| |
| |
| |
Taal & cultuur
[T] De biografie van het Nederlands, geschreven in het Engels
Dertig jaar geleden verscheen de eerste Engelstalige taalgeschiedenis van het Nederlands: Bruce Donaldson's Dutch. A Linguistic History of Holland and Belgium (1983). Willemyns' bewering dat ‘[u]ntil now, there is no history of the Dutch language in English’ is dus incorrect, iets wat hij, gelukkig, later corrigeert. Overigens is Willemyns vol bewondering voor Donaldsons onderneming evenals die van de Fransman Brachin uit 1977 en diens Engelse vertaler, Paul Vincent (1985). Gebrek aan expertise en tijd onder neerlandici in de Angelsaksische wereld, en vermoedelijk ook schroom onder uitgevers, hebben bijgedragen aan het feit dat we drie decennia hebben moeten wachten op een tweede Nederlandse taalgeschiedenis in het Engels. Toch hebben die Angelsaksische neerlandici (en daar reken ik mezelf ondanks mijn paspoort ook toe) wel degelijk behoefte gehad aan een update in de lange tijd dat Donaldson niet meer verkrijgbaar was. Die update is er nu en dat is feest.
In de afgelopen dertig jaar is er namelijk veel veranderd, niet alleen aan de taal zelf, maar vooral aan de kennis over de geschiedenis van het Nederlands. Willemyns brengt die geschiedenis in al zijn facetten zeer scherp in kaart, waarbij het overigens om veel meer dan taalgeschiedenis gaat: hij schetst tegelijkertijd een contemporain portret van het Nederlands en bespreekt ook mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Zijn invalshoek is vanaf het begin duidelijk: ‘The story of Dutch is predominantly a story of language contact and conflict’: het Nederlands is uit contact met andere talen ontstaan en er ook altijd door beïnvloed. Conflict is daaraan inherent en tekent ook de huidige situatie. Die rode draad komt in deze taalgeschiedenis steeds weer terug. Willemyns geeft daarbij geen waardeoordelen, maar tekent op een sympathieke manier een beeld van een taal in constante ontwikkeling.
Het eerste hoofdstuk bespreekt de na(a)m(en) voor het Nederlands en situeert de taal geografisch. Hier worden de grenzen met de omringende talen (het Duits en Fries, en vooral het Frans) geschetst. Dan volgen er vijf historische hoofdstukken: over de voorlopers en tijdgenoten van het Oudnederlands (Oudnederfrankisch), het Middelnederlands, het Vroegnieuwnederlands (1500-1800), de negentiende en de twintigste eeuw. Vervolgens zijn er twee excursies naar de koloniale sporen van het Nederlands en het Afrikaans. Het laatste hoofdstuk is een weloverwogen (en eigenlijk positieve) bespiegeling over de toekomst van het Nederlands in de
| |
| |
eenentwintigste eeuw in het licht van een aantal recente ontwikkelingen.
Ieder hoofdstuk heeft zijn eigen accent al naargelang de beschreven materie. Zo besteedt het Middelnederlandse hoofdstuk veel aandacht aan literaire productie in de context van de eerste voorzichtige stappen op weg naar Standaardnederlands, terwijl dat over het Vroegnieuwnederlands meer vertelt over de eerste grammatica's en woordenboeken die in de zestiende eeuw verschenen. Soms krijgt het noorden meer aandacht, zoals bij de zeventiende eeuw, en soms het zuiden, bijvoorbeeld de negentiende-eeuwse emancipatie van Vlaanderen. Het historische gedeelte van dit boek toont derhalve een gezonde balans tussen Nederland en Vlaanderen die in oppervlakkiger beschrijvingen van het Nederlands wel eens ontbreekt. Anderstalige studenten van het Nederlands zijn daarmee zeer gebaat en zij zijn een belangrijk onderdeel van Willemyns' gehoor, getuige zijn selectiecriteria voor opname van bepaalde vraagstukken. Enerzijds gaat het hem daarbij om zaken die de ontwikkeling van het moderne Standaardnederlands het best belichten, maar anderzijds om dingen die het interessantst zijn ‘for nonnative speakers having learned Dutch as a foreign language and for other foreigners taking an interest in Dutch’.
In de ruim veertig jaar dat hij zelf de geschiedenis van het Nederlands onderzoekt, heeft Willemyns zich met veel aspecten van die geschiedenis beziggehouden, maar niet zozeer met de koloniale erfenis van het Nederlands. Toch is het terecht dat hij er in twee hoofdstukken aandacht aan besteedt, waarbij hij noodzakelijk meer dan elders steunt op het werk van anderen. Soms is dat echter wel te merken omdat er hiaten zijn en de toon vrijblijvender is, terwijl Willemyns in andere hoofdstukken een bevlogen verhaal schrijft en ook vaker een kritische positie inneemt. Een opmerking als ‘Creoles have generally been regarded as degenerate variants’ vraagt om meer discussie over creooltalen. Daarmee had in het volgende hoofdstuk ook de vraag in hoeverre het Afrikaans een creooltaal is, nader besproken kunnen worden. In het laatste hoofdstuk is de bezieling echter weer volop aanwezig en stelt Willemyns kritische vragen bij bijvoorbeeld Poldernederlands en Verkavelingsvlaams.
Willemyns' uitgever, Oxford University Press, heeft recentelijk ook twee taalhistorische publicaties over het Duits uitgegeven: Ruth Sanders' German. Biography of a Language (2010) en Joe Salmons' A History of German (2012). Een vergelijking dringt zich op, vooral gezien de bijna identieke titels van Sanders en Willemyns. Willemyns' boek is echter veel beter en wetenschappelijk evenwichtiger dan Sanders. Anderzijds concentreert Willemyns zich
| |
| |
expliciet op de externe taalgeschiedenis waar Salmons eerder de interne geschiedenis (van het Duits) als studieobject heeft. De twee boeken verwijzen niet naar elkaar, maar dat zou wel nuttig zijn. Het Nederlands en het Duits delen immers een groot deel van hun geschiedenis en Salmons geeft ook een uitstekend inzicht in belangrijke aspecten van de interne taalgeschiedenis van het Nederlands. Bovendien leren de meeste Angelsaksische studenten van het Nederlands de taal pas als ze al Duits kennen. Het is te hopen dat Oxford University Press, niet zoals Donaldsons uitgever in de jaren tachtig van de vorige eeuw, spoedig een tweede editie het licht laat zien waarin ook Salmons' boek genoemd kan worden. Tegelijkertijd kan de uitgever dan ook de nodige redactionele verbeteringen doorvoeren in het Engels. Het boek bevat bijvoorbeeld nogal wat foutjes in het gebruik van de werkwoordstijden. Veel kaarten en illustraties kunnen duidelijker (zoals de kaart op p. 95, waar het verschil tussen de Spaanse Nederlanden en de Republiek nu onzichtbaar is), vragen om een Engelse versie (zoals de grafiek op p. 136, nu in het Duits) en/of missen een bronvermelding. Een uitgebreide lijst met gerenommeerde websites zou de bruikbaarheid van het boek nog vergroten.
Ondanks die onvolkomenheden is Dutch. Biography of a Language een briljante invulling van een hiaat van dertig jaar, een must als inleidende tekst over het Nederlands voor studenten Nederlands overal ter wereld, niet alleen in Engelstalige landen, zelfs in Nederland en Vlaanderen.
roel vismans
Roland Willemyns, Dutch. Biography of a Language, Oxford University Press, 2013, 289 p.
Verwijzingen
Pierre Brachin, The Dutch Language: A Survey, vertaald door Paul Vincent, Stanley Thornes, Cheltenham, 1985. |
Bruce Donaldson, Dutch. A Linguistic History of Holland and Belgium, Martinus Nijhoff, Leiden, 1983. |
Joseph Salmons, A History of German. What the Past Reveals about Today's Language, Oxford University Press, 2012. |
Ruth Sanders, German. Biography of a Language, Oxford University Press, 2010. |
| |
[T] Mark Grammens, een journalistieke einzelgänger
In april 2013 verloor de geschreven pers in het Nederlandse taalgebied twee ‘gevestigde waarden’. Mark Grammens (o1933) zette naar aanleiding van zijn tachtigste verjaardag een punt achter zijn tweewekelijkse eenmansblad Journaal - na 651 nummers en 25 jaar. Diezelfde maand overleed de grand old man van de Nederlandse journalistiek, Jérôme Louis Heldring (o1917), die tot een jaar voordien wekelijks zijn veelgelezen bijdrage Dezer dagen publiceerde in NRC Handelsblad. Heldring en Grammens berichtten meer dan een halve eeuw uitvoerig en met grote kennis van zaken over onder meer de internationale politiek, die zij beiden in de eerste plaats evalueerden vanuit een machtspolitieke benadering.
Grammens werd in Leuven geschoold als jurist en in de diplomatieke wetenschappen. Toen hij na een meerjarig verblijf als correspondent in Londen naar België terugkeerde en begin 1962 werd aangesteld als politiek redacteur van het Vlaamse (jezuïeten)weekblad De Linie, was de objectiverende journalistiek die hij voorstond in België heel ongebruikelijk. Het perslandschap was nog sterk partijpolitiek of tenminste ideologisch gekleurd. De berichtgeving over de internationale verhoudingen - voor zover die de oppervlakkigheid oversteeg - vormde daarop allerminst een uitzondering. Behalve door buitenlandse collega's liet Grammens zich voor zijn geopolitieke publicistiek inspireren door twee opeenvolgende directeurs van de buitenlandredactie van de Vlaamsgezinde katholieke krant De Standaard: Leo Picard (1888-1981) en Luc Vandeweghe alias E. Troch (1914-1985), al dan niet toevallig allebei historicus, vrijzinnig en flamingant.
In De Linie schreef Grammens overigens vooral over de Belgische binnenlandse politiek, waarbij hij als door de repressie getekende zoon van de flamingantische taalactivist Flor Grammens (1899-1985) de Vlaamsgezinde oriëntatie van het blad intensiveerde. Ondanks de toegenomen openheid in katholieke kring, die werd bevorderd door het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965), kwam het al na relatief korte tijd tot een clash tussen Grammens en zijn broodheren. Uiteindelijk werd De Linie opgeheven en verscheen op 3 april 1964 het eerste
| |
| |
nummer van een nieuw weekblad, De Nieuwe, met Grammens als directeur-hoofdredacteur.
De Nieuwe ontwikkelde zich al snel tot een van de opmerkelijkste exponenten van de veranderingsgezinde tijdgeest van de jaren zestig in Vlaanderen. Het blad pleitte voor federalisme in samenhang met antikapitalistische structuurhervormingen, maar ook voor deconfessionalisering en ontzuiling, meer (intellectuele) openheid en ongebondenheid, en daarnaast voor meer sociale rechtvaardigheid. Wat de internationale politiek betreft, zette De Nieuwe zich - in overeenstemming met zijn non-conformistische redactionele opzet - af tegen de dominantie van het kritiekloze atlantisme en bepleitte het blad een meer realpolitische houding ten opzichte van (het internationale beleid van) het Sovjetimperium en communistisch China. Grammens werd in de publieke opinie veelal geëtiketteerd als ‘(crypto)communist’.
Eind jaren zestig en begin jaren zeventig positioneerde De Nieuwe zich als de belangrijkste representant van de meer of minder bewuste pogingen om de aloude, zij het altijd minoritair gebleven combinatie ‘Links en Vlaams’ - toen Leuven Vlaams en Mei '68 - een nieuw elan te bezorgen. Nogal wat intellectueel en/of academisch gevormden met een katholieke en/of Vlaamsgezinde achtergrond voelden zich aangetrokken door zowel het specifieke als met de tijdgeest sporende, maatschappijkritische project van De Nieuwe. Mede door de lectuur van het door Grammens gedirigeerde opinieweekblad gingen zij, meer dan de generaties vóór hen, over allerhande grenzen en breuklijnen heen kijken of stappen. Ook de meeste medewerk(st)ers, van wie er heel wat later in diverse media leidinggevende functies opnamen, werden uit deze sociologische groep gerekruteerd. Zoals Ludo Abicht (o1936) - voor wie trouwens ongeveer hetzelfde geldt - ooit schreef, werd Mark Grammens toen ‘ongevraagd beschouwd als een boegbeeld van de Vlaamsgezinde linkerzijde’. Wat verder niet onvermeld mag blijven, is dat De Nieuwe onder impuls van Grammens destijds een van de weinige perstitels in Vlaanderen en België was die systematisch en consequent pleitte voor de afschaffing van de monarchie en de invoering van een republiek, enerzijds op basis van principiële (democratische) motieven en anderzijds op grond van pragmatische (anti-Belgische).
Een keerpunt, dat zoals altijd de emanatie vormde van een onderliggende trend, kwam er met de nietsontziende agitatie van Grammens tegen het Egmontpact in 1977-1978, waarbij hij in ‘zijn’ De Nieuwe een forum bood aan zowat iedereen die kritiek wilde spuien op dat communautaire compromis over een staatshervorming van de toenmalige christen-democratisch-socialistische regering, aangevuld met de Volksunie en het FDF (Fédéralistes democrates Francophones). Zelfs de radicale Vlaams-nationalist Ward Hermans (1897-1992), die zijn leven lang het nationaalsocialisme verheerlijkte, mocht zijn gal spuwen over ‘Egmont’. In oktober 1978 kwam deze regering onder de leiding van Leo Tindemans (o1922) ten val en werd het Egmontpact afgevoerd. Grammens had ‘gescoord’, maar tegelijk was zijn ongebreidelde offensief tegen dat communautaire vergelijk de katalysator geworden van conflicten binnen de redactie van De Nieuwe die al een tijd sluimerden, onder meer over zijn eigenzinnige aanpak en de autoritaire manier waarop hij zijn visie doordreef.
In combinatie met financiële problemen leidde een en ander ertoe dat Grammens eind 1980 werd ontslagen als hoofdredacteur. Het ooit spraakmakende weekblad had inmiddels heel wat aan prestige en invloed ingeboet. De Nieuwe beleefde vervolgens nog een aantal meer tumultueuze dan inspirerende jaren tot aan zijn definitieve verdwijning eind 1986, waarbij Grammens zelfs nog kortstondig terugkwam als hoofdredacteur.
Inmiddels had de sterk mondiaal georiënteerde Grammens in september 1974 het Tijdschrift voor Diplomatie gelanceerd, een maandblad waarin Vlaamse en Nederlandse specialisten van uiteenlopende signatuur essays publiceerden over internationale thema's, vooral politiek-maatschappelijke, maar ook filosofische, literaire en artistieke. Zo publiceerde Leo Tindemans in het nummer van oktober 1979, precies één jaar na de val van zijn Egmont-regering, een beschouwing over de Duitse rijkskanselier, minister van Buitenlandse Zaken en winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede Gustav Stresemann (1878-1929). Het laatste nummer van het kwalitatief bijzonder hoogstaande en uitermate gerespecteerde Tijdschrift voor Diplomatie rolde in december 1982 van de persen.
| |
| |
Tussen 1983 en 1989 stond Grammens aan het hoofd van de door hem opgerichte Uitgeverij Grammens, die onder andere de brochurereeks Aktueel, het Jaarboek Vlaamse literatuur en het Vlaams archief. Jaarboek Vlaamse Beweging op de markt bracht. In de Aktueel-serie werd ook een aantal boekjes van Grammens zelf opgenomen, onder meer Herinneringen aan oorlog en repressie (1985), een heel menselijk en tegelijk bijzonder kritisch portret van zijn pas overleden vader. In die brochure poneerde hij ook ongenuanceerd dat de Vlaamse Beweging er alleen tijdens de Tweede Wereldoorlog in was geslaagd macht uit te oefenen. Grammens herhaalde deze provocerende stelling meermaals en in diverse toonaarden, en houdt er tot op vandaag aan vast: ‘Was mijn vader een collaborateur? Ik denk het wel ja. En ook denk ik dat hij gelijk had.’
Eind 1987 rijpte bij Grammens het idee om - onder meer naar het voorbeeld van de Amerikaanse journalist Izzy Feinstein Stone (1907-1989) - een eenmansblad te beginnen. Dat werd Journaal, dat vanaf april 1988 om de twee weken verscheen en enkel via een abonnement te krijgen was. Hoewel Grammens tijdens de voorbije kwarteeuw - al dan niet onder een schuilnaam - ook bijdragen leverde aan andere periodieken, was zijn Journaal al die tijd het medium bij uitstek waarmee hij zich tot het publiek richtte. Meer en meer ging zijn aandacht daarbij - behalve naar het internationale gebeuren en de Vlaamse autonomie - ook uit naar de (niet-Europese) ‘immigratie, die veel te aanzienlijk is geworden om nog beheersbaar te zijn’, zoals hij het in zijn afscheidsnummer stelde. Omwille van dergelijke stellingnames - in combinatie met zijn apologie van de (Vlaams-nationalistische) collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog - werd Grammens door nogal wat politiek-maatschappelijk geïnteresseerden en betrokkenen, inclusief vroegere ‘adepten’, tijdens het voorbije decennium als (extreem) rechts ge(dis)kwalificeerd en gemarginaliseerd. Hij gold niet langer als de ‘heraut’ van het progressieve (‘linkse’) Vlaams-nationalisme, maar meer en meer van de conservatieve (‘rechtse’) variant ervan. Grammens' altijd uitstekend geïnformeerde en scherp geformuleerde commentaarstukken bleven intussen de lectuur meestal meer dan waard, ook als men het (volkomen) oneens was met zijn standpunten. Enkele duizenden abonnees - en nog meer lezers - namen tot begin 2013 kennis van zijn analyses in Journaal. Maar de achterban van Grammens was de jongste jaren wel (ietwat) anders samengesteld dan in de glorietijd van De Nieuwe.
In zijn necrologie voor de hiervoor al genoemde Leo Picard, van wie hij tot op zekere hoogte de intellectuele (klein)zoon was, schreef Mark Grammens onder meer het volgende: ‘Picard was iemand, zoals Aron in Frankrijk, die men moest gelezen hebben als men wilde meepraten in Vlaanderen.’ Hoelang dat voor hemzelf gold en in welke mate, en of dat zo bleef tot aan de stopzetting van Journaal, kan op dit moment nog niet ten volle worden beoordeeld. Vaststaat echter dat het ooit zo was.
nico van campenhout
Journaal voor Vlaanderen, huldezitting Mark Grammens, 16 november 2013, 10 uur, Aula Rector Dhanis, Stadscampus Universiteit Antwerpen, Kleine Kauwenberg 14-22, 2000 Antwerpen, met o.a. Nelly Maes, Peter De Roover, Karel Van Eetvelt, Rik Van Cauwelaert en Matthias Danneels. Die dag verschijnt ook de essaybundel Journaal voor Vlaanderen met bijdragen van Mark Grammens, Ludo Beheydt, Axel Buyse, Jean-Marie Dedecker, Jacques de Visscher, Carl Devos, Wilfried Dewachter, Jürgen Mettepenningen, Rik Torfs, Rik Van Cauwelaert, Ivan Van de Cloot en Luckas Vander Taelen.
| |
| |
| |
[T] Het buitenland & wij
Om de cultuur van de Lage Landen in het buitenland te promoten, kijkt men dezer dagen almaar vaker naar het Verre Oosten. Dat doen ook het Vlaams Fonds voor de Letteren en het Nederlands Letterenfonds: voor het derde jaar op rij waren zij in 2013 aanwezig op de Beijing International Book Fair met een gezamenlijke stand, waar zich ook Vlaamse en Nederlandse uitgevers bij hadden aangesloten. In China blijken vooral non-fictie en kinderboeken aan te slaan. In de eerste categorie verschijnen er Chinese vertalingen van werk van de Nederlandse auteurs Piet Vroon, Govert Schilling, Maarten Prak, Fik Meijer en Robert van Gullik. Ook van de Vlaamse auteurs Paul Verhaeghe (Identiteit en Liefde in tijden van eenzaamheid) en Jan Caeyers (een biografie van Beethoven) komen er titels in de Chinese boekhandels.
Het populairst blijkt de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur, en dan met name de prentenboeken. Het Vlaams Fonds voor de Letteren ondernam, naast de beurs in Peking, dan ook een uitgebreide en succesvolle tournee door China met drie gelauwerde illustratoren: Pieter Gaudesaboos, Ingrid Godon en Kaatje Vermeire. Allen zien zij hun werk gepubliceerd in het Chinees, van Vermeire verschijnen er zelfs vier titels. Ondanks de Chinese nadruk op non-fictie en literatuur voor jongere lezers, blijven de letterenfondsen ook inzetten op fictie voor volwassenen. Zo is de Chinese vertaling van A.F.Th. van der Heijdens roman Tonio een feit, en spoedig zal werk volgen van Hugo Claus (Het verdriet van België), Dimitri Verhulst (De helaasheid der dingen) en Stefan Brijs (De engelenmaker). Meer informatie over de boekenbeurs in Peking is te vinden op de websites van de letterenfondsen:
www.letterenfonds.nl/nl/entry/384/china-in-beweging
www.fondsvoordeletteren.be/nl/80/press
Naast China kijkt men echter ook nog naar het meer nabije oosten: Vlaanderen en Nederland hebben zich kandidaat gesteld om in 2016 samen gastland te zijn op de Frankfurter Buchmesse. In een persbericht noemde Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege dat ‘een logische beslissing gezien het om één taalgebied gaat, waarbij Vlaamse auteurs vaak bij Nederlandse uitgeverijen ondergebracht zijn en er intense samenwerking is binnen het boekenvak.’ In 1993 waren Vlaanderen en Nederland al het gezamenlijke Schwerpunkt op deze internationale vakbeurs voor de boekenwereld.
De illustratie die Kaatje Vermeire maakte voor Tikken tegen de maan, het boek met kindergedichten dat Joke van Leeuwen voor Ons Erfdeel vzw samenstelde.
Op de recente Buchmesse-editie van 2013 was trouwens ook opmerkelijk samenwerkingsnieuws te rapen: onder het motto Nei Frankfurt! werd de Friese literatuur er voor het eerst gezamenlijk gepromoot door de provincie Fryslân, het Nederlands Letterenfonds en Tresoar, het Fries Historisch en Letterkundig Centrum. Zij stelden Alpita de Jong aan als intendant Fries, die met de brochure 10 Books from Friesland in de hand de Friese letteren onder de aandacht van buitenlandse uitgevers bracht. De Friese selectie van tien is erg eclectisch: het oudste boek dateert uit 1938 (de roman De sûnde fan Haitze Holwerda van Ulbe van Houten) en het recentste
| |
| |
werk, ook een roman, is amper twee jaar oud (De gewoanste man van Hidde Boersma). Daarnaast staat in de brochure ook poëzie: van Tsjêbbe Hettinga natuurlijk, de in 2013 overleden dichter die als bijnaam ‘de Friese Homeros’ droeg, maar ook van dichteres Elske Kampen. Meer informatie op deze website:
www.sirkwy.nl
Aan de universiteit van Berkeley in Californië bestaat er sinds oktober 2012 een unieke studierichting: de Designated Emhasis in Dutch Studies is de enige volwaardige opleiding Nederlands op PhD-niveau in de Verenigde Staten. Het hoofd van deze richting is de Vlaamse professor Jeroen Dewulf, die al artikelen schreef in diverse publicaties van Ons Erfdeel vzw. Elke zomer trekt Dewulf met een aantal van zijn studenten enige weken door zowat de hele Benelux. Dit jaar hielden ze ook even halt in de redactielokalen van Ons Erfdeel vzw, pal op de Belgisch-Franse grens in het West-Vlaamse Rekkem. Hoofdredacteur Luc Devoldere onderhield de studenten over de talen in de regio, en begeleidde de groep ook naar het Noord-Franse Rijsel. Een van de Amerikaanse deelneemsters aan de rondreis van 2013, Anna Carey, schreef een verslag over haar ontdekking van onze contreien. Hieronder een vertaald fragment.
‘Ik had al wel eens wat opgevangen over de Lage Landen -het red light district in Amsterdam, de stand van de euro op CNN, een paar regels uit het gedicht “In Flanders Fields”, een Van Eyck-dia tijdens een college kunstgeschiedenis. Maar de Lage Landen is niets van dat alles. Het is de gelukzaligheid die je overweldigt als je op zondagavond in het Vondelpark zit, tussen drommen jonge mensen met picknickmanden die keuvelen over hun voorbije week. Het is het gevoel van empowerment in het Haagse Binnenhof wanneer je je de politici voorstelt die debatteren, exact op de plek waar jij zit. Het is de krop in je keel wanneer je tussen duizenden grafzerken staat in Ieper. Het is de intense gloed die uitgaat van een weelderig rood gewaad op een schilderij dat Van Eyck borstelde vlak bij de plek waar je staat. Mensen kunnen je vertellen wat je zult zien als je naar de Lage Landen reist (...), maar ze kunnen nooit het gevoel vatten dat je er ter plekke ervaart. Na vijf weken in de Lage Landen voelt het alsof er een volledig nieuw deel van de wereld voor mij is opengegaan. Zowel in het leslokaal als daarbuiten heb ik de verhalen gehoord die dit deel van Europa cultureel en historisch hebben gevormd en, nog belangrijker: ik heb ook geleerd waarom die verhalen belangrijk zijn voor een breder begrip van de wereldgeschiedenis, - politiek en -cultuur. (...) Maar terwijl de deur naar de Lage Landen opengaat, voelt het toch alsof er nog iets in mijn weg staat (...) Wat mij de weg verspert? (...) Taal. Ook hierom zijn de Lage Landen uniek: ongeveer overal waar we reisden, spraken de mensen op zijn minst een mondvol Engels, en meestal spraken ze het bijna perfect. Maar dan nog: het is haast onmogelijk contact te leggen op het niveau dat ik wenste als je andermans moedertaal, de officiële thuistaal, niet beheerst, zo heb ik me gerealiseerd. Taal is zo ingebed in deze plaatsen dat je de taal van de mensen moet spreken om
echt te begrijpen hoe het is om te leven in Amsterdam, Utrecht, Leiden, Rotterdam, Den Haag, Veere, Brussel, Doornik, Bergen, Binche, Luxemburg, leper, Brugge, Antwerpen, Gent, Rekkem, Rijsel, Leuven. (...) Door een tijd te vertoeven in een deel van de wereld vol mensen die mijn moedertaal spreken, heb ik begrepen dat je om een dieper niveau van onderdompeling in een cultuur te bereiken - mijn gedroomde manier van reizen - de taal moet leren. Wanneer ik terugkeer naar de Verenigde Staten, zal ik een veel grotere inspanning doen om nieuwe talen op te pikken, vooral Frans en Nederlands (...).’ Meer informatie over de Dutch Studies in Berkeley:
http://dutch.berkeley.edu/graduate/
Hierboven vond je een mooie impressie van de buitenlandse belangstelling - en bewondering - die de Lage Landen kunnen opwekken, mits ze op een goede manier gepresenteerd worden. Daarvan getuigt ook al jaren de uitgavereeks Lage Landen Studies van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (uitgegeven door Academia Press in Gent). Deze reeks, waarin het kruim van de neerlandistiek extra muros artikelen schrijft over diverse thema's, kwam in deze Het Buitenland & Wij-rubriek al vaker aan bod. Sinds de laatste vermelding (in nummer 4 van 2012) zijn er opnieuw drie edities verschenen: Huisbeelden in
| |
| |
de moderne Nederlandstalige poëzie (nummer 4), Van Eeden tot heden. Literaire dwarsverbanden tussen Midden-Europa en de Lage Landen (5) en Beatrijs de wereld in. Vertalingen en bewerkingen van het Middelnederlandse verhaal (6).
De drie bundels bevatten gedegen studies over een waaier aan thema's, gericht op een publiek van neerlandici wereldwijd. Bijzonder is zeker het Beatrijs-volume, dat in feite de congresbundel is van een bijeenkomst in Den Haag in 2011 van al wie betrokken was bij het project Beatrijs Internationaal. Dat project, een schoolvoorbeeld van ‘transnationale neerlandistiek’, was gegroeid uit het Colloquium Neerlandicum van 2009 in Utrecht en bracht academici uit diverse continenten en vakgebieden samen om de internationale receptie van het Middelnederlandse Beatrijs-verhaal te bestuderen. Beatrijs Internationaal is afgerond, maar de samenwerkingsgeest leeft verder in een nieuw project: Het is niet onopgemerkt gebleven. An International Network Studying the Circulation of Dutch Literature (CODL). Meer informatie via onderstaande websites:
www.academiapress.be/reeksen/lage-landen-studies.html
www.middelnederlands.be/beatrijsdewereldin
www.codl.nl
In de internationale circulatie van Nederlandstalige literatuur zal Caleidoscoop vast een rol gaan spelen: dit gloednieuwe Duitstalige tijdschrift - ondertitel: Magazin für niederländische literatur - is ongeveer gelijktijdig gelanceerd met de hierboven vermelde officiële gezamenlijke kandidaatstelling van Vlaanderen en Nederland als gastland voor de Frankfurter Buchmesse van 2016. Caleidoscoop wil de al bestaande, niet geringe belangstelling voor Nederlandstalige literatuur in Duitsland nog versterken door nieuwe of al lang niet meer vertaalde teksten aan te bieden in het Duits. In het eerste nummer zijn dat in de eerste plaats jongere auteurs als Ellen Deckwitz, Maarten Inghels, Els Moors en Jeroen Theunissen. Maar de Duitse redactie benadrukt in haar voorwoord dat het hen er in de eerste plaats om te doen is de Duitse lezers nieuwe schrijvers te laten ontdekken, en dat hoeven niet per se jonge namen te zijn. Zo staan ook teksten van auteurs als Frans Budé en Bill Mensema prominent vooraan in Caleidoscoop 01. Daarnaast wordt in elk nummer ook een kunstenaar gepresenteerd (deze eerste keer: Hans Wap) en is er ruimte voor recensies van vertaalde Nederlandstalige boeken (o.a. Anne-Gine Goemans' roman Glijvlucht, Jan Wolker' bestseller Turks fruit en Geert Maks essay De hond van Tisma. Wat als Europa klapt?).
Goed nieuws dus voor de buitenlandse promotie van de Nederlandstalige literatuur, en wat helemaal mooi is: het eerste nummer van Caleidoscoop is gratis te downloaden vanaf de website van het blad. Zo kun je das aktuelle literarische Schaffen in Flandern und den Niederlanden eens met je eigen ogen gaan bekijken:
www.caleidoscoop.de
pieter coupé
Met dank aan Jeroen Dewulf en Anna Carey.
Literatuur
|
• | Irena Barbara Kalla, Huisbeelden in de moderne Nederlandstalige poëzie, Lage Landen Studies 4, Academia Press, Gent, 2013, 380 p. |
• | Kris Van Heuckelom, Dieter De Bruyn en Carl De Strycker (red.), Van Eeden tot heden. Literaire dwarsverbanden tussen Midden-Europa en de Lage Landen, Lage Landen Studies 5, Academia Press, Gent, 2013, 305 p. |
• | Ton van Kalmthout, Orsolya Réthelyi en Remco Sleiderink (red.), Beatrijs de wereld in. Vertalingen en bewerkingen van het Middelnederlandse verhaal, Lage Landen studies 6, Academia Press, Gent, 2013, 416 p. |
• | Orsolya Réthelyi, ‘De alchemie van transnationale neerlandistiek. Beatrijs Internationaal en verder’, Neerlandia/Nederlands van Nu, jaargang 117 (2013), nr 2, pp. 20-23. |
|
|