| |
| |
| |
Pomp en omstandigheid
De Nederlandse Academie voor 'Patafysica
De Nederlandse Academie voor 'Patafysica (NAP) heeft als elk onbekend instituut iets geheimzinnigs. Wat doet men? Wat wil men? Wie zit erachter? Waar gaat het heen? Elk onderscheiden lid van de NAP zal het anders samenvatten. Het is dan ook een pluriform gezelschap, waarin ieder afzonderlijk bijdraagt aan een gemeenschappelijke visie op de wereld in haar geheel, aan de hand van eenzame verschijnselen. Bedoeling is via uitzonderlijkheden tot algemene theorieën te komen. Theorieën, inderdaad. De NAP is immers een academie, wetenschap dus. De NAP spreekt zelf echter liever van neowetenschap, vanwege het nieuwe en afwijkende van de wijze waarop haar theoretiseren verloopt.
NAP is de benaming voor het instituut waarin de Nederlandse 'patafysici zich verenigen. Om zich duidelijk af te palen van haar (vroeger opgerichte) Franse tegenhanger, waarmee nauwe banden bestaan, noemen de ‘Bataafse’ leden van de NAP zich ook wel bâtafysici en wordt hun beweging dus Bâtafysica genoemd. Vooralsnog bestaat de Bâtafysica uit circa driehonderd werkende leden. Er is een centraal verpompingscomité (5 + 1 leden), op onregelmatige tijden komen alle leden bijeen in de zogenaamde bâtadoos. Daar worden theorieën en inzichten uitgewisseld, maar is er tevens ruimte voor neowetenschappelijke gezelligheid, een onmisbaar bestanddeel van de beweging. De Bâtafysica heeft een voorzitter: het stoomgemaal D.F. Wouda aan de Ter Oelsterkolk nabij Lemmer (Fr.). Dit Werelderfgoedlijst-monument werd tot het voorzitterschap geroepen vanwege zijn peilbeheer der Fries-nationale boezem, zijn verpompingsfunctie, zijn symboolsterkte.
Want ook de Bâtafysica verpompt: theorieën. Ons Aller Oppergemaal (OAO) wordt
| |
| |
atte jongstra
werd in 1956 geboren in Terwispel. Is vertaler, recensent bij NRC Handelsblad, redacteur van DW B en schrijver van romans, poëzie en essays. Publiceerde gedichten als Arno Breekveld en schrijft ook onder andere pseudoniemen. Studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam. Debuteerde in 1985 met De Multatulianen. Ontving in 1990 de Geertjan Lubberhuizenprijs voor De psychologie van de zwavel en in 1996 de Jan Greshoffprijs voor Familieportret. Is sporadisch actief als beeldend kunstenaar. Werkt ook binnen het Nederlands Instituut voor 'Patafysica, waar hij werd onderscheiden met de Bâtafysische Orde van het Vliegwiel, en schepper en beheerder is van de Bâtafysische Beeldbank. Zijn recentste boeken zijn De avonturen van Henry II Fix (roman, 2007), Klinkende ikken (in de reeks Privé-domein, 2008), De heldeninspecteur (roman, 2010) en Kristalman. Multatuli-oefeningen (essay, 2012).
Adres: www.attejongstra.nl
overigens ook wel ‘blaasmachine’ genoemd, aangezien het verplaatsen van lucht (stoom) eveneens tot de taken van de NAP behoort. Dat de schoenfabrikant Thomas Bata (1914-2008) beschermheer is van de NAP hoeft geen verwondering te wekken. Willekeurige associatie en parallellisme vormen een belangrijk bestanddeel van het neowetenschappelijke denken.
| |
De Bâtafysicus is een homo ludens
De organisatie der Bâtafysica kent een strikt horizontale structuur. Ondanks verschillen in functies zijn alle leden gelijk, al is niemand hetzelfde. Iedereen is ‘onderscheiden’, ook in letterlijke zin. Elke bijeenkomst in de bâtadoos opnieuw worden lintjes uitgedeeld in verschillende ordes, alle genoemd naar de uiteenlopende onderdelen van het D.F. Wouda-gemaal. In de afgelopen jaren zijn aan bâtafysici onder meer de volgende ordes uitgereikt: De Orde van de Centrifugale Slak (OCS, met vorstelijk oranje kwast), De Orde van de Persloopfilter (OP, met kosmisch eigele kwast), De Orde van de Excentriek (OE, met hardroze kwast), De Orde van de Windkamer (OW, met ivoorwitte kwast) De Orde van de Vuurgangvlampijpketel (OVV, met gitzwarte kwast), De Orde van de Krooshekken (OK, met gifgroene kwast). Alle lintjes zijn uitgereikt met het strikte gebod ze slechts in bâtafysische omstandigheden te dragen.
In het neowetenschappelijke denken worden humor en ernst respectievelijk ernstig genomen en met een lach beschouwd. De bâtafysicus is een homo ludens, zoals de historicus Johan Huizinga het in zijn gelijknamige essay bedoelde. In de Bâtafysica leert men spelend, en speelt men lerend, met de hele wereld als leer- en speeltoneel.
| |
| |
In het kader van de NAP is serieuze aandacht besteed aan theorievorming over kwesties als de oppervlakte van God, het Robinson-eiland, de zijwindgevoeligheid van de optelsom, of de oneindigheid van de hotelkamer. In het recente verleden verscheen een themanummer van het Bâtafysica-tijdschrift De Centrifuge, gewijd aan de in de Nederlandse Zuidzee gelegen eilandendubbelgroep Nieuwe Hybriden/Nieuw Liturgië. Hierin bijdragen over land en volk, volksetymologie, antropofagie, zondvloedmythe en cargocultuur, bodemgesteldheid, kunst & wetenschap, etcetera.
Illustratie A.J. Strong.
Dat het tijdschrift der bâtafysici De Centrifuge heet, hangt samen met het karakter van het bâtafysische denken. Eerst wordt denkstof verzameld in het middelpunt der beweging, centripetaal, vervolgens wordt dit centrifugaal bewerkt, met een kracht naar buiten, naar de openbaarheid toe, waarop in het centrum een vacuüm ontstaat waar het gezellig toeven is. Het symbool van de internationale 'Patafysica - de gidouille-spiraal - hangt hiermee samen.
De 'Patafysica mag dan in Frankrijk als beweging zijn ontstaan, op basis van rond 1895 door godfather Alfred Jarry geformuleerde beginselen, in feite is het patafysieke denken al veel ouder. Een mooi voorbeeld is het Scriblerus-project van rond 1714. Een in een koffiehuis verzamelde groep schrijvers en politici - Jonathan Swift, Alexander Pope, John Arbuthnot, John Gay, Thomas Parnell en Robert Harley - besloot een
| |
| |
fictioneel personage in het leven te roepen: Martinus Scriblerus. Ze gaven hem allereerst handen en voeten, in de ‘ludieke’ Herinneringen aan het buitengewone in leven, werken en ontdekkingen van Martinus Scriblerus. Het gaat echter om de verdere plannen van de heren met hun Martinus. Bedoeling was alle dwaze, onnozele, offbeat theorieën van hun tijd, vaak pseudoniem of anoniem gepubliceerd, aan Scriblerus toe te schrijven. Martinus had het epicentrum moeten worden van alle blaasmachine-producten van na 1680. Deze plannen zijn niet van de grond gekomen. Doodzonde.
| |
Alles is in alles
Het standaardwerk dat bâtafysicus Matthijs van Boxsel (OCS) in 2001 publiceerde, Morosofie. Dwaze wijzen en wijze dwazen in Nederland en Vlaanderen, is van een even scribleriaans karakter. Het is een boek als een centrifuge. Theorieën over de holle aarde, Odysseus in Zeeland, Mulisch' Compositie van de wereld, het Oera Linda Boek of het perpetuum mobile worden in de bâtaysica geïncorporeerd, verklaard en aldus opnieuw naar de wereld toe bevorderd. Uiteraard speelt een zeker toe-eigeningsaspect hierbij een rol. Zo was Harry Mulisch beslist niet amused als morosoof te worden betiteld. De achttiende-eeuwse Dr. Woodward zou dit evenmin zijn geweest, als hij zijn theorie (‘alle gesteente in de aarde is tijdens de zondvloed opgelost in zeewater, alle aardlagen zijn dus het resultaat van sedimentatie’) ineens toegeschreven zou zien aan Martinus Scriblerus, zoals de bedoeling was.
Nu is het Scriblerus-project van 1714, maar het is heus niet het oudste voorbeeld. Wat te denken van theorist/aartsbisschop Isidorus van Sevilla (560-636), die schreef: ‘De wolken zijn een verzameling van apostelen, en regen is Gods woord’? Het christendom is trouwens vergeven van 'patafysica. Sterker: alle theoretiseren vindt zijn basis in het type doorredeneren dat in de 'pâtafysica zijn culminatie vindt. Daarmee is het onderscheid tussen wetenschappelijk en neowetenschappelijk denken in wezen vervallen. De 'patafysica (en daarmee de Bâtafysica) is overal en houdt zich met alles bezig. En men hoeft dus beslist geen lid van de NAP te zijn om er toch bij te horen. Schrijvers als Rudy Kousbroek, Hugo Brand Corstius, Harry Mulisch, maar ook Bilderdijk en Rhijnvis Feith, ze zijn allen bâtafysicus. Dwazen, of ernstige mannen? Het doet er niet toe. ‘Alles is in alles’, om met bâtafysicus Multatuli te spreken. De akker waarin de leden van de NAP ploegen, is zo groot als de wereld. De Nederlandse Academie voor 'Patafysica is gesticht door Matthijs van Boxsel (OCS) en Bastiaan van der Velden (OCS). Beiden zijn door de eerbiedwaardige, Franse 'patapioniers tot het regentschap geroepen, een respectabele functie in de beweging.
Matthijs Van Boxsel ken ik al mijn hele schrijvende leven. Hij is mijn vriend, mede dankzij zijn werken. In den beginne (half jaren tachtig) volgde ik de deeltjes die uitkwamen in zijn reeks De encyclopedie van de domheid. Ik herinner me zelfs een toe- | |
| |
spraak te hebben gehouden bij een presentatie van een van de deeltjes ervan. Ik wist dat het iets was, maar had geen idee waarom. Fascinerend. Geheimzinnig. Wat deed hij? Wat wilde hij? Wat zat er achter? Waar ging het heen? Ik had maar één manier om me te oriënteren in zijn wereld: mijn intuïtie. Die zei me: wij verkeren in hetzelfde denkraam. De humor inzien van het verschijnsel ‘theorist’, van het spel houden om het spel, ernst en humor niet van elkaar te scheiden. Zelf theorist willen zijn. Het voelde gewoon goed.
Tot mijn verbazing en eer werd ik uitgenodigd toe te treden tot het verpompingscomité der NAP, toen dit eenmaal bestond. Natuurlijk deed ik dat. Daar zat ik ineens tussen de heren van dit centrale comité. Collega Dirk van Weelden (OCS) hield een referaat over de miniatuurtent, Bata-kenner Paul van der Heijde (OCS) presenteerde een Tsjechische schoenlepel, rechtshistoricus Bastiaan van der Velden (OCS) vertelde over zijn haringschetentheorema. En dan was ik er, met mijn vragen omtrent ‘waarheen, waarvoor’.
Ik kwam als gebroken uit de vergadering. Mijn theoristenzelfvertrouwen in de uchtend van haar bloei vergaan. Ik belde Van Boxsel: ‘Gezellige avond Matthijs...’ Want dat was het. ‘Maar ik eh... Begreep niet echt waar het over ging.’ Dat gaf toch niks? ‘Ik heb het gevoel dat ik er niet bij hoor...’ ‘Jij? Je bent als bâtafysicus geboren.’
Zoiets is natuurlijk heel fijn als je bij een club wilt horen, vanwege de aardige mensen. Maar je wilt ook weten waarom. Dat vroeg ik. Ik zou Van Boxsels verklaring niet kunnen samenvatten, iets met Martinus Scriblerus, wiens boek ik in het Nederlands had vertaald zonder iets van 'patafysica te weten. Maar goed, je wilt ook niet zeuren: ‘Count me in.’ Zo kwam ik in de centrifugeslakorde terecht. Ik durf me er nog steeds nauwelijks op te beroemen, maar ben reuzetrots. Pump and circumstance!
Nu moest ik zelf aan het verpompen slaan. Me onbetuigd te laten is mijn eer te na. Ik kwam op de eenvoudige gedachte dat een Academie doorgaans gebouwen heeft, waar de student zijn of haar onderwijs geniet. De NAP was óók een beweging. Daar hoorde een uitslingerende propaganda-afdeling bij, die moest laten zien wat de vormende waarde van de Bâtafysica betekende.
Dit alles speelde zich af in de dagen dat ik net een exemplaar te leen had gekregen van het beeldmanipulatieprogramma dat Photoshop heet. Ik moest het me helemaal nog eigen maken, en deed dat door de campus der NAP op poten te manipuleren. Lesgebouwen, de gezellige kantine, hoog- en laagleraren, bedienend personeel en de eenvoudige mannen en vrouwen die zo'n instelling mogelijk maken: plantsoenendienst, materiaalclub, plagiaatinrichtingsbeheer, laboratoriumsectie, timmerlieden, stokers, oliemannen, kroosscheppers, tot aan de portjéh. Ik shopte wat af.
Mijn activiteiten moesten natuurlijk geïnstitutionaliseerd worden, als alle andere. Ik shopte dus een NAP-archiefgebouw bijeen, Beeldbank geheten. We zijn nu tien jaar
| |
| |
verder. Het gebouw van de Beeldbank Bâtafysica (B.B.B.) kent nu bijna zeshonderd kamers, één beeld per ruimte. Met als overhuivend directeur Ir. A.J. Strong, een anagram van mijn naam.
| |
Doorredeneren, dat is 't bâtafysieke devies
Als men eenmaal op stoom is in de Bâtafysica, dan gaat men pompen. Alles dat in alles is, dat is twee keer véél. Men theoretiseert meer dan anderen voor mogelijk houden. Om geloofwaardig te blijven moet men dus wel pseudoniemen of anagrammen (letterverpompingen) nemen. Van Boxsel is tevens actief als Tvan Slobex, Dirk van Weelden publiceerde zijn theorie over de Madurodamtent onder de schuilnaam Rien Waddenvlek, bâtafysisch schoenlepelblazer Van der Heijde publiceerde zijn grootse verhandeling over de Vergeetkunde als Helmuth D. Lethe. Groots en klein, ernst of luim, men past zijn naamsbekendheid bij elke gelegenheid aan, anagrammatisch. Bij de allerkleinste bâtakeuteltjes keer ik mijn naamletters tot Strontgaatje om. Gaat dit te ver? Niets gaat te ver. Doorredeneren, dat is 't bâtafysieke devies. Tot aan, nee in het gaatje.
Misschien is dit een beeld voor het totaal-theoretische der bâtafysici. Opperbâtafysicus Van Boxsel heeft met zijn wederhelft Wiewel (OCS) een dansstijl ontwikkeld. De bâtaschroef, bekend van watermolens en motorgemalen. Stelt u zich een danspaar voor, immer op de maat der rotoren. Het draagt geen onderscheidingen - er is géén bâtabijeenkomst. Het draait. Schurende lijven, alles volgens de uitwaartse winding van de bâtaspiraal. Zo intens, zo krachtig, dat de rest van 't danslustig gezelschap wordt gereduceerd tot muurbloempje. Met behoud van gezelligheid. Dát is Bâtafysica. ‘We draaien een theorie bij elkaar!’
Maar de rest wil geen muurbloempje zijn. Oefenen thuis, de partner doet mee. Een volgend bâtabal: vijf paren op de dansvloer, gelegenheidsparen soms, alle centripetaal en centrifugaal, rusteloos in beweging. ‘Let's go into the schroove!’
Slechts één bâtabal later zit iedereen er in. Geen muurbloem in zicht, dankzij voortschrijdend inzicht. Zo komt men in de Bâtafysica, zo wordt men een club, één met z'n allen. Maar óók: zo gaat de theorie voort in de wereld. De Bâtafysica is gemeenschap.
Wat doet men? Wat wil men? Wie zit erachter? Waar gaat het heen? Wat doet het ertoe? Men gaat vanwege het middelpuntzoekende, men vindt het middelpuntvliedende. Het vacuüm en de verstikkende opeenhoping, ergens daartussen.
Wie wil daar niet onderscheiden zijn?
www.batafysica.nl
|
|