelsel - alsof dit op één dag en op één uur plaats vindt! - de mensch plotseling van een drinker een onthouder, van een Venusdienaar een kuische Josef wordt. Voorbereiden en de inwendige propaganda in eigen huis en leven ter hand te nemen, dat mag de methode heeten maar elk die daarop wijst, wordt als utopist en brave Hendrik afgewezen. Zei men ons niet eens te Berlijn: wij zijn blijde dat gij hier niet werkt, want wij houden niet van Temperenzler en dat soort lieden. Toch meenden wij dat het opvoeren van het zedelijk peil bij de socialisten zelven een werk was, dat niet gering mocht worden geacht en dat zonder schade zelfs voor het partijverband kon geschieden. | |
[pagina 303]
| |
Jammer wanneer dit niet het geval is. Een ander punt dat echter slechts even aangestipt werd maar verschoven tot een volgend congres dat gehouden zal worden ter bespreking van het internationaal kongres te Oxford, dient hier ook nog besproken te worden, is de zoogenaamde uitsluiting der christen - anarchisten en de liefelijke benamingen van ketterjagerij en dergelijken daaraan vastgeknoopt. Wij weten van die uitsluiting niets af. Wat toch is er gebeurd? Wij hadden in onze oproeping tot het Kongres te Amsterdam uitgenoodigd allen die stonden op het standpunt: geen man en geen cent aan het militarisme. Aan die oproeping was ook gehoor gegeven door eenige christen - anarchisten, ofschoon Felix Ortt reeds dadelijk geroken had dat er voor hen op dat Kongres geen zaken te maken waren. Wij hebben hun niets in den weg gelegd en zij van hun kant verzetten zich niet tegen de oprichting van de Internationale zooals deze door ons was op touw gezet, ja, wel eenigzins tot onze verwondering, deden zij zelfs geen poging om van hun kant een verklaring uit te lokken tot op den laatsten dag, toen zij plotseling met een motie voor den dag kwamen, een motie waardoor wij van onzen revolutionairen weg zouden worden afgedrongen. Niet dus van onze, maar van hun zijde kwam de provokatie, want onze motie was slechts een antwoord op de hunne. Zonder de hunne zou de onze niet gekomen zijn. In zijn antwoord aan Cornelissen schrijft Janvion dan ook terecht in den ‘Ennemi du Peuple’: ‘Er heeft geen uitsluiting plaats gehad. Dus de argumentatie van Cornelissen valt vanzelf. Er is een botsing | |
[pagina 304]
| |
geweest tusschen twee moties en overwinning van de eene over de andere. En dat een kwartier vóórdat wij definitief scheidden. Zietdaar alles. Waarom is er een anti - christelijke motie geweest? Omdat er eerst een anti - revolutionaire motie is geweest. En het is de motie der pacifisten die de onze heeft gemotiveerd. En als zij niet het eerst (laat ons dat niet vergeten) de voorafgaande kwestie hadden gesteld, zou ons antwoord op die vraag niet gekomen zijn. Gevraagd zijnde hebben wij geantwoord en om dit feit hebben de pacifisten zichzelven uitgesloten. Er heeft dus geen uitsluiting noch voorafberaamd plan tot uitsluiting plaats gehad. Er is vraag en.... antwoord geweest En als het antwoord was geweest ten gunste van het pacifisme, dan zouden wij zijn uitgesloten. Maar och, als het ‘pacifistisch’ geval zich niet had voorgedaan, Cornelissen zou zich ook niet gegeneerd hebben andere even ellendige dingen uit te vinden. Zoo is de kwestie zuiver gesteld.’ En zeer terecht karakteriseert hij de polemiek à la Cornelissen, door hierachter toe te voegen: ‘wat’ zoo zou hij in dat geval (nl. van samengaan) hebben gezegd, ‘christen-anarchisten in een revolutionaire Internationale? Wat 'n slaatje! Vooreerst, wat is dat: een christen-anarchist? Geef eens een kleine définitie van den zieletoestand van dat dier! Een christen-anarchist is dat een dier met drie poten of twee koppen? Wat eindelijk? Dat zijn nu uw bondgenooten, uw kameraden op het Kongres!! Geef er een bepaling van, men moet toch weten met wie men samengaat. Kan men anarchist en christen zijn? Zoo ja, welke kleur, welke huid heeft dit tweehoofdig monster?.. ‘Meneer Cornelissen, gij zoudt grappig zijn, als men niet gevoelde hoe gij moet lijden.’ | |
[pagina 305]
| |
Inderdaad, er wordt somwijlen oppositie gezocht en... dan ook gevonden, alleen uit plezier om tegen te spreken. Want al die grappenmakerij van kettermeester, enz. heeft niet veel om 't lijf, we zouden met hetzelfde of liever met meer recht kunnen spreken van den internationalen katechiseermeester, die steeds met den wijsvinger vooruit hoogwijze lessen uitdeelt om de Hollandsche kameraden toch vooral aan te wijzen wat zij doen of laten moeten. Kritiek uitoefenen is uitstekend, maar als zij ontaardt in bedillen, dan krijgt zij een gezocht karakter en mist het nut, dat zij kon hebben. Wij zouden, om voor goed een einde te maken aan die flauwiteit van uitsluiting, wel eens deze vraag willen stellen: mag men zich voor 'n bepaald doel al dan niet vereenigen met wie men wil en op de wijze zooals men wil? Ziet, wij hebben het nooit kwalijk genomen, - wij herhalen dit en hoe vervelend dat herhalen ook is, het schijnt noodig dit te doen, - aan het Internationaal Socialistenkongres dat het ons, anarchisten, buitensloot. Maar dan moet men zeggen met wie men wil samenwerken. Zoodra de meerderheid besloot, dat het doel was de verovering der politieke macht, toen wist men waar men aan toe was en ik zei toen reeds: als gij dat bepaalt, zult gij nooit meer last van mij hebben, want dan hoor ik niet in uw gezelschap, een fatsoenlijk mensch dringt zich niet op in een kring, waar hij weet dat men hem liever niet ziet. En mij dunkt, datzelfde geldt hier ook. Wij hebben gezegd met wie wij willen samenwerken, wie dat dan niet willen zooals wij, die gaan weg en | |
[pagina 306]
| |
vereenigen zich met degenen, met wie zij zich verwant gevoelen, onder ons voelen zij zich niet thuis. Wil dat zeggen dat wij nooit met hen zullen of kunnen samenwerken? Allerminst. Als het b.v. geldt een protest tegen de gevangenschap van een dienstweigeraar, dan kunnen wij best samengaan. Maar om blijvend met elkander te werken, dat gaat niet, men zou telkens en telkens kibbelen over dezelfde zaak, men zou ten slotte tot niets komen. Daarom is het in beider belang om elk zijns weegs te gaan en alleen dan samen te gaan, als het kan, als beider belang het meebrengt. Al die onzin-kramerij van uitsluiting, van ketterjagerij, enz. is een gezocht argument om toch iets te zeggen en zoogenaamd kritiek uit te oefenen, een kritiek echter die ontaardt in een van de slechtste soort, nl. van fitterij en spijkers-op-laag-water zoeken. Wij zullen er ons dus niets van aantrekken en rustig onzen weg vervolgen. Of komt het misschien uit waarachtige belangstelling voort, dat men ons bewaren wil voor zelfmoord, zooals Cornelissen het wil doen voorkomen? (zie de vorige aflevering) Wel, als wij lust hebben ons te zelfmoorden, laat ons dan toch kalm onzen gang gaan. Een mensch z'n lust, een mensch z'n leven. Eindelijk moeten wij nog een klein plaatsje inruimen aan de opmerking dat wij een twistappel opwerpen in de vakorganisaties, als wij een beroep doen op deze om met ons mede te werken. Maar alweer wat 'n bezorgdheid! Zouden die vakorganisaties zelve niet kunnen beslissen of zij al dan niet met ons medegaan ter bestrijding van het militarisme, zonder de goed- of afkeu- | |
[pagina 307]
| |
ring van den een of ander, die zich opwerpt als geestelijk adviseur? Als de vakvereenigingsmannen niet begrijpen het verband tusschen de vak - aktie en het militarisme, dan moeten zij niet met ons meedoen, totdat zij er eenmaal op hardhandige manier aan herinnerd zullen worden hoe nauw dat verband is. De omstandigheden, de ervaringen die zij in den strijd zullen opdoen, zullen hen te eeniger tijd wel wijs maken. Men kan dit proces niet dwingen, hoogstens het ietwat verhaasten, ofschoon wij gelooven dat in dezen het meest gedaan zal worden door de overheid zelve. Zoodra Cornelissen maar de reuk krijgt van een individualist of wat hij daaronder verstaat, dan wordt hij woest en dan slaat hij als een bezetene naar alle kanten rond. Maar waar is de individualist, die afkeerig is van vereeniging, als hij het alleen niet afkan? Spreekt niet Max Stirner, de individualist bij uitnemendheid, van vereeniging van gelijkgezinden? Waar anders dan in de verbeelding wordt de individualist gevonden, die weigert zich voor een bepaald doel, dat hij alleen niet bereiken kan, met anderen te vereenigen uit puur individualisme? Zulke lieden bestaan er eenvoudig niet. Maar Cornelissen weet wel dat de vaklui, als zij dat woord individualist hooren reeds kippevel krijgen en vreezen dat hun organisatie gevaar loopt en juist daarom gebruikt hij het met opzet om die vrees erin te brengen. Toch gelooven wij niet, dat het hem gelukken zal die vrees er in te houden en zoo dit al geschiedt, de macht der omstandigheden zal te groot zijn en hen dwingen om met ons, al is het dan ook op hun manier - wij beweren geenszins dat onze manier de eenige, de alleen-zaligmakende is, alleen dat wij op dit oogenblik geen betere kennen - gemeene zaak te maken ter bestrij- | |
[pagina 308]
| |
ding van het militarisme. Wij hebben geduld en als wij nu nog ideën uitstrooien, dan doen wij dat in de vaste overtuiging, dat zij eenmaal vaste vormen zullen aannemen en vol vertrouwen gaan wij de toekomst in, omdat wij meenen dat deze zal aantoonen dat wij voor ons doel een goeden weg hebben gekozen.Ga naar voetnoot*
F. Domela Nieuwenhuis. |
|