| |
| |
| |
Van de overbevolking
De bevolking van de meeste beschaafde staten groeit op onrustbarende wijze aan: terwijl het geboorte aantal 30 en zelfs 40 op duizend overtreft, daalt dit der sterften tot 20 en soms lager. Men berekent dat Saksen b.v., met den gang dien het gaat, zijne bevolking verdubbelen zou in 49 jaren, het arme Italië zelf in 76! Die snelle toeneming is vooral te wijten aan de vermindering van het aantal sterften. Want het is weinig waarschijnlijk dat het geboorte- aantal betrekkelijk veel hooger zij dan in vroegere tijden, toen de rijke gezinnen - heden bijna onvruchtbaar - even talrijk waren als de gezinnen onzer boeren. De daling van den taks der sterfte is te wijten aan den vooruitgang der geneeskunde en der gezondheidsleer, die op buitengewone wijze het getal verminderden der slachtoffers van de besmettende ziekten; de kindersterfte is eveneens op verre na zoo aanzienlijk niet meer als vroeger en de heelkunde redt onbetwistbaar aan vele lieden het leven. Een dergelijke uitslag - hoe wenschelijk hij op zich zelf ook weze - veroorzaakt in vele gevallen eene averechtsche teeltkeus, eene overleving der minst geschikten. Hierdoor vermeerdert het aatal gezonde individuën minder snel dan het aantal zieke en zwakke; het aantal te voeden monden groeit veel sneller aan dan het aantal voortbrengers.
| |
| |
In den huidigen toestand van zaken wordt eene dergelijke toeneming als eene noodlottige gebeurtenis gevoeld door de groote meerderheid. De volksklassen, over ontoereikende levensmiddelen beschikkend, kunnen niet aangroeien zonder hunnen toestand te vermoeilijken en dikwijls ondraaglijk te maken. De loonen zijn over 't algemeen te gering om behoorlijk ook maar kleine gezinnen te onderhouden. De individuën die niet aanhoudend een maximum werk kunnen leveren, worden als eenen last aanzien, en noodzakelijker wijs worden zij door eene vijandelijke atmosfeer omringt: Zij die niet zóo veel winnen als ze verbruiken zijn parasieten bij de armen.
Ik spreek van het naakte feit, zooals het zich aan ons voordoet. Ik wil hier niet onderzoeken of dit feit aan eene natuurlijke noodwendigheid beantwoordt ofwel het gevolg is der kwalen van het huidig stelsel. Zelfs dan, als wij een onwederlegbaar bewijs voor die laatste stelling konden aanvoeren, zou het ons onmogelijk wezen eene verandering te brengen aan de bestaande orde der dingen in een zóó kort tijdverloop als de toestand het eischt. Wij weten maar al te wel dat de leiders zich niet willig van hunne macht laten berooven en dat alle goede redenen der wereld hen niet bewegen zullen afstand te doen van de voorrechten, zonder dewelke zij zich hun leven niet inbeelden. Het kapitalistisch stelsel ligt zoo goed vastgeankerd, en de maatschappij is heden ten dage een zoo ingewikkeld organism, dat het onmogelijk is nog te hopen op eene omwenteling die plotseling een nieuw regiem in de plaats van het bestaande zal stellen.
'k Zal de kwestie niet verder behandelen onder | |
| |
heur algemeen en uitsluitend voorkomen: ik zal mij niet afvragen of de bevolking noodwendig eene snellere toename volgt dan de levensmiddelen. Om te bevestigen dat er daar eene wet bestaat, die vroeg of laat een voor de menschheid verderfelijk onevenwicht moet brengen, daartoe zijn de huidige gegevens onvoldoende en het aantal jaren waarover onze waarneming strekt, is oneindig te klein om tot eene gevolgtrekking te komen die op wetenschappelijke gronden steunt.
Het komt hier op aan het vraagstuk flink aan te zien, de belangrijkheid ervan te erkennen en te besluiten of het hoogstdringend is er eene oplossing aan te geven.
Op 't eerste zicht schijnt niets eenvoudiger. De feiten zijn wel bestatigd en niemand kan er ernstig aan denken die te loochenen. De bevolking groeit zeer snel aan in de meeste landen; zij vermeerdert vooral door toedoen der arme standen waar de geboorte overgroot is, en door de behouding, dank aan den vooruitgang der geneeskunst, van een groot getal individuën waaronder een aanzienlijk ten honderd zwakken en gebrekkigen. Gezien het kapitalistisch stelsel, blijft de voortbrenging beperkt en de loonen verhoogen niet in de verhouding geëischt door de vermeerdering van het getal te voeden monden. De gemiddelde gezondheidstoestand van het volk verslecht in plaats van te verbeteren en de weerstand aan de vermoeidheid neemt af. In zekere landen van Europa is de ellende dusdanig, dat jaarlijks duizende gezinnen uitwijken om een laatste geluk te beproeven en in verre streken het levensonderhoud te | |
| |
zoeken dat hen in hun eigen land geweigerd wordt. Zelfs bij minder behoeftige werklie en boeren zijn de kinderen te talrijk opdat de familiemiddelen zouden volstaan om hen een voedsel te verschaffen, gezond, krachtig en dusdanig - in hoedanigheid en hoeveelheid - dat het de verbruikte krachten herstelt en aan het ontwikkelend organism de elementen levert die noodig zijn om het de gewenschte weerstandskracht te geven.
Bij gevolg - en dit besluit komt onvermijdelijk voor den geest - moet men trachten om, zonder uitstel, de toeneming der bevolking onder de arme standen te beperken en zelfs tegen te houden.
Maar de zaak is veelzijdiger dan zij het schijnt op eerste zicht, en zij wordt bijzonder ingewikkeld door het feit der talrijke belangen die op 't spel staan en die onder zeer verschillende hoeken willen beschouwd worden. Het oordeel dat van eerst af het natuurlijkst schijnt wordt het minst verkondigd. Zoo hooren wij elk oogenblik klachten uiten over den toestand van Frankrijk, wiens bevolking oneindig trager toeneemt dan die der andere groote naties van Europa. Wij hooren zeggen dat het in verval is, dat het zijnen ondergang te gemoed gaat, dat zijn invloed vermindert. De patriotten, die droomen van ‘de weerwraak’ en van oorlogsroem, klagen dat de rangen van het leger niet vergrooten; de nijveraars vreezen dat vreemdelingen zich in Frankrijk zouden vesten, er een open werkveld en minder stremming dan in hunne landen vindend; de ekonomisten eindelijk, die van alles maar den zuiver materieelen kant zien, verkondigen het verval van Frankrijk: voor hen zijn grootheid en macht van | |
| |
een land werking van den omloop der kapitalen en van de ontwikkeling der nijverheid. Zoo komt het, uit reden van zijne snelle ekonomische vlucht en van de vervaardiging van brodwerk in 't groot waaraan het zich overgeeft, dat Duitschland in de oogen der ekonomisten doorgaat voor een land met groote toekomst, geroepen om het overige deel van Europa te eiden, terwijl Frankrijk ‘over eene noodlottige helling glijdt.’ Nu, voor iederen klaarzienden geest, is opmerkelijk het tegenovergestelde waar. Sinds de vestiging der Duitsche éénheid, anders gezegd sinds de zegepraal van den Pruisischen geest, valt Duitschland met steeds toenemende snelheid in verval: 't brengt niets leefbaar meer voort, 't heeft niet één nieuw gedacht, geen enkelen oorspronkelijken aanloop, niet eene beweging die eene innerlijke gisting verraadt. 't Is alleen nog een uitgebreide kazerne waar ieder marcheert op bevel; de wetenschap zelve is verwerktuigd: zij is gebracht tot eene ontleding van onverschillige feiten uitgevoerd volgens onveranderlijke methoden. Er zijn geene karakters, geene mannen meer, er zijn alleen nog gehoorzame soldaten en onderdanen van zijne majesteit Wilhelm II, door de gratie Gods keizer van Duitschland. Zelfs het socialism ruikt er naar de kazerne! En 't is die geest van blinde gehoorzaamheid, van laatschheid, van onpersoonlijking dien men ons als voorbeeld aanbiedt, en dien men ons voor de toekomst beweert op te dringen onder het deksel eener ekonomische welvaart, waarvan een nauwlettend onderzoek ongetwijfeld de valsche eigenschap zou vernietigen.
Dat de bevolking van Frankrijk trager toe- | |
| |
neemt dan die van Duitschland, kan een ongeluk schijnen aan generaals, aan nijveraars, en in 't algemeen aan de burgers: maar wat belang heeft dit voor 't volk? Zijne belangen worden door geene politieke grenzen beperkt. Er bestaat geene reden tot kinderen maken om hen te zien uitbuiten door kapitalisten, daarbij verplicht zijnde de bezittingen hunner uitbuiters te verdedigen. De burgers prediken wel aan het volk van te groeien en te menigvuldigen, maar geven zelden 't voorbeeld; zij onthouden zich veel kinderen te hebben, uit vrees het erfgoed te verbrokkelen. Zoo zij wenschen dat de proletariërs aanwoekeren, dan is het om hen in ellende te houden, om hen te beletten zich opteleiden, te onderrichten, hunnen toestand te begrijpen, dan is 't omdat zij zich goedschiks zouden leiden laten en de onzinnige rol blijven spelen van hunne verdrukkers tegen hunne broeders te verdedigen.
Indien de houding der burgers in zake overbevolking zeer natuurlijk is, wordt die van zekere socialisten minder uitlegbaar. Inderdaad zien wij menigmaal socialisten - hierin eensgezind met de burgers - de vruchtbaarheid der volksklassen als eene deugd roemen en met zichtbare vijandelijkheid iedere theorie bejegenen die heure vermindering beoogt. Dit gedrag, volkomen in strijd met de rechtstreeksche belangen van het volk, is moeielijk te wettigen. Maar zonder veel moeite kan men er den oorsprong van vinden in het feit dat het gedacht der vrijwillige beperking van de voortplanting voor het eerst geuit werd door den burgerekonomist Malthus, die heur uitgaf als de oplossing van het maatschappelijk vraagstuk. Alzoo trachtte hij de ware beteekenis der krizis | |
| |
te bedekken en aan een louter palliatief den schijn van een afdoende geneesmiddel te geven. Dit gedacht kwam den socialisten als eenen aan het volk gespannen valstrik voor en zij schijnen een overdreven wantrouwen ertegen behouden te hebben. Langs eenen anderen kant moet men, om de voortplanting te beperken, beroep doen op het persoonlijk initiatief en men weet hoe afkeerig de wettelijke socialisten daar tegenwoordig van zijn, zij die stelselmatig in massa en volgens gegeven orders handelen. Eindelijk zijn er misschien enkelen die vreezen, dat de werkliê met ontalrijke gezinnen, alzoo eene bevoorrechte positie hebbend tegenover de andere, ophouden zullen zóo heftig de gemeenschappelijke ellende te voelen en dat de beweging er door afnemen zou?
Wat er ook van zij, er is geene enkele stevige bewijsvoering die toelaat eenen maatregel te bestrijden in staat om eene oogenblikkelijke verzachting der ellende te bewerken. De waarheid is daar in zijne geheele brutale tastbaarheid. Het volk heeft dubbel belang zijne voortplanting in te toomen, zoo voor heden als voor de toekomst. Als de proletariërs-gezinnen minder kinderen zullen tellen, dan zullen die kinderen beter gevoed en beter gekleed worden, zij zullen kloeker worden en meer weerstandskracht verkrijgen, zij zullen meer tijd en middelen hebben om zich te onderrichten; en onderwezen proletariërs worden bewust van hunne macht, en laten zich niet meer scheren zonder protest. Met het aantal arbeiders zou de mededinging verminderen en de loonen zouden neiging tot stijgen krijgen.
Om de prijsvermindering te beletten beperken | |
| |
de kapitalisten kunstmatig de voortbrenging. De arbeiders kunnen hen geen beter antwoord geven dan de voortbrenging te beperken der armen die de rijkdommen stichten. Het is van meer belang een aangesloten tuchtig leger arbeiders te hebben dan eene overgroote massa ellendigen. Het getal alleen zegepraalt niet: men moet er het verstand bijvoegen.
Jacques Mesnil.
(slot volgt)
|
|