Pyke Koch (1901-1991) studeerde in de jaren twintig rechten in Utrecht, hield daar kort voor zijn meesterstitel mee op, begon in 1927 als autodidact te schilderen en beleefde in de vier jaar daarna direct al zijn vruchtbaarste periode: vijftien schilderijen. Daartoe behoren zijn twee bekendste, Bertha van Antwerpen en De schiettent. Hij was goed bevriend met de zeven jaar oudere dichter Martinus Nijhoff, die hij voor het eerst ontmoette in 1932, toen deze op 39-jarige leeftijd in Utrecht Nederlands ging studeren. Een goede vriend van beiden was de klavecinist en kunsthistoricus Hans Philips, die met Koch in de jaren dertig in hetzelfde huis aan de Utrechtse Oudegracht woonde. Hij leverde Nijhoff de stof voor een van de bekendste gedichten uit de naoorlogse literatuur, ‘De moeder de vrouw’. Hij was immers degene die, wandelend over de pas geopende Waalbrug bij Zaltbommel, de psalmenzingende schippersvrouw gehoord en gezien had met wie zijn vriend een half jaar later zo goed raad wist. Nijhoff moest het in die tijd, omstreeks 1934, kennelijk vaker van zijn vrienden hebben, want aan vader Koch, huisarts te Beek (bij Nijmegen), dankt ‘Awater’ zijn naam. ‘De moeder de vrouw’ gaat aan zijn reeks van vier gedichten over de geschilderde zelfkantvrouwen van Koch van wie Bertha van Antwerpen er een is vooraf, ‘Awater’ volgt er op. Ook de dichter en kunstcriticus Jan Engelman was een huisgenoot van Koch, die hem in een brief verzocht in zijn kritieken een goed woordje te doen voor zijn ‘hard boiled wijven’. En toen de schilder in 1934 direct na zijn huwelijk een klein jaar in Den Haag woonde, betrok Nijhoff diens atelier.
In dat kunstenaarshuis Oudegracht 341 werd op 5 mei 1934 een mooi feestje gevierd. Pyke Koch zou twee dagen later in Den Haag trouwen met freule Heddy de Geer, dochter van oud-minister Dirk Jan de Geer, de latere minister-president van het eerste oorlogskabinet. Voor die gelegenheid had Nijhoff vijf gedichten geschreven bij vijf schilderijen van de bruidegom van volkse, zelfkantige vrouwen, te weten bij Dolores' ontbijt (Kochs eersteling uit 1927, door de schilder wegens onvoldoende kwaliteit vernietigd), Mercedes de Barcelona, Bertha van Antwerpen, De schiettent en Anna. Koch was op het idee van Mercedes en Bertha gebracht door het Gentse maandblad Variétés van Paul-Gustave van Hecke, dat in het meinummer van 1929 een fotobijlage had over hoeren uit havensteden als Marseille en Antwerpen. Het zijn dus geen portretten van bestaande dames van lichte zeden. De schiettent is weer aan een andere aflevering van datzelfde Belgische tijdschrift ontleend.
Het gedicht bij het schilderij van de tapkastdame Anna ging verloren, maar de verzen bij de vier portretten van de andere vrouwen van Koch zijn door Carel Blotkamp voor het eerst in 1986 gepubliceerd in Jong Holland, bijna vijfendertig jaar na de dood van de dichter. Op de feestavond werden de gedichten van vriend Nijhoff bij de scheppingen van de bruidegom, die op ‘Anna’ na door huisgenoot Hans Philips op muziek waren gezet, gezongen door Hermina, Pykes oudste zus. ‘Anna’ werd door de