zo kunnen er in zijn afbeeldingen gaten vallen
in een weiland een mens een huis
witte gaten waarin je ziet dat we van de dingen
ziet dat de wereld een gat is
zo wil ik dat gedichten de gaten laten zien in
de taal waar voor de dingen geen plek is
Deze verstilde theologia negativa, als ik het zo mag noemen, contrasteert sterk met het gedicht ‘Lichaam, mijn lichaam’ van Wigman, dat de volgende regels bevat:
Lichaam, mijn lichaam, hoeveel handen
van hoeveel vreemden kreeg je op je af?
Ooit was de dood een klamme kappershand.
Toen kwam de vrieskou van een stethoscoop.
En dan die metro's met dat drukke vlees,
dat restvolk dat als vissen langs je gleed
eerste kamers en verliefde lakens,
de lente die het in ons werd. Want wij
zijn bang. En angst duurt soms een lichaam lang.
Straks lig ik daar en wordt mijn haar gekamd.
Met Van Ostaijen in de hand kunnen we ons afvragen wie hier het verstandigste konijn is, Kopland of Wigman, maar dat hun leugens waarheid behelzen lijkt me evident.
Dat Het Liegend Konijn gedichten uit het nest rooft, zoals het programma van meet af aan luidt, is op zichzelf niets opmerkelijks. Alle literaire tijdschriften plaatsen gedichten die nog niet eerder gepubliceerd werden. Wat dit tijdschrift uitzonderlijk maakt is, afgezien van de afwezigheid van verhalend of beschouwend proza, de uitgestrektheid van zijn territorium. Na het eerste, nog wat veilige, nummer is Deleu erin geslaagd niet alleen ieder die er in de Nederlandstalige poëzie toe doet aan zich te binden, maar heeft hij ook menigeen de gelegenheid gegeven in zijn blad te debuteren. Ieder nummer bevat werk van nieuwkomers, dat moeiteloos overeind blijft naast gedichten van vitale veteranen als Hubert van Herreweghen (1920) en Leo Vroman (1915).
Die verscheidenheid is helemaal de verdienste van Deleu. Natuurlijk, tijdens de decennia die hij doorbracht bij het door hem opgerichte Ons Erfdeel heeft hij een ontzagwekkend netwerk opgebouwd, maar dat is nog geen garantie voor een goed en relevant tijdschrift. Het geheim van het succes schuilt in de persoonlijkheid van de redacteur zelf. Wanneer Deleu je iets verzoekt, is het onmogelijk te weigeren, want van zijn welbespraakte beminnelijkheid gaat een onverbiddelijke autoriteit uit.
Dat het territorium van het konijn zo groot is, betekent niet dat zomaar Jan en Alleman in het tijdschrift terecht kan, want Deleu heeft een feilloos instinct voor kwaliteit. Er is plaats voor vernieuwing en experiment, voor humor en gekte, maar vóór alles draagt Het Liegend Konijn een ideaal van humaniteit uit. In april 2012 schreef Deleu in zijn inleiding dit:
‘Diversiteit en respect voor zeer uiteenlopende poëtica's liggen aan de basis van een unieke mix waardoor ieder nummer van dit blad een kleurrijke waaier biedt van onze hedendaagse poëzie. [...] Gedichten zijn minder dan ooit zachtmoedige versjes waarin een beetje getreurd wordt om een of ander verlies. Dichters zijn ongeremder dan vroeger, misschien ook eenzelviger, doordat de maatschappij ondanks al haar zogenaamde openheid, zo dwingend neigt naar oppervlakkigheid en stuitend consumentisme. Denkend aan dichters weten velen er geen raad mee omdat zij de inspanning niet meer kunnen of willen opbrengen om binnen te treden in de wereld van de poëzie. Toch biedt die wereld in taal door dat bij uitstek menselijke en dus onvolmaakte medium inzicht, diepgang en herkenning.’
De missie van Het Liegend Konijn is geen geringe. Deze institutie, want zo mag je het blad wel noe-