Ontwaking. Nieuwe reeks. Jaargang 2
(1902)– [tijdschrift] Ontwaking– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMaandschrift voor sociologie, kunst en wetenschap
[pagina 133]
| |
De krisis van het autoritair socialisme in Italië.In den schoot der autoritair-socialistische partijen van het meerendeel der Europeesche staten hebben zich, in den laatsten tijd, beroeringen en oneenigheden voorgedaan die doen spreken van een krisis in het socialisme. Hetgeen in Italië gebeurt is geen plaatselijk verschijnsel maar de weerspiegeling van een algemeenen toestand, die, op schakeeringen na, dezelfde is in de verschillende landen. En zonder moeite zal men, op gelijk welke socialistische partij, kunnen toepassen hetgeen ik van de Italiaansche zal zeggen. De hudiige krisis van het socialisme is het geweldig uitbreken van een kwaad, in 't oog springend zelfs voor de kortzichtigsten, welks oorsprong reeds oud is en waarvan de teekens sinds jaren duidelijk waren voor elken klaarzienden geest, die niet meêgesleept werd in den verblindenden maalstroom van den politieken strijd. Zij is het gevolg eener voorafgaande dwaling en van een reeks daaruit voortvloeiende dwalingen welke de meerderheid der socialisten hebben meêgesleept van de helling aan welker voet zij zich thans bevinden. Het socialisme was eerst, om het met een veel misbruikt woord te benoemen, int egraal. Het was niet | |
[pagina 134]
| |
enkel een economisch leerstelsel, strekkend om het kapitalisme te vervangen door een nieuwe wijze van voortbrengst en van verdeeling der rijkdommen. Het was een geheel nieuwe opvatting van het leven die dóordrong op alle gebied, de zedelijke en godsdienstige begrippen evenzeer vervormde als de politieke en sociale denkbeelden, het individu omvatte zoowel als de gemeenschap, die den rijke en den arme aanbelangde zoowel als den meest verfijnden intellectueel en den eenvoudigsten handarbeider. En wilde het socialisme beantwoorden aan de vereischten van een meer en meer ingewikkeld bestaan, wilde het meester blijven over de toekomst, dan moest het zoo wezen. De samentrekking der kapitalen, de toenemende ellende der werklieden, gepaard gaande met een klaarder wordend bewustzijn van dezer sociale waarde en macht, de vooruitgang van het machienwezen, de ontzaglijke ontwikkeling der nauwkeurige wetenschappen, de trapsgewijze verzwakking der veropenbaarde godsdiensten zijn zooveel innig verbonden groepen van op elkaar inwerkende verschijnselen, onafscheidelijk in theorie als in praktijk. De eerste dwaling bestond in het willekeurig afzonderen eener groep verschijnselen - die van economischen rang - en, door een zonderlinge afwijking, als om die afzondering te rechtvaardigen, in de pogingen om den samenhang van het veelzijdige leven door één soort van feiten te verklaren. Zedelijke, godsdienstige, politieke meeningen, gedragslijnen, gedachten - denkbeelden en daden - alles werd afgeleid van den economischen toestand der personen en der groepen, en men begon te gelooven dat enkel die toestand van belang was | |
[pagina 135]
| |
en dat, eenmaal het economisch vraagstuk opgelost, al de andere kwesties, door het feit zelve, uitgemaakt zouden zijn. Deze was de noodlottige dwaling van het Marxisme, voortkomend uit een gebrek aan helder inzicht der werkelijkheid en uit de overheersching van een bovennatuurlijken geest die de oneindig verschillende samenstellingen, die de natuur oplevert, wil doen passen in de vakjes harer stelsels. Aan deze betreurlijke theorieën is het te wijten dat het autoritair socialisme op vele punten van den rechtstreekschen strijd heeft afgezien: zoo heeft, het grootendeels den kamp tegen den godsdienst opgegeven; het bestrijdt hem nog enkel als steunpilaar van het kapitalisme en niet meer als verbreider van dwalingen onder wetenschappelijk oogpunt, als bewerker eener menigte afwijkingen, dwalingen en ellenden op zedelijk gebied. Dit socialisme, dat zich, men weet niet waarom, ‘wetenschappelijk’ noemt, is zoo onkundig van de menschelijke natuur, dat het verwaarloost, op een menigte harer machtigste drijfveeren in te werken en niets doet om aanhangers te winnen tusschen de lieden die het meest nadenken en het best begrijpen, die zich niet tevreden stellen met woorden, met oppervlakkige verklaringen noch met eenvoudige theorieën, die alle vraagstukken oplossen zonder er één te doorgronden. Het socialisme, aldus herleid tot zuiver stoffelijke vraagstukken, kon evenwel nog overgroote diensten bewijzen: het kon het volk uit de economische slavernij verlossen door het bewust te maken van zijn macht, door zijn solidariteitsgevoel te ontwikkelen, door het sterk te organiseeren en alzoo millioenen menschen in staat te | |
[pagina 136]
| |
stellen zich vollediger te ontwikkelen. De inrichting der samenwerking, bestemd om den arbeider trapsgewîjze te onttrekken aan den invloed van het kapitaal; de inrichting van den weerstand bij middel van bonden die het den arbeider mogelijk maken geen arbeid te aanvaarden in al te nadeelige voorwaarden en door werkstakingen verbetering van toestand of van loon te bekomen, gevoegd bij een aanhoudende propagande door schrift en woord, bij een buitenwettelijke en desnoods revolutionnaire actie - zooals de weigering zich te laten inlijven bij het leger, of te gehoorzamen aan overheden als zij bevelen te schieten op ongelukkigen zonder wapens, wat onder geen voorwendsel te rechtvaardigen is; - ook nog de werkstaking die, op zekere beslissende oogenblikken, de openbare diensten verlamt; - ziedaar in enkele woorden het praktisch programma dat zich opdrong aan degenen die voor doel hadden de economische ontvoogding van het proletariaat. In plaats van zoo te handelen deed men nogmaals een beslissenden stap achteruit. Het was een natuurlijke onderstelling dat de toenemende vooruitgang der werkers-organisaties de burgerij zou bewegen, in haar eigen belang, toegevingen te doen, hervormingen te bewerken en stilaan het terrijn prijs te geven; dat, in geval zij halsstarrig weigerde iets toe te staan, revolutionnaire bewegingen haar zouden berooven van macht en goederen; dat men langs dezen dubbelen weg er toe geraken zou de kapitalistische maatschappij te vervangen door een nieuwe die geen privaat bezit meer tot grondslag zou hebben. Deze meening leek overdreven aan de ‘wetenschappelijke’ socialisten die ze bovennatuurlijk, | |
[pagina 137]
| |
mystiek, al-omverwerpend noemden en verklaarden dat de vervorming der maatschappij niet kon tot stand komen dan door de werking der aan 't bewind gekozen socialisten, - bijgevolg, dat alle pogingen moesten strekken tot het veroveren der openbare macht. Was het denkbeeld gewaagd, dat een revolutie het ontluiken eener nieuwe maatschappij zou medebrengen, dan is deze bewering toch vrij willekeurig: er bestaat hoegenaamd geen voorbeeld van in het verleden; ook begrijpt men niet hoe menschen, gekozen dank aan de kunstgrepen die moeten aangewend worden om de stemmen der meerderheid van een kiezerskorps te verkrijgen, in staat zouden zijn, koelbloedig een nieuw maatschappelijk plan samen te stellen dat hen, - tenzij men het socialisme, zooals het geleerd wordt, verloochende, - de pas verkregen macht weer moet ontnemen. Dat alles is zeer ongerijmd en men maakt ruimschoots misbruik van ons geduld door ons, onder de benaming van wetenschappelijk socialisme, dergelijke beuzelarijen op te disschen. Evenwel is het de ongerijmdheid dezer opvatting niet die het gevaar er van uitmaakt, maar wel de onmiddelijke gevolgen die er uit voortvloeien. Voortaan is de kieswerking de hoofdzorg der socialistische partij; haar voornaamste bezigheid is, bij te dragen tot het kiezen harer afgevaardigden; alles draait daarrond. De beroepspolitiekers verkrijgen alzoo een belangrijkheid van eersten rang, wat altoos een noodlottig verschijnsel is. Zij vormen de ware leiding der partij; men durft haast niet meer handelen zonder hen. Zoohaast een werkstaking of een ander conflict uitbreek, eischen de welafgerichte, schaapachtige werklieden, die de partij | |
[pagina 138]
| |
gekweekt heeft, de tegenwoordigheid en de raadgevingen van een afgevaardigde. En deze is wel bewust van zijn macht; reeds op het congres van Londen hoorde men Fransche volksvertegenwoordigers beweren dat hun hoedanigheid van afgevaardigde volstond om hun deelneming aan het congres toe te laten, dat zij uit dien hoofde niet noodig hadden zich te laten afzenden door arbeidersvereenigingen. Op grond der zelfde redeneering stelde Turati, op het laatste socialistisch congres in Italië voor, het bestuur der partij af te schaffen, dat in werkelijkl eid toch niets meer bestuurde. De vooruitgang der socialisten op kiesgebied, de vermeerdering van het getal hunner afgevaardigden ging in elk land gepaard met een evenredig verloop der gedachten. Dit is een bestendig en onvermijdelijk verschijnsel. Zoolang zich maar enkele socialisten in het parlement bevinden en zij niet mogen verhopen belangrijken invloed op de beslissingen uit te oefenen, kunnen zij hun programma nog in zijn geheel verdedigen, de drijfveeren der burgers ontmaskeren en haar vertegenwoordigers vlakaf de waarheid zeggen. Dat is echter een der meest platonische houdingen, die men niet lang volhoudt: eenerzijds heeft zij geen werkelijken invloed, anderzijds kan zij den afgevaardigde die haar aanneemt, slechts spoedig ten val brengen. Immers, de kiezers verwachten van hem zekere tastbare voordeelen, de verdediging hunner belangen, die van het kanton, enz... Zij kunnen zich niet tevreden stellen met de lezing zijner schoone redevoeringen, hoe merkwaardig, hoe waar zij ook mogen wezen. Naarmate het aantal der socialistische afgevaardigden toeneemt en de partij een parlementaire | |
[pagina 139]
| |
macht wordt, is het hun minder veroorloofd een zuiver, ongenaakbaar standpunt in te nemen en zich af te zonderen van hun collegas. Ten einde eenige voordeelen te bezorgen aan hun kiezers, die niet genegen zijn te wachten tot de verwezenlijking van het collectivisme, moeten zij plooibaar worden, deelnemen aan het dagelijksch parlementair werk, de hand hebben in kuiperijen en samenspanningen der andere partijen, een ministerie helpen omverwerpen, waarvan zij niets te verwachten hebben, een ander ondersteunen dat geneigd is toegevingen te doen. Eerst trachten zij te behagen aan de meest vooruitstrevende partijen en geven hun stem aan de kandidaten der progressisten of radikalen in de balloteeringen; later sluiten zij zich bij hen aan bij de eerste stemming. Hun bijval wordt grooter, zij verwerven gedurig meer stemmen: dat is de maatstaf van hun vooruitgang; met trotsche voldoening wijzen zij op de statistiek hunner kiezers wier aantal bij elke wetgeving toeneemt; men zou waarlijk zeggen dat die kiezers, in hun oogen, zooveel echte socialisten daarstellen die het programma der partij aanvaarden! Hat zijn juist die kiezers, schijnbaar genegen aan de gedachte, die ontevredenen met het huidige stelsel of met de regeerende groep, die behendigen - welke begrijpen dat het beste middel om het burgers-regiem te redden hierin bestaat het socialisme gedwee te maken - het zijn al die valsche aanhangers die het socialistisch bewustzijn benevelen. Van nu af is de verwarring volledig: men heeft de collectivistische theorieën en het plan eener toekomstmaatschappij op zak gestoken; men vertoont nog enkel het practisch programma dat onmiddelijk kan verwezenlijkt worden, | |
[pagina 140]
| |
dat elk verstandig burger kan aannemen; men spreekt nog enkel van hervormingen. De werkstakingen worden met een kwaad oog aanzien, vooral wanneer de werklieden ze zelf ondernomen hebben zonder de toelating van een komiteit of onderkomiteit der partij; geregeld zendt men een afgevaardigde ter plaatse om orde en kalmte te prediken! Hij die het woord ‘revolutie’ uitspreekt (in zijn ware beteekenis) wordt beschouwd als een ‘mystieker’, als een gek (deze twee termen beteekenen overigens hetzelfde in de brabbeltaal der ‘wetenschappelijke’ socialisten). Eindelijk is het zoover gekomen dat een socialist mag optreden in een bourgeoisministerie. Men heeft wel een weinig geschreeuwd toen het feit zich onlangs voordeed, maar men gewent zich daar spoedig aan en men zal eindigen het op te nemen als een zeer eenvoudige zaak die deel maakt van de evolutie zelve. Maar wij zijn nog bijzonder ver van het gebruik der verovering van de openbare machten als het onfeilbaar middel om de kapitalistische maatschappij te onteigenen! In het huidige tijdperk der socialistische tegen-evolutie is de tegenstrijdigheid tusschen de theoretische princiepen, welke nog voor waar gehouden worden, en de praktische handeling zoo groot, dat het onmogelijk is beide overeen te brengen zonder onbewustheid of kwade trouw. Van daar een sterk gevoel van ongemak in den schoot der partij en het ontstaan van twee tegenstrijdige stroomingen: de een tracht de leerstelsels te wijzigen om ze aan te passen bij de huidige taktiek; de andere poogt de partij te weerhouden op het hellend pad der | |
[pagina 141]
| |
hervormingen en haar een houding te doen aannemen die meer overeenstemt met haar eerste denkbeelden.
De socialistische partij in Italië, hoewel nog jong, daar zij pas tien jaren leven telt, is reeds tot deze phase gekomen. Haar geschiedenis kan ik hier niet schetsen. Zij die wenschen haar toestand rond 1895 te leeren kennen, zullen daarover volledige inlichtingen aantreffen in mijn studie over de Italiaansche socialistenpartij, verschenen in La société Nouvelle (December '95-Januari '96).Ga naar voetnoot(1). Van toen reeds kon ik de gemakkelijke voorspelling maken dat er - buiten een volledige wijziging van richting - maar één weg open bleef voor de socialistische partijhoofden: den weg der verbonden, der scheidsgerechten, der halve maatregelen en lapmiddelen. Sinds heeft het verval van het wettelijk socialisme zich in dien zin voltrokken, nauwelijks vertraagd of enkel verbloemd in tijden van hevige reactie, zooals de periode na de honger-omwenteling en het oproer van Milaan in 1898. De onderdrukking was eenvoudig barbaarsch en de meest gematigde socialisten, zij die immer kalmte en wettigheid gepredikt hadden, werden, zonder schijn van reden, door de krijgsrechtbanken veroordeeld tot de strengste straffen. Maar dat was niet voldoende om hen wijzer te maken; eens het schrikbewind voorbij en de kwijtscheldingen verleend, keerden zij terug tot de ver- | |
[pagina 142]
| |
bonden en overeenkomsten met de burgers; men zag ze zelfs diegenen ondersteunen die te voren de wreede onderdrukking toegejuicht hadden waarvan zij de slachtoffers geweest waren. De aanstelling, in 1902, van het eerste ietwat liberale ministerie dat Italië in vele jaren gehad heeft, was noodlottig voor de parlementaire socialisten. Opeens mochten zij omtrent al schrijven wat zij begeerden, zonder vrees voor beslagneming of aanhouding; zij mochten vergaderingen beleggen zonder dat men ze met geweld kwam uiteen drijven; de werkliedenvereenigingen mochten ongestoord bestaan; men eerbiedigde nagenoeg de wet. De socialisten waren zooveel vrijheid niet gewoon en het beetje dat men hun schonk, bedwelmde hen. Het kwam hun voor alsof dat nieuw regiem een ongekende ontwikkeling der partij toeliet en zij begonnen te handelen alsof den val van het ministerie Gioletti-Zanardelli alles moest bederven. De parlementaire groep, uit 33 leden bestaande, eindigde met aan het ministerie zijn vertrouwen te schenken in alles wat het ook deed, gedreven door een onzinnigen schrik voor de reactie, bevreesd als zij waren om het beetje vrijheid te verliezen, dat de burgers hun wel wilden toestaan. Dit gedrag is des te wonderlijker daar het ministerie dikwijls zóo te werk ging dat het door iederen vrijheidsvriend krachtdadig diende bestreden te worden. Het stelde geen eind aan de willekeurige veroordeelingen, toegepast onder het belachelijk voorwendsel van ‘aanvuring van haat tusschen de verschillende maatschappelijke klassen’; te Berra Ferrarese, bij een werkstaking, deed een luitenant zonder | |
[pagina 143]
| |
reden op ongewapende boeren schieten die vroegen om te onderhandelen. De minister, over dit geval ondervraagd, verkoos de waarheid te vervalschen, liever dan ongelijk te moeten geven aan den officier, wiens handelwijze overigens door zijn overheden goedgekeurd werd Maar het volgende feit is ver uit het ernstigste: De bedienden en werklieden van den ijzerenweg vroegen zekere verbeteringen van positie en enkele geringe hervormingen aan de maatschappijen die de zaak uitbaten, en hadden verklaard het werk te zullen staken, zoo de maatschappij weigerde met hen te onderhandelen. Het goevernement paste een maatregel toe, uitgedacht door een der meest reactionnaire ministers. Het vaardigde de mobilisatie uit van al de bedienden van den ijzerenweg, dat wil zeggen, deed ze onder de wapens roepen zoodat zij onder het beheer der krijgswet stonden en het verlaten van den arbeid bijgevolg gestraft werd als militaire dienstweigering of als ongehoorzaamheid aan de officierenGa naar voetnoot(1). Zoo waren zij geboeid en gekneveld aan de willekeur der kapitalisten overgeleverd. Deze ongelooflijke maatregel, waarvan het haast niet te begrijpen is dat een volk hem gedoogt zonder op te staan, belette de socialisten niet, voor het ministerie te blijven stemmen. Zij stelden zich tevreden met eenige voldoeningen aan de eischen van de loonslaven der spoorwegmaatschappijen, op het oogenblik dat zij zonder verdediging overgeleverd waren. De ministerieele, hervormingsgezinde politiek, | |
[pagina 144]
| |
gevolgd door de meerderheid der parlementaire groep, ontmoette evenwel nog al hevige bekamping in den schoot der partij. Deze tegenstand kwam van lieden met een vurig temperament, van hen die, niettegenstaande de opgelegde tucht en de gewone onderschikking van hun gedacht aan dat der meerderheid, eene nog genoegzaam levendige vrijheidsliefde bezaten, van zulken eindelijk, die aan de socialistische princiepen getrouw gebleven waren en de toekomstmaatschappij niet uit het oog verloren hadden. Twee zeer onderscheiden stroomingen hadden zich afgeteekend: de eene bleef zich voortbewegen met een toenemende snelheid in de aangenomen richting sinds het aanvaarden van het denkbeeld der verovering van de openbare machten; de andere vormde een soort van stremming in die afdalende beweging. Deze reactie tegen de overmaat van hervormingsgeest noemt zich tamelijk vrijpostig ‘revolutionnair’ en heeft voor leider Enrico Ferri. Hij heeft ons uitgelegd waarin deze revolutionnaire methode bestond, in een lang artiekel, verschenen in zijn tijdschrift ‘II Socialismo’. dit jaar gesticht om het hoofd te bieden aan de ‘Critica Sociale’ van Turati. De zwakheid der stelling van deze zoogezegde revolutionnairen komt hiervan, dat zij eigenlijk in niets verschillen van nietrevolutionnairen. Ferri zegt wel dat het voornaamste deel der propagande het vormen van bewuste socialisten is - een aannemelijke formuul, zelfs voor ons, daar het verschil juist gelegen is in hetgeen men door dat bewust maken verstaat en die, in letterlijken zin genomen, zekere princiepen van het wettelijk socialisme tegenspreekt, want zij onderstelt het gelooven aan de | |
[pagina 145]
| |
werkelijke kracht van de gedachte als grondslag eener maatschappelijke hervorming. De partijgangers van Ferri veroorloven zich somwijlen eenige kettersche opmerkingen over het nut der parlementaire actie, maar zij voeren hun kritiek niet door en hebben de kracht niet, de werkelijkheid te zien zooals zij is. Zij verloochenen geen enkeledwaling van het wettelijk socialisme en volharden in hun geloof aan de noodzakelijkheid van de verovering der openbare machten; zij ook willen hervormingen, alleenlijk vragen zij dat het bekomen derzelve niet de eenige, de hoofdbezigheid der partij zoude zijn. Zij wenschen dat de hervormingen zouden beantwoorden aan wezenlijken behoeften van het volk en gewonnen worden voornamelijk door zijn invloed. Hetgeen hen onderscheidt van de hervormers-vóor-alles zijn schakeeringen, die zeker hun reden van bestaan en hun werkelijkheid hebben, maar die moeilijk klaar kunnen omschreven worden. De gedragslijn der hervormers is zeker meer logiek en vloeit natuurlijk voort uit de vroegere evolutie der partij. Tenzij men deze evolutie loochene en openlijk de begane fouten bekenne is het niet mogelijk tegenover hen een zuiver standpunt in te nemen en de fout dezer revolutionnairen is juist van in 't geheel niet revolutionnair te zijn. Ook hebben de hervormers zich, zonder het schaterlachen te verwekken dat zij zouden verdiend hebben, voor de ‘ware revolutionnairen’ kunnen doen doorgaan, terwijl de revolutionnairen zich de beste ‘hervormers’ noemden. Zoo wierpen zij elkaar den bal toe en wederkeerig beschuldigden zij elkander mystiekers, bovennatuurlijken en woordenkramers te zijn. Het was voornamelijk in het mees | |
[pagina 146]
| |
nijvere gedeelte, in het noorden van Italië dat de verdeeldheid zich voordeed en bijzonderlijk te Milaan waar het socialisme veel aanhangers telt. Er greep een ommekeer plaats in de Milaneesche sectie, tengevolge waarvan Turati, het hoofd der hervormingsgezinde fractie, noodig oordeele zijn ontslag als afgevaardigde te nemen, behoudens zich als kandidaat te laten voordragen en aldus enkel voor den vorm te protesteeren. Het schijnt dat hij bedoelde zijn herkiezing als een bepaalde erkenning zijner strekkingen te doen doorgaan. Men kan inderdaad zijn handelwijze niet anders verklaren, gezien zijn gramschap en die zijner partijgangers toen Ferri zelf, te Milaan, de kandidatuur van Turati kwam ondersteunen. Het is ook in dien zin dat het kiesmanifest spreekt, opgesteld door zijn vrienden, waarvan ik hier eenige zinsneden overzet om een gedacht te geven van de holle woordenpralerij waarmêe zich het ‘wetenschappelijk socialisme’ tevreden stelt. Kiezers! ‘Bevestigt met ons, onder den naam van Filippo Turati, dat het socialisme positiefis, dat de hervormingen de mijlpalen zijn op den weg der economische omwenteling die de maatschappij der uitzuiging moet vervangen door de maatschappij der rechtvaardigheid.
‘Tegen de kapitalistische burgerij, die wat lacht om de onbepaalde bedreiging met een immer uitgestelde revolutie, die haar dagelijksche vette renten met geen stuiver vermindert, - die integendeel siddert voor de geleerde en onverzettelijke veroveraars van rechtvaardige wetten, gewrocht door de onbuigbare | |
[pagina 147]
| |
kritiek van het wetenschappelijk socialisme - noodigen wij u uit te stemmen voor Filippo Turati.’ Men geloove niet aan spotternij, dat alles wordt zeer ernstig gezegd en geeft daarbij een juist denkbeeld van de wijze waarop het socialisme zich vereenvoudigd heeft in den geest van meest al de voorstanders van hervormingen. De vette renten der kapitalisten met eenige stuivers verminderen, is het toppunt hunner wenschen geworden. Zij vertrouwen op rechtvaardige wetten (die aldus opgevat zijn) en hun afgod, de geheimzinnige macht waarin zij gelooven zonder er iets van te begrijpen, is de ‘wetenschappelijk-socialistische kritiek’. In de volgende periode stonden Ferri en Turati nog vijandig tegenover elkander te Milaan. Ferri kwam aldaar propaganda maken voor het stichten eener groote socialistische cooperatief, in den aard der Belgische, waartegen Turati zich verzette omdat hij de organisatie van het Milaneesch proletariaat wilde gegrondvest zien op weerstandsverbonden en arbeidsbeurzen. Bij deze twisten die meer een verschil van persoonlijke meening tot grond hadden dan een bespreking van princiepen, kwam zich een voorval voegen van gansch persoonlijken aard, dat echter een buitengewonen weerklank vond in het land. De voorzitter der kamer paste de censuur en de tijdelijke uitsluiting toe op Ferri zonder hem toe te laten zich nader te verklaren, naar aanleiding van een uitdrukking, die door de slechtst' befaamde der volksvertegenwoordigers moedwillig verkeerd werd uitgelegd. Ferri weigert aan zijn bevelen te gehoorzamen en 's anderdaags, met geweld buiten de zaal gehouden, breekt hij een ruit eener gesloten deur | |
[pagina 148]
| |
om de meerderheid luide verwijten over hare houding toe te roepen. Deze persoonlijke opstand en dit misprijzen voor de reglementen en gebruiken, werd geestdriftig toegejuicht door de oprechte vrienden der vrijheid in Italië. Maar de partijgangers der wettelijkheid-vóor-alles keken zuur en de meerderheid der socialistische afgevaardigden haastte zich de handen in onschuld te wasschen door te verklaren dat Ferri zoo gehandeld had op eigen gezag en onder eigen verantwoordelijkheid; zij verwierpen in éen woord, alle solidariteit met hem. Op het congres van Imola, in September laatstleden gehouden, stonden de twee fracties tegenover elkander. Volgens de bekentenis van een socialist zelve was nooit een congres meer ijdel en onnuttig. Drie dagen gingen voorbij met de bespreking der beide strekkingen. Sedert de vele maanden dat deze tweestrijd duurde was al het vóor en het tegen honderden malen gezegd en geschreven. Dat belette de bijzonderste redenaars der beide partijen niet hun eeuwige argumenten en vooral hun ronkende zinnen op te disschen. De discussie ontaardde in een ware woordenvitterij waarbij niemand zich onthield de afgezaagde clichés op te halen over de ware omwentelaars en de ware hervormers, over het positief, wetenschappelijk en het mystiek, bovennatuurlijk socialisme. De zegepraal der hervormingsgezinden was volledig. Zij deden met groote meerderheid een dagorde stemmen die het bestaan van twee onderscheiden strekkingen loochende en de theoretische princiepen van het socialisme opnieuw bevestigde. Deze dagorde was zeer behendig opgesteld, in dien zin dat zij de strekking der hervormers niet duidelijk omschreef en | |
[pagina 149]
| |
langs den anderen kant niets bevatte dat de zoogezegde revolutionnairen niet konden aannemen. Ik geef er een uittreksel van als staal van het ‘wetenschappelijksocialistisch’ woordenkraam. ‘Gezien, tot het bewerken der maatschappelijke omwenteling - dat is: de verwezenlijking van het collectivisme, bij middel van den klassenstrijd - alle hervormingen doelmatig bijdragen die den economischen toestand van het proletariaat verbeteren, of een dam opwerpen tegen de kapitalistische uitbating; ‘verklaart het congres dat het bestaan van twee onderscheiden richtingen, gesteund op wezenlijke verschillen, onvereenigbaar is met deze opvatting. ‘bevestigt dat de werking der partij hervormingsgezind is wijl ze revolutionnair, en revolutionnair, wijl ze hervormingsgezind is; anders gezegd: de werking der partij is eenvoudig socialistisch, (sic!)
‘het congres, de democratische opvatting handhavend, dat de politieke vertegenwoordiging zoo rechtstreeks mogelijk de oppermacht der massa moet weerspiegelen en, om zoo te zeggen, met haar moet versmelten door een onmiddelijke, innige betrekking tusschen de afgevaardigden en hun lastgevers, ‘verklaart dat de socialistische groep van het parlement - zelfstandig in haar handelingen - zich evenwel gedurig op de hoogte moet stellen van het bewustzijn en den wil der groote massa van het proletatariaat, tegenover dewelke de politieke inrichtingen der partij tot eerste plicht hebben den geest van kritiek en van toezicht op te wekken en levendig te houden, door | |
[pagina 150]
| |
talrijke bijeenkomsten en gedurige agitatie, welke de propagande, de politieke opvoeding en inrichting voor doel hebben.’ Ik zal mij niet ophouden met overtollige aanmerkingen te maken. Ik wijs alleen op het feit dat de positieve, wetenschappelijke socialisten hardnekkig voortgaan te spreken over het bewustzijn en den wil der massa, dingen die nooit bestaan hebben dan in de verbeelding der volksmenners en die elkaar overigens tegenspreken, daar een massa bewustzijn noch wil kan hebben, maar enkel driften, aandrang en hoogstens gevoelens vertoont. Diezelfde socialisten willen ons het oppergezag dier massa doen ondergaan; wij begrijpen waarom: zij zijn er de vertolkers van. Eens deze onvruchtbare bespreking uitgeput, verlieten tal van leden het congres. Een voorstel van Turati, dat de nochtans logische afschaffing vroeg van het bestuur der partij, leed schipbreuk met gelijkheid van stemmen. Daarna bleef geen tijd meer over voor de bespreking der maatschappelijke vraagstukken, die de onmiddelijke belangen van het proletariaat betroffen, en aan de dagorde stonden. Zoo eindigde dat congres. Overwinnaars en overwonnenen gingen samen heen, verklaarden zich voldaan over de bekomen uitslagen en bezongen de glorie der socialistische partij, terwijl de burgersbladen, gansch gerustgesteld, de zegepraal van het gezond verstand en de gematigdheid roemden, en beminnelijke woorden over hadden voor de zoo tamme socialisten. | |
[pagina 151]
| |
Het is niet zonder zekere ontmoediging dat men dergelijke tooneelen aanziet. Het scheen dat de vurige, nog natuurlijken Italiaan, die vroeger zulken sterken realistischen zin had, ten minste voor een ruim gedeelte moest ontsnappen aan den invloed van het duitsch theoretisch en autoritair socialisme. Daar is niets van: de socialistische partij maakt in Italië zeer snelle vorderingen; - waarschijnlijk meer om de onmiddelijke voordeelen die zij den politiekers aanbiedt dan om de juistheid harer beginselen, - en zij heeft ongelukkiglijk geen ernstige noch machtige bekampers, in staat om haar fouten aan te toonen en meer ware en breedere opvattingen voor te stellen aan hen die in staat zijn ze te begrijpen. En de huidige krisis is niet geschikt om bij ons groote verwachtingen te doen ontstaan. Het overwicht der hervormingsgezinde, opportunistische strekkingen in den schoot der partij kan enkel toenemen, en het blijkt niet dat er tusschen de zoogezegde revolutionnairen veel menschen zijn die genoeg geestkracht bezitten om de ware oorzaak te erkennen van den achteruitgang waarover zij zich thans beklagen, hun vroegere dwaling in te zien, het enge karspoor te verlaten waar zij zoo diep ingeslijkt zitten en den lang verlaten weg opnieuw te betreden, dien van het integraal socialisme, zonder herleiding noch verminking, zonder willekeurige vereenvoudiging noch verdraaiing der waarheid om meer aanhangers te verwerven. Maar weinigen zullen eens dezen verheven moed bezitten; zij zullen de partij verlaten en zich afgezonderd bevinden zooals al degenen die bepaalde denkbeelden en een verheven ideaal hebben, | |
[pagina 152]
| |
en niet genegen zijn ze te vervalschen. Zonder twijfel zullen zij niet meer op de massa mogen rekenen, noch klinkenden bijval verhopen. Maar de politiek is niet alles en men moet bijzonder naïef zijn om zich in te beelden dat men belangrijker is en meer invloed uitoefent op de lotsbestemming der menscheid, naarmate men een grooter aantal kiezers vertegenwoordigt of een hoogere betrekking in den Staat bekleedt.
Jacques Mesnil. |
|