| |
| |
| |
Mohammed onder anderen is zonder vader opgegroeid
De keuze van Jozef Deleu
Maria Barnas
Jaja de oerknal
Jaja de oerknal hoor ik mezelf zeggen.
Hoe is het mogelijk dat dit in mijn mond past?
Het ontstaan een klont op mijn tong.
Stil. Angst is een zwerm die rust in een boom.
Of zijn het woorden die zich inktzwart
op de takken verdringen. Het is een vorm
van paniek die opwelt in mij en als opvliegende
zwerm uit mijn keel breekt. Het heelal slaat
de vleugels uit. Wij klapwieken en juichen schril.
Uit: Jaja de oerknal, De Arbeiderspers, Utrecht, 2013.
| |
| |
| |
Lies van Gasse
Wenteling IV
Het is te warm om veel te schrijven.
Uit het beeldscherm lichten vlekken op.
Waar de zonnen schitteren,
wordt het nooit meer donker.
Waar de val van het licht
meedogenloos de ramen teistert,
Wij bevinden ons in een eindeloze stroom
van hel wit, zweet en droogte.
Tongen hebben we aangebonden
Wij weten niet waar dit begonnen is.
Een van ons neemt pak en zak, legt ogen af
en trekt door de woestijn.
In een schoot laat iemand handen zakken.
Men verbergt er zijn gezicht.
We struikelen in het aardedonker,
gaan de lijnen van het pad
Ik leg mijn kater in de glasbak.
In de dieptes weet ik wel
waarom ik hier gekomen ben.
Uit: Wenteling, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2013.
| |
| |
| |
Bernke Klein Zandvoort
over de steile heuvels vlokken schapen
een colonne koeien probeert een wolk voor te blijven
die zijn reusachtige schaduw op het gras achter zich aan trekt
over een slobberweggetje klim ik, een emmer
in zichzelf klotsend water, de heuvel op
het land afduwend zoals vanuit een vliegtuig
de wereld langs een diagonaal wegdrupt
een slinkend stuk grond waarop mijn schaduwen elke dag
kruispunten maken waar ik sta
tegen alle gele bloemen zeg ik dat het boterbloemen zijn
omdat ze groeiden langs de sloot en al het goede in mijn hoofd
door slootkanten wordt omrand
een linie bosrand in de verte gaat met mijn stappen op en neer
als ik op de schuine zijde sta
dan ligt ergens in de aarde een loodrechte hoek
vier hoeken maken een panorama van 360 graden
korrelig zicht en kolkende aarde
waarboven de koeien van Pythagoras vooruit sloffen
en een wolk, die reist over land
met z'n schaduw een aanraking simuleren kan
Uit: Uitzicht is een afstand die zich omkeert, Querido, Amsterdam, 2013.
| |
| |
| |
Herman Leenders
Valavond
Alleen woorden zien het verschil
De dag keert binnenstebuiten als een sok
Blinden gaan ratelend naar beneden
Je bent een klont die oplost
Een schaduw door rupsen aangevreten
Zonder vrees aan de afgrond
Alleen woorden zien het verschil
Tussen dood zijn en slapen
Uit: Dat is wij, De Arbeiderspers, Utrecht, 2013.
| |
| |
| |
Mustafa Stitou
Belijdenis
Toen ik de kroeg verliet hoorde
ik een schilder zeggen astronauten
zijn vaak zonder vader opgegroeid.
Ik herhaal: toen ik de kroeg verliet
hoorde ik een schilder zeggen astronauten
zijn vaak zonder vader opgegroeid.
Geldt ook voor profeten, dacht ik,
Mohammed onder anderen is zonder
vader opgegroeid. Onderweg
naar huis, het was nacht, ik nam de
korte weg door het park, hoorde ik
een eekhoorn zeggen je dood is het
eerste werkelijke dat je zal overkomen.
Ik herhaal: je dood is het eerste werkelijke
dat je zal overkomen. Als dit waar is,
dacht ik, spreekt een eekhoorn soms
de waarheid. Ik herhaal: spreekt een
eekhoorn soms de waarheid.
Uit: Tempel, De Bezige Bij, Amsterdam, 2013.
| |
| |
| |
Florence Tonk
Kleine ingreep
Men is tot actie overgegaan
de benen zijn in stijgbeugels
gedaan, het karretje met glanzend
roestvrijstaal, een pomp, de lepels.
U bent nu schoongemaakt, de bodem,
het weefsel is van de zelfvoorzienende
planeet geschraapt waar even
kleine kosmonauten leefden.
Hun reis liep niet voorspoedig.
Wat u na enkele weken zag bewegen
in dat gruizig universum op het scherm
zo snel mogelijk vergeten.
Uit: Rijgen, Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2013.
| |
| |
| |
Willem van Toorn
Ella
Er was een vrouw in een huis
even sierlijk als zij. Ze was
zo koninklijk in verwachting
van de dood dat elke gast
haar vazal werd van eerbied. Pas
maar goed op je leven, zei ze, het is
zo lang niet meer als het leek.
Het leven is niets. Je voelde dat ze keek
naar wie je geweest was. Elk ding
om haar heen werd vanzelf doorzichtig.
Zij troostte óns: dat we algauw
zonder haar verder, maar dat
zou zeker gaan. Als ik haar
terughoor in dat hoofd van mij
is ze nog nooit dood, haar lach
klinkt nog door kamers. Ze slaat
een mooi been in een zijden kous
over het andere. Ze wacht -
Uit: Bezweringen, Querido, Amsterdam, 2013.
| |
| |
| |
Kira Wuck
Eenzaamheid ruikt naar kalfslever in een ovenschaal
de geur plakt in elke hoek van het huis
sneeuw en hoge bomen bakenen wegen af
Je komt niet weg voordat alles ontdooit
daarom trouwt men hier snel
Soms hakt er iemand een wak in het ijs
om te kijken of hij nog leeft
in de sauna worden vriendschappen geruild voor bier
Woorden zijn spaarzaam als het licht
plak ik de mijne onder de sneeuw
In de keuken drink ik de laatste slokken
uit wijnglazen die op de afwas wachten
gekookte varkenshoofden gapen me aan
sneeuw wordt van daken geveegd
Ik verstop mij in een lichte roes onder het tafelkleed
pulk de inhoud uit een broodje
kijk waar muren elkaar raken
Uit: Finse meisjes, Podium, Amsterdam, 2012.
|
|