later te verschijnen in den vorm van oneigene, overgenomen karaktertrekken.
Er is daarneven een bijzonder slach van artiesten die, alhoewel zonder zelfstandige persoonlijkheid, toch eene betrekkelijke kunstwaarde bezitten. Zij verkeeren in eenen gedurigen staat van suggestie, altoos naverrichtend wat reeds door anderen werd voorgedaan. In hun werk vindt men dan ook sporen van allerlei eigenaardigheden die andere kunstenaars kenmerken. Op den keper beschouwt, blijven het slechts copisten; eene soort handvaardige assimileerders die niets van hen-zelve hebben te verkonden, maar met meer of min succes uitbeelden wat mode en voorbeeld in hun al te licht beïnvloed gemoed hadden geprent. Zij zijn dikwijls de ‘zondagskinderen’ in de kunst, omdat alle moden en alle succeseigenschappen in hun werk vereenigd worden, tot een geheel dat den algemeengangbaren smaak niet kwetst en somtijds, door zekere handvaardigheid, een schijn van nieuwheid heeft.
Besluit: De vele kustbeoefenaars, uit natuur te week-gevoelig om de suggestie-epidemie te trotsen, zullen nooit uitverkorenen zijn en steeds halfslachtigen blijven. - De weinigen wier werk en handel den stempel der eigen persoonlijkheid dragen, dienen vooral die persoonlijkheid volstandig en omzichtig te bewaren, beseffend dat waar Zij faalt niets duurzaams te bewerken valt.
De ik-heid hoog, zijn heil in zich-zelf zoekend,