| |
| |
| |
Een degelijk boek
Het werk van Christiaan Cornelissen, dat onder den titel ‘Op weg naar een nieuwe maatschappij’ in het Nederlandsch komt te verschijnen, is alleszins belangwekkend. Het is meer, het is, zooals de beoordeelaar van Freedom het uitdrukt, ‘een eerlijk en verfrisschend boek’. Op elke bladzijde voelt men de kracht van 's schrijvers diepe overtuiging - hij weet wat hij zegt en ziet ook duidelijk den weg, die hem moet brengen tot zijn doel. Nooit verlaat hij de werkelijkheid, hij bouwt op feiten en opent nieuwe einders van werkzaamheid aan hen, die aan de ontslaving van ons menschengeslacht willen arbeiden. ‘Wij hebben theoriën genoeg gehad’ heet het, en Cornelissen toont te zijn - een man van praktijk. Geen phrasen geeft hij in zijn werk, maar koele, doordringende redeneering, - een schat van gezond verstand.
Dit boek dient gelezen en herlezen door al wien de emancipatie van de arbeidersklasse aan 't hart gaat, het dient besproken in alle arbeiders-vergaderingen, voortdurend geraadpleegd door hen, die aan de organisatie der werklieden medewerken. Wij kunnen het door niets beters doen kennen dan door een beknopt overzicht van den inhoud. Men zal ons ten goede houden, dat dit overzicht onvolledig is en tevens ongelijk. Plaatsgebrek | |
| |
belet ons een uitgebreid verslag te geven; verder hebben wij eenige regelen meer toegewezen aan de deelen die ons nieuwen oorspronkelijk toeschenen.
In een voorwoord doet de schrijver ons het doel kennen dat hij heeft beoogd met het stellen van dit boek. Hij wil den klassenstrijd van het proletariaat ontwikkelen als een strijd in het woelige sociale leven zelf, hij stelt zich ook voor aan te toonen dat het doel van dezen strijd niet ligt in de vervanging van een regeeringstelsel door een ander, maar dat hij beteekent: de zelfontwikkeling van heel het menschelijk geslacht.
Het Sociale Vraagstuk is een ekonomisch vraagstuk:
De geestelijke en zedelijke ontwikkeling der volkeren wordt in het algemeen bepaald door de ekonomische toestanden welke hun leven beheerschen. In onze machine-eeuw valt zeer duidelijk het hoofdgewicht op de ekonomische feiten, waardoor elken strijd van idealen aard op den achtergrond wordt geschoven. De geschiedenis onzer moderne maatschappij, gelijk ze in West- en Midden-Europa uit de feodaliteit der middeleeuwen voortkwam, is de geschiedenis van het privaateigendom. Zij vertoont een onafgebroken proces van roof, van gewelddadige inbezitneming of van sluw bedrog tot exploitatie van den arbeid.
Het Sociale Vraagstuk is echter meer dan een direkt ekonomisch vraagstuk. Het is ook een vraagstuk van betere geestelijke en zedelijke ontwikkeling. Om | |
| |
zich aan uitbuiting en tirannie te ontworstelen moet de arbeidersklasse zich niet alleen tot hooger materiëelen welstand opwerken, maar tegelijk tot een hoogere verstandelijke ontwikkeling en tot een fijner gevoel.
Het Sociale Vraagstuk is een internationaal vraagstuk:
Onze beschaving steunt op internationalen arbeid; het zijn, tot in de kleinste dorpen en de meest afgelegen streken, internationale produkten, welke onze voeding, onze kleeding, ons huisraad uitmaken.
De wereldmarkt wordt overstroomd met de produkten der groot-industrie en van den landbouw uit alle streken der aarde. De overtollige aanvoer van granen, vleesch, wol, linnen, kaas, bracht den landbouw en veeteelt in onze moderne landen in denzelfden gedrukten toestand, waarin de industrie reeds verkeerde. Door de internationale konkurentie der producenten moeten de arbeidsvoorwaarden van alle landen der wereld van elkander afhankelijk worden. Zoodat de arbeiders over gansch de wereld nagenoeg aan dezelfde tirannie onderworpen zijn, tirannie waarvan zij dan ook slechts verlost kunnen worden door gezamenlijk optreden.
Wij zien op de wereldmarkt steeds meer de ekonomische ongelijkheden nivelleeren. Internationale konflikten worden bij dit alles al meer onvermijdelijk en uiten zich reeds in den vorm van handelsoorlogen en koloniale oorlogen tusschen de moderne mogendheden, maar ook in den vorm van werkstaking, van burgeroorlog. Het valt te voorzien dat een vreedzame oplossing | |
| |
van het Sociale Vraagstuk, zooals het zich internationaal voordoet, een onmogelijkheid is.
Hoe dit zij, de levensvraag der volkeren voor de naaste toekomst, het Sociale Vraagstuk van onzen tijd blijft, in algemeene bewoordingen gesteld, devolgende:
Hoe zal de arbeidersklasse in de verschillende streken der aarde zich losmaken van de exploitatie en de onderdrukking der overheerschende klassen: kapitalisten en grondeigenaars?
De schrijver bewijst met voorbeelden dat de kampstrijd van het moderne proletariaat den algemeenen ontwikkelingsgang volgt, eigen aan elke massa-beweging in de Geschiedenis. Die ontwikkelingsgang schetst hij in 't kort als volgt:
Wanneer, te midden van een afgeleefde maatschappelijke orde, de materieele nood vraagt om gehoor, verwekt dit gedurende de eerste tijden slechts een onbestemd gevoel van ontevredenheid onder de menigte. Van de oorzaken dier gedrukte stemming kan deze menigte, levend in den dagelijkschen sleur harer beslommeringen, zich geen rekenschap geven.
Later worden de helderste denkers onder het volk wakker en klagen de maatschappelijke orde, waarin ze leven, aan.
Kreten van pijn, van verontrusting en wrevel, van waarschuwing worden dan gehoord, - eerst in algemeene, vage klanken, in de zangen der dichters, straks in meer vaste formules, maar steeds nog voorafgaande aan het ontwaken van het volk.
Da massa's komen eerst in beroering, nadat de | |
| |
koene, forsche uitspraken der voorloopers, onmiddellijk tot hen sprekend in duidelijke taal, hun voor het ongerechtveerdigde in hun lijden, en vooral voor de mogelijkheid tot verbetering van hun toestand, de oogen hebben geopend. Dan luistert het volk naar droombeeldige plannen tot verbetering der samenleving, straks naar theorieën, scherper omlijnd.
Eerst daarna begint zich, op het terrein van het werkelijk leven, het logge gevaarte der menschenmaatschappij op te richten: de massa's grijpen toe en zetten, wat er levensvatbaars schuilt in de theorieën, om in praktijk. De daadwerkelijke revolutie, de geboorte eener nieuwe maatschappelijke orde grijpt dan plaats.
De 19e eeuw heeft reeds na hare opbouwers van nieuwe maatschappelijke stelsels, haar theoristen gehad.
Thans zijn wij zoover gevorderd, dat met ernst de vraag moet worden gesteld, of niet voor de toekomst de praktijk in de arbeidersbeweging, ál onzen arbeid verlangt. Theorieën van allerlei aard hebben wij genoeg gehad; wij hebben thans meer onmiddellijk in te grijpen in de levensverhoudingen der menschen en dit zoowel door het optreden van velen als georganiseerde macht, als door de persoonlijke daad van den enkeling.
Het Kommunisme is naar het inzicht van Cornelissen, de noodzakelijke vorm van de toekomstige maatschappij. In de volgende regelen vatten wij samen wat hij hieromtrent in zijn boek zegt:
Het eigendom der bestaanmiddelen van het menschelijk geslacht beslist ten slotte over de struktuur | |
| |
der maatschappij. Zoolang de produktie-middelen en de produktie zelf in handen eener kleine minderheid van menschen is, zal de groote meerderheid der bevolking aan deze minderheid afhankelijk blijven en leven in slavernij, zij het ook in dien laatsten vorm van slavernij -- den modernen loonarbeid.
Vanaf het oogenblik dat het persoonlijk eigendom niet de vorm van eigendom is, welke het grootst mogelijke welzijn aan de kollektieve menschheid kan verschaffen, moet het veroordeeld zijn. Als menschelijke instelling kan het persoonlijk eigendom slechts zoolang ‘recht’ blijven, als degenen, welke bij zijn instandhouding belang hebben, de ‘macht’ bezitten, om het te handhaven.
Fourrier heeft reeds deze groote waarheid verkondigd, dat het dagelijksch leven van het grootste deel van ons menschengeslacht dáarom zoo treurig is, wijl het zich niet weet te schikken te midden van al de schatten, welke de natuur oplevert.
De menschen beginnen meer en meer deze waarheid in acht te nemen. Overal openbaart zich in het sociale leven het streven naar een meer gemeenschappelijk en daardoor gemakkelijker voortbrengen en tegelijk naar allerlei vormen van gemeenschappelijk genieten. Getuigen daarvan: gemeenschappelijke waterleiding, verlichting en verwarming, gemeenschappelijke straten, wegen en kanalen, gemeenschappelijke markten, parken en kerken, gemeenschappelijke museums, scholen en | |
| |
schouwburgen, gemeenschappelijke bad- en zweminrichtingen, enz.
Onder zulke omstandigheden kunnen wij voorzien, dat onze moderne volkeren ook eenmaal zullen kennen gemeenschappelijke fabrieken en werkplaatsen, met gemeenschappelijke werktuigen; dat ze eenmaal zullen bezitten gemeenschappelijke middelen van vervoer en verkeer, die dan evenzeer voor elk zullen openstaan, als thans de straten en landwegen; dat zoo ook eenmaal gemeenschappelijk zullen wezen, de magazijnen en voorraadschuren, die dan gemeenschappelijken rijkdom bergen.
De schrijver schetst ons een regeling van produktie en verbruik zooals die in de toekomstmaatschappij zou kunnen bestaan; hij erkent daarbij dat dit een voorbarigwerk is, aangezien niemand bij machte is te bepalen hoe de toekomstige maatschappij zich in onderdeelen zal ontwikkelen. In ieder geval staat dit toch vast, dat, bij een werkelijk kommunistische regeling der samenleving, steeds de gezamentlijke arbeiders zelven de regeling van de produktie en distributie der goederen in handen zullen hebben, daarbij handelend, gelijk de bijzondere ondernemers van onzen tijd, onder de contrôle der publieke opinie.
In eene beschouwing over de regeling van zaken in de maatschappij der toekomst wordt met breed inzicht gehandeld over de verhouding der minderheid tegenover de meerderheid.
Tot slot van dit hoofdstuk worden de bezwaren weerlegd, tegen het Kommunisme ingebracht van den | |
| |
kant dergenen, welke belang hebben bij de instandhouding der burgerlijke maatschappij.
Geheel de taktiek onzer moderne arbeidersbeweging ligt opgesloten in deze formule:
‘De bevrijding der arbeiders kan alleen het werk der arbeiders zelven zijn.’
Wanneer de menigte der werklieden in hunnen Strijd voor betere levensomstandigheden blijven steunen op den arbeid van afgevaardigden of zelfs op bestuurleden van eigen organisaties, dan kan hunne aktie op den duur slechts in staat zijn, om enkele personen uit hun midden omhoog te brengen.
De moderne arbeidersbeweging werd geboren uit speciale arbeidersverhoudingen in fabrieken en werkplaatsen en op het platte land.
Van het oogenblik dat tientallen, honderd- en duizendtallen van werklieden in een zelfde fabriek arbeiden, verdwijnt het vooruitzicht, zich tot zelfstandig ondernemer te kunnnen opwerken, zelfs voor de meest bekwame en de intelligentste werklieden. Allen tezamen komen de arbeiders in eenzelfde kollectieve verhouding van afhankelijkheid te staan ten opzichte van den kapitalist. De afzonderlijke werkman treedt terug voor den groep van werklieden. In de werkplaats onderhandelt de ondernemer weldra niet meer met ieder zijner arbeiders in het bijzonder, maar met allen kollektief; zij zijn voor hem geworden - stuks arbeidskracht.
Aan den anderen kant worden de onderlinge geschillen tusschen de arbeiders op den achtergrond | |
| |
geschoven. Er ontwikkelt zich een kollektief belang tegenover de belangen van den exploiteerenden kapitalist.
Vanaf dát oogenblik vormen zich in de geschiedenis de moderne arbeidersorganisaties.
De afscheiding van den afzonderlijken producent van grond- en arbeids-instrumenten was het groote historische motiet, dat deze beweging deed ontstaan. Gronden arbeidsinstrumenten weder terug te brengen in de handen der kollectief optredende arbeiders en daarmede geheel de produktie en de distributie van de goederen onder leiding der georganiseerde werklieden te plaatsen - dit moet het einddoel, de groote historische taak der moderne arbeidersbeweging zijn.
De duizenden kleine loon- en arbeidsgeschillen die reeds over de geheele wereld plaats grijpen zullen in de toekomst samensmelten tot een geweldigen internationalen klassenstrijd, waarvan de voorteekenen te zien zijn in de groote vakbonden en in de federatie der werkliedenorganisaties. Het is een reusachtige macht, die zich gaat vormen en die aangroeit onder onze oogen. Slechts de onwilligen en de verblinden zien haar niet! Met het oog op dien oppersten kamp moeten de millioenen arbeiders zich oefenen in den strijd en in de solidariteit bij de behartiging der gemeenschappelijke belangen, zij moeten steeds leeren elkander te steunen, niet in theorie alleen, maar bovenal in het praktische leven.
De strijd, die thans gevoerd wordt, moge dikwijls slechts een strijd zijn voor het verkrijgen van geringe loonsverhooging of een kleine verkorting van den arbeidsdag, of het moge een strijd zijn voor de afschaffing van de meest ergerlijke misbruiken in eenig vak, of tegen | |
| |
de meest drukkende tirannie van betaalde ondernemers, in elk geval heeft hij het nut, dat hij de eerste krachten samentrekt en bij het leger van het strijdende proletariaat nieuwe rekruten inlijft.
Daarenboven is deze strijd van den beginne af reeds en zal hij steeds duidelijker worden - een strijd om de oppermacht bij de vaststelling der arbeidersverhoudingen.
In deze richting moeten wij den kamp houden en voortdrijven, want:
Vanaf het oogenblik dat de werkgever-kapitalist door een solidaire arbeidersorganisatie kan gedwongen worden inzage zijner boeken te geven hetzij aan eene kommissie, door zijn arbeiders aangeduid, ofwel aan eene gemengde kommissie of een scheidsgerecht, heeft hij de macht, en ook het recht zijner arbeiders erkend om zich te mengen in zijne zaken; straks ook in de leiding dier zaken, indien er van den kant der arbeiders op afschaffing van misbruiken in het werk mocht worden aangedrongen.
Deze arbeidersorganisatie kan in een periode van steeds feller klassenstrijd de eigenaars tot de overtuiging brengen, dat ze door toe te geven aan de eischen hunner werklieden, eigenlijk zouden ophouden eenig voordeel uit hun eigenaarschap te trekken.
Dan zoude het eigendom slechts in schijn bestaan, het zou illusoir zijn gemaakt.
Op elk gebied van industrie, van handel en verkeer, van landbouw dient het streven der arbeiders hierop gericht: het eigendom steeds meer illusoir te maken.
In ernstige perioden van klassenstrijd kan het optreden van de arbeiders van een enkelen tak van industrie, hoe energiek het ook moge wezen, niet | |
| |
voldoende zijn. De ernstigste periode van den klassenstrijd, waarin de revolutie ‘permanent’ is, zal zich kenmerken door een algeheele stopping van den arbeid, en kan slechts met een algemeene werkstaking of werkeloosheid in verschillende groote takken van industrie en handel samenvallen.
Voor zulk een algemeene werkstaking kan propaganda worden gemaakt; eveneens kunnen de arbeidersorganisaties op eene periode van algemeene krisis en strijd worden voorbereid; maar nóch de werkstaking in het bizonder, nóch de période van krisis in het algemeen, kan bij dekreet worden vastgesteld.
De arbeiders zijn machtig, want:
Wanneer de werklieden in de toekomst een tijdperk mogen zien aanbreken, waarin zij den arbeid zullen kunnen neerleggen in een tamelijk uitgestrekte streek der aarde en in vier of vijf der grootste takken van industrie, handel en verkeer: wanneer éenmaal op éenzelfde oogenblik de arbeid stokt in de mijnindustrie, aan de spoorwegen en trambunen, aan de oevers der rivieren, in de havens en op de schepen; de arbeid van de letterzetters aan de groote nieuwsbladen, die door de verbreiding van leugenberichten de werkstaking zouden kunnen schaden - dan zullen wij een tijdperk zijn ingetreden, waarin het menschdom reuzensprongen doet voor den vooruitgang.
In tweemaal vier en twintig uren zal dan meer worden bereikt dan in tweemaal vier en twintig jaren pratens op de kussens van de parlementen.
| |
| |
In landen met hoog ontwikkelde kapitalistische beschaving zooals Engeland en de Vereenigde Staten, hebben sommige werklieden zich kunnen verheffen tot een soort van aristokratie van den arbeid, van een soort bevoorrechten vierden stand, welke alsdan weder een aanmerkelijk deel van het proletariaat als vijfden stand achter zich zou laten. Gelukkig is dit slechts een tijdelijk verschijnsel - de schrijver bewijst dat het niet duurzaam kan zijn - want, moest het uitbreiding nemen, dan zou voor de ontwikkeling der maatschappij in kommunistische richting, veeleer een schrede achterwaarts dan vóorwaarts zijn gedaan, door den hopeloozen kamp van den achterblijvenden vijfden stand.
Aan beide teekenen: werkeloosheid en werkstaking zal de beslissende krisis en het einde der kapitalistische maatschappij te kennen zijn. De millioenen van proletariërs zullen zich gaan werpen op de eigendommen der duizenden bezitters.
Zijn, in deze beslissende periode, de loonarbeiders ongeordend en onwetend dan hebben wij ons slechts aan hongeroproeren te verwachten, die dadelijk in bloed worden gesmoord.
Wanneer daarentegen de massa's bewust zijn van hun grootschse taak, dan zullen zij toegrijpen en met eigen organisaties de produktie voortzetten. Dit zou de proletariërs-oplossing van het Sociale Vraagstuk zijn: grond en kapitaal zouden komen in handen van de arbeiders met hoofd en hand.
Niet slechts het inbezit nemen van allen rijkdom, maar evenzeer de voortzetting der produktie door de arbeidersorganisaties omvatten zaken van regeling, die | |
| |
in elke arbeidersvereeniging thans reeds behooren te worden overwogen en besproken. Met de revolutie is het tijdstip aangebroken, waarop de vakorganisaties der werklieden zich hebben om te werken van strijdlichamen tegen hunne patroons tot produktieve organisaties, welke de geheele leiding van voortbrenging en verdeeling der goederen in handen nemen.
Terecht heeft Kropotkine de waarschuwing doen hooren, dat een revolutionnaire volksbeweging in de toekomst niet mag verloopen in een verkiezings-beweging. Juist de parlementaire beweging deed geheel de Kommune van Parijs mislukken. Met de verkiezingen ging de kostbare tijd verloren. Dat het verleden een spiegel zij voor de toekomst! De schrijver duidt verder eenige maatregelen aan die bij het uitbreken der revolutie dienen genomen.
De natuurlijke ontwikkeling der maatschappij leidt tot het Kommunisme, maar reeds zijn in alle landen de invloeden werkzaam, die deze ontwikkeling in den weg staan.
Sociaal-demokratische parlements-afgevaardigden dringen zich op den voorgrond in de arbeidersbeweging en dreigen een maatschappelijke toekomst te vormen, waarbij niet de producenten zelf zich meester maken van de middelen van voortbrenging en verbruik, maar waarbij de vertegenwoordigers der producenten, tot regeeringsmacht vereenigd, een stelsel van Sociale hervormingen uitwerken, dat men gewoon is met den naam ‘staatssocialisme’ te bestempelen. Deze lieden | |
| |
zoeken de oorzaak der sociale Wanverhoudingen niet in de verkeerde levenswijze der menschen, maar in de bestaande wetten, zij meenen dat de zich dagelijks opnieuw groepeerende menschenwereld zich zal wijzigen en plooien overeenkomstig de wetsartiekelen door eenig regeeringslichaam vastgesteld.
De wetgeving heeft, in het algemeen genomen, slechts terugwerkende kracht, ze gaat de maatschappelijke ontwikkeling niet vooraf, maar volgt deze. Zoo zijn b.v. verhooging van loon of verkorting van arbeidsdag door geen wetgeving te bekomen. De wet kan diensaangaande slechts vaststellen wat het proletariaat reeds op voorhand eigenmachtig heeft veroverd.
De wetgeving kan daarbij altijd worden ontdoken.
Zoo zien wij in Engeland, waar reeds een paar eeuwen zulke wetgeving in voege is, de ontwikkeling der maatschappij steeds elke wettelijke regeling der arbeidsverhoudingen krachteloos maken en dat wel in 't bijzonder in tijdperken van krisis, wanneer juist van den kant der arbeiders wettelijke bescherming werd ingeroepen. Druischte de strekking eener wet tegen de belangen der heerschende klassen in, dan werd ze ontdoken. Beantwoordde ze echter aan de belangen der heerschende klassen, dan werd ze met strengheid toegepast. Steeds toonde zij een afspiegeling te zijn der feitelijk in de maatschappij bestaande machtverhoudingen.
De schrijver toont ons tot welke ondraaglijke tirannie het staatssocialisme ons brengen moet.
Het werken der sociale hervormers binnnen onze lichamen van vertegenwoordiging nu, moet noodzakelijk | |
| |
leiden tot staatssocialisme en kan niet leiden tot maatregelen van revolutionnair-kommunistische strekking.
Schrijver behoort echter niet tot dezulken, die beweren, dat elke verbetering vooral leidt tot bevestiging en dus tot versterking der oude maatschappij.
Dit is beslist onwaar! Verbetering van het onderwijs voor het opkomend geslachten daardoor meer algemeene geestelijke ontwikkeling der menschheid voor de toekomst, leidt niet tot instandhouding der samenleving, zoomin als b.v. betere zorg voor volksgezondheid of afschaffing van bestaande wetten, die de arbeidersorganisatie belemmeren.
Zulke hervormingen werken revolutionnair en moeten dan ook maar al te zeer afgedwongen worden van de heerschende klassen. Maar het is onze taak niet voor urinoirs en straatlantaarns te zorgen, wij mogen evenmin onze arbeidersbeweging gebruiken om toezicht te houden over de rioleering en de plaveiïng der gemeente. Wij kunnen ons niet ophouden met zulke kleinigheden wier regeling, tegelijk dat de klassenstrijd wordt gevoerd, van zelven wel een oplossing vindt.
De invloed der klein-bourgeoisie op de revolutionnaire arbeidersbeweging heeft steeds een ernstig gevaar opgeleverd, daardoor, dat klein-bourgeoisie en proletariaat in elkander grijpen en er voortdurend elementen van de éene klasse in de andere overgaan. De parlementaire hervormingsbeweging leidend tot het staatssocialisme is een klein-bourgeoisbeweging.
Op het terrein buiten het parlement, is in het | |
| |
bijzonder de Koöperatie het voertuig geworden dezer klein-bourgeoisstrooming - dit onder be beide hoofdvormen: Koöperatieve verbruiksinrichtingen en Koöperatieve produktieinrichten.
Beide vormen van koöperatie worden door de voorstanders als volgt gemotiveerd: voor zooveer de arbeiders konsumenten zijn van allerlei levensmiddelen, huishoudelijke artiekelen enz. zijn zij hun eigen werkgevers. Tusschen de arbeiders als konsumenten en de arbeiders als producenten werpen zich talrijke kringen van uitbuiters. De koöperatie heeft ten doel deze kringen van tusschenpersonen op te heffen. Zij wil de industrieële kapitalisten vervangen door koöperatieve produktievereenigingen, de kommercieele kapitalisten door koöperatieve konsumtie-vereenigingen. De arbeiders zullen dan de afnemers worden van hun eigen arbeid.
De hoofdfout in de geheele koöperatieve beweging is gelegen in de basis, waarop ze wordt opgetrokken. De beweging tast het kapitalistische voortbrengings- en toeëigeningssysteem niet in zijn grondslagen aan. Ze gaat uit van de handhaving van het warenverkeer, ze streeft naar het scheppen van eene op zichzelf staande, min of meer bevoordeelde agglomeratie van verbruikers binnen het raam der kapitalistische maatschappij; ze schept een nieuwe soort van klein-bourgoisie, welke dreigt, zich tusschen de eigenlijke kleinbourgoisie en het proletariaat in te nestelen. Zij werkt alzoo rechtstreeks mede tot het voltrekken van dat groote gevaar voor de moderne arbeiderbeweging: de schepping van een vijfden stand uit de arbeiders die minder ontwikkeld zijn en die, welke, letterlijk gesproken, | |
| |
te arm zijn om te koöpereeren. Verder ontneemt zij de krachtigste ele menten aan de arbeidersbeweging voor de leiding harer zaken, terwijl met het ‘zaken doen’ zelf, verderf en verlamming in de revolutionnaire gelederen wordt gebracht.
Ook met de betrekking tot de landbouwende bevolking openbaart zich temidden der arbeidersbeweging een kleinburgerlijke strooming, die in geheel haar strekking vijandig aan het Kommunisme is.
Zij uit zich in het stellen van eischen, ten doel hebbende, de klein-boeren te handhaven in hun kleineigendom, dáar, waar de ontwikkeling der kapitalistische produktie deze lieden dreigt met ondergang.
De konservatieve regeeringspartijen hebben in de laatste jaren tot het behoud en tot de versterking van dit klein-boerenelement alom maatregelen ontworpen, daar, tegen den golfslag eener wassende revolutionnaire beweging van het proletariaat, een talrijke en taaië tusschenklasse van wélgestelde pachters en vooral van aan hun stukje grond vastgeklonken klein-boeren een geduchten dam zou kunnen vormen.
Deze reactionnaire maatregelen beginnen een krachtigen steun te vinden in de sociaal-demokratie, die zich bij de boeren bemind wil maken en met andere politieke partijën wedijvert om de stemmen van het klein boerenelement machtig te worden.
Van het standpunt der revolutionnaire beweging van het proletariaat wenscht de schrijver deze sociaal-demokratische politiek te kenschetsen als een verloochening | |
| |
van eigen beginselen. Deze beweging kan er inderdaad niets bij winnen, zijn steun te verleenen, om op den grondslag van het privaateigendom een vijandelijke macht naar boven te werken, die straks, in haar konservatieve politiek, het hechtste bolwerk der reactie zou worden tegenover de eischen van het proletariaat.
In plaats van de klein-boeren te schragen in hun toestand van klein-grondeigenaars, hebben de arbeiders van handel en industrie zich te vereenigen met de landarbeiders. Het is de taak der kommunisten dit landbouwproletariaat, te organiseeren tot den klassenstrijd, zoowel tegenover de kleine boeren en groote pachters als tegenover de groote landeigenaars.
Het proletariaat heeft tot taak zichzelf als onderste laag der maatschappij te emancipeeren en tegelijk de maatschappij te bevrijden uit haar ekonomische en politieke ellende.
Hij die de vrijmaking van ons menschengeslacht wil helpen volbrengen heeft te streven naar een leven van opoffering, waarin hij tracht zijn daden te doen overeenstemmen met zijne theoriën. Voor hun ekonomische en politieke emancipatie zullen de proletariërs elkander hebben te steunen op honderdlei wijzen in en buiten de fabrieken en werkplaatsen. De ongehuwde zal in de bres moeten springen voor den gehuwde, de gehuwde zonder kinderen voor het hoofd van een talrijk gezin.
Tegenover het ‘afzonderlijk arbeidskontrakt’. waarop de Kapitalist-ondernemer aandringt, plaatsen | |
| |
de georganiseerde arbeiders het ‘gemeenschappelijk kontrakt’, gebaseerd op gemeenschappelijkheid van belangen.
Wie deze belangen verbreekt als loonbederver, als strike-breker, is evenzeer een verrader als de krijgsman, die in den strijd de gelederen verlaat. De georganiseerde arbeiders zullen zich daarom volkomen gerechtigd achten den boykot uit te spreken over personen, die de gemeenschappelijke zaak benadeelen.
De georganiseerde arbeiders zullen den boykot niet slechts leeren toepassen op onderkruipers, of valsche kameraden, maar ook op onhandelbare patroons. Hieraan kunnen zij niet alleen als producenten maar ook als konsumenten deelnemen.
Waar op boek- en courantendrukkerijën, bakkerijen, brouwerijën, enz. het personeel alléen onmachtig is, eenigen eisch door te voeren, kan aan dien eisch kracht worden bijgezet, wanneer slechts de arbeidersvereenigingen hun kameraden bijvallen en de kliënteel aan de onhandelbare ondernemers onttrekken.
Uitmuntend heeft schrijver in zulke gevallen zien werken, het zoogenaamde ‘zwarte bord’, rondgedragen bij wijze van reklaambord: ‘Patroon X betaalt een loon van.... franken per week bij een werkdag van.... uren daags.’ Met schrik zagen onwillige patroons, zelfs eigenaars van groote inrichtingen van handel en industrie, het aan, dat het zwarte bord verscheen in de straten, waar hun klanten woonden.
De ondernemers hanteeren evenzeer het wapen van den boycot tegenover de georganiseerde werklieden. De beste vereenigingsmannen, oogenschijnlijk van | |
| |
uitmuntende arbeidsbewijzen voorzien, kunnen nergens arbeid vinden, wanneer hun naam voorkomt, gelijk dit in Duitschland genoemd wordt ‘op de zwarte lijst’. Zij zijn door de ondernemers geboycot en dikwijls gedwongen het land te verlaten om in het buitenland werk te zoeken.
Naast het wapen van den boykot is in de laatste jaren op den voorgrond gebracht het wapen der ‘sabottage’, het in praktijk brengen van het systeem ‘het werk naar het merk’, als stelsel het eerst in Engeland toegepast, en aldaar bekend onder den naam ‘Go Canny’ (loop zachtjes aan).
Wanneer in den winter honderden en duizenden menschen werkeloos rondloopen en hongerig en ellendig zijn, is het dan geen dwaasheid dat elk in zijn woonhok blijft bij een uitgedoofden haard en een ledige broodkast? Kunnen ze niet vereenigd optreden en hun ellende toonen langs de straten, een stuk gereedschap met zich voerend misschien, ten bewijze, dat ze wel arbeiden willen, maar niet arbeiden kunnen?
De georganiseerde optochten van honger en ellende moeten veelvuldiger worden. Deze optochten zullen beter, dan lange redevoeringen aan de bezittende klassen den omvang der misstanden toonen, waartoe de kapitalistische maatschappij leidt. Onder deze klassen heerscht maar ál te veel onkunde hieromtrent.
Men kan de optochten van werkeloozen laten uiteenhakken, zonder mededoogen, door de politie der regeerende klassen! Getuigen het Londen, Berlijn, Parijs, Amsterdam en zooveel andere groote en kleine gemeenten.
| |
| |
En wat zal den werkeloozen dan beletten, indien het zoover komt, te beraadslagen over een gewijzigd gemeenschappelijk optreden? Wat zal hun beletten, op eenzelfde tijdstip, geregeld in alle wijken der stad in groepjes van drie of vijf personen langs de huizen der ingezetenen te trekken en na afloop van den tocht samen te komen in gemeenschappelijke vergaderlokalen.
Het kan ook niet worden belet, dat de werkeloozen zich des Zondags in hun havelooze plunje vertoonen in de kerken, noch dat ze heentrekken naar de museums, naar de vergaderzaal van den gemeenteraad en naar de openbare gebouwen, waar het ten minste warm is.
Doch, naast het voeren van den klassenstrijd, op ekonomisch gebied, hebben wij tevens een geestelijken en moreelen strijd te voeren, die alle kwesties van algemeene menschelijke kultuur in zich sluit. Indien de georganiseerde arbeiders met hoofd en hand in de toekomst de geheele regeling van het sociale leven willen leiden, zullen zij aan de spits der menschelijke beschaving moeten staan.
Waar daarom aan de eene zijde strijdmiddelen als sabottage worden toegepast, blijft aan den anderen kant de zorg, alles te bevorderen, wat leidt tot veredeling van den kunstsmaak en tot ontwikkeling van vakkennis onder de arbeiders. Wij kunnen het tot stand komen en den bloei bevorderen van speciale vakscholen, van kursussen in teekenen, wiskunde, werktuigkunde, scheikunde. Wij kunnen tentoonstellingen van den arbeid inrichten, om degelijken en schoonen arbeid te doen waardeeren. Buiten onze werkplaatsen kunnen wij zangen muziekvereenigingen, lees- en debatingklubs, zondag- | |
| |
scholen voor de kinderen en arbeidersbibliotheken oprichten. Op zeer verschillende wijze en ieder op het bijzondere terrein, waar hij iets vermag te geven ten algemeenen nutte, kunnen wij de geestelijke of zedelijke ontwikkeling der arbeiders bevorderen.
De schrijver bekampt op zeer ernstige gronden het individualisme in de arbeidersbeweging. Hij stelt de theoriën der individualisten tegenover die der kommunisten en wel bepaaldelijk beschouwt hij de gedachten uitgedrukt door John Henry Mackay in zijn werk ‘Die Anarchisten’ en de philosophie van Max Stirner in ‘Der Einzige und sein Eigenthum’. Voor de uiteenzetting van deze kwestie verwijzen wij naar het boek, omdat zij niet in enkele woorden kan behandeld worden.
Ziehier wat Cornelissen over de politieke aanslagen denkt.
De daden van persoonlijk geweld zijn niet de eigenlijke verlossingskamp der arbeiders, zij kunnen de ekonomische struktuur der maatschappij niet veranderen.
Het gaat er hier niet om den dood van eenig staatsman of monarch of grootkapitalist. Het gaat er om deze vraag: hoe de arbeidersklasse met hare organisaties het overwicht krijgen zal in de produktie en hoe zij den maatschappelijken rijkdom gemeenschappelijk zal maken. De arbeiders zouden honderden hunner uitbuiters en politieke onderdrukkers kunnen dooden, zonder daardoor eenige verandering te hebben gebracht in de machtsverhoudingen tusschen proletariaat en bezitters.
| |
| |
Na een algemeen overzicht van zijn werk gegeven te hebben besluit de schrijver met er nog eens aan te herinneren dat we genoeg droomen en utopieën hebben gevoed in de arbeidersbeweging en dat er dient gehandeld opdat de gemeenschap over voldoende ekonomische macht beschikke om de menschelijke beschaving te brengen tot eene vrij-kommunistische samenleving.
Hij wijst nog eens op het utopische van bouwen op regeeringshulp en op het gevaar dat er ligt in het scheppen van eenen vijfden stand. Cornelissen is een beslist tegenstander van koloniseeren.Opmerkelijk is het echter, dat hij de kolonisatie slechts beschouwt als proefneming of model-inrichting en niet als middel om den grond in gemeenschappelijk bezit te brengen. Van de pogingen, die in dezen zin sinds enkele jaren in Nederland gedaan worden, rept hij geen woord. Verder beschouwt hij bewegingen die ten doel hebben sommige onderdeelen van het sociale vraagstuk op te lossen als daar zijn: drankbestrijding, dierenbescherming, de burgerlijke vredesbeweging, de beweging tegen het anti-semitisme en die ten gunste der vrouwen-emancipatie. Al deze kwesties kunnen slechts binnen eene kommunistische samenleving tot oplossing komen, daar allen voortspruiten uit maatschappelijke verhoudingen, geschapen door het kapitalistisch regiem.
Zoo komt de schrijver tot het slot van zijn werk, waarin hij zich richt tot alle menschen van goeden wil. Hij vraagt zich af of zelfs de meest begunstigden waarlijk gelukkig kunnen zijn in de bestaande samen- | |
| |
leving te midden der onderdrukking en der ellende, waarin zij zich bevinden. Wat de geprivilegieerden doen is meer nog anderen het levensgeluk onthouden, dan zelven geluk vinden en het bewustzijn hiervan zal hun te scherper het eigen, persoonlijk genot vergallen, naarmate hnn gevoeligheid grooter is.
Zijn niet overheidspersonen: regeerders en rechters, zijn niet schrijvers, letterkundigen, kunstenaars gedwongen, de idealen te vertreden, die zij zich schiepen in hun jeugd, - idealen van een onkreukbaren wandel en van een leven in dienst der menscheid? Moeten zij niet dikwijls allen daden doen, die hun tegen de borst stuiten? Wetten toepassen, die op schaamtelooze onderdrukking van den zwakke door den sterke berusten? Zich zelven verkoopen, hun geestkracht, hun tong of hunne pen, hun beitel of teekenstift?
De onderlinge afhankelijkheid, waarin alle leden der samenleving steeds ten opzichte van elkander verkeeren, bewerkt, dat er ook voor de meest begunstigden een sociale kwestie bestaat, met welker oplossing hun eigen welzijn en dat hunner bloedverwanten en vrienden nauw verbonden is.
Om al deze redenen, doet Cornelissen een beroep op allen, die van goeden wil zijn: mannen en vrouwen, ook op hen, die tot de meest begunstigden van ons menschengeslacht behooren.
Heldere hoofden, warme harten, moed en energie zijn noodig aan alle zijden in dien langdurigen socialen strijd, waaronder zich de ondergang der kapitalistische samenleving voltrekt!
D.v.d.E.
|
|