| |
| |
| |
Eten, weten en geweten
De worsteling van schrijver-wetenschapper Louise Fresco
Als tiener besloot Louise Fresco (Meppel, 1952) haar studie en haar leven te wijden aan het wereldvoedselvraagstuk. Niet dat ze monomaan is, Fresco manifesteerde zich ook als verhalen- en romanschrijver, maar de keuze die ze als kind maakte, is ze altijd trouw gebleven. Eerst als veldwerker in de moerassengebieden van Papoea-Nieuw-Guinea en in het zuiden van Zaïre. Daarna als hoogleraar plantaardige productiesystemen aan de Universiteit van Wageningen. Vanaf 1997 op hoge posities bij de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties in Rome. De laatste jaren als universiteitshoogleraar grondslagen van duurzame ontwikkeling in een internationale context aan de Universiteit van Amsterdam. En nu, ruim veertig jaar na haar jeugdige wilsbesluit, is haar magnum opus over het thema waaraan ze haar beste krachten heeft gegeven verschenen: Hamburgers in het paradijs. Voedsel in tijden van schaarste en overvloed. Een mooi moment om de balans op te maken.
| |
Onromantische nauwkeurigheid
Wie het oeuvre van Fresco overschouwt, ziet al snel dat de schoonheid en het gevaar van idealisme en bevlogenheid een van haar grote thema's is. In het openingsverhaal van haar literaire debuut Bambusa (1990) is het hoofdpersonage een architect die door de president is uitverkoren om in een kaal en onherbergzaam gebied ergens in Afrika een universitair en cultureel centrum te bouwen waarmee het land zich kan manifesteren als leidinggevende natie op intellectueel gebied. Als hij twee jaar na de opening tussen de leegstaande gebouwen dwaalt, komt hij tot het inzicht dat het plan een luchtspiegeling was en hij een afgedankte speelbal van de geschiedenis. Ook
| |
| |
tomas vanheste
is in 1968 geboren in Oostende. Hij promoveerde aan de Universiteit Twente in de wetenschapsfilosofie, was redacteur bij uitgeverij De Bezige Bij, werkt nu als journalist bij Vrij Nederland en is redacteur van Ons Erfdeel.
Adres: t.vanheste@kpnmail.nl.
Fresco's romans De kosmopolieten (2003) en De utopisten (2007) zijn te lezen als parabels over de verlokking en de teloorgang van idealisme. Haar antihelden kiezen compromisloos voor hun engagement, of het nu de verbetering van de wereld of een artistieke roeping is. Terwijl hun oude strijdmakkers gezwicht zijn voor de verleiding van status en macht en zich een gemakzuchtig cynisme hebben aangemeten, laten zij zich juist al te zeer meeslepen door hun dromen. Ze raken daardoor niet alleen de werkelijkheid, maar ook hun vrienden en zichzelf kwijt.
Met het advies ‘wees betrokken, maar verkies de feiten boven de ideologieën’, dat Fresco haar toehoorders bij de opening van het academische jaar 2004 in Nijmegen gaf, probeert ze het waardevolle van het idealisme te redden en het te koppelen aan realiteitszin. Graag presenteert de schrijver-wetenschapper zich als partijganger van het realisme, als iemand die zich niet door het sentiment maar door de rede en de wetenschap laat gidsen. In haar in december 1998 gehouden Huizinga-lezing ‘Schaduwdenkers en Lichtzoekers’, opgenomen in de essaybundel Nieuwe spijswetten (2006), plaatste ze ‘de onromantische nauwkeurigheid van cijfers’ tegenover alle irrationele angsten over de kwaliteit van ons voedsel en de vernietiging van de natuur. De nuchtere cijfers tonen - geprezen zij de moderne landbouwtechnologie - dat het met de mensheid beter gaat dan ooit en dat ‘de menselijke welvaart op bijna elke dimensie [is] toegenomen - wat betreft gezondheid, voeding, inkomen en opleiding’. De bondgenoten van de Schaduwdenkers die de ondergang vrezen, zijn de Lichtzoekers die verlangen naar de natuurlijke puurheid van een ongerept verleden. Zij zijn in de ogen van Fresco even irrationeel, want hun gedroomde paradijs heeft nimmer bestaan.
| |
| |
In Hamburgers in het paradijs werkt Fresco verder uit hoe ons denken over voedsel en landbouw doordesemd is van mythisch denken. Diep in ons zit het geloof dat er ooit een tijd was van paradijselijke harmonie en rijkdom. Wij, verwende stedelingen, zien de natuur als een weelderige en vreedzame tuin en de landbouw als het ambacht van het plukken van haar vruchten. ‘De echte natuur is helaas geen welwillende moeder- of vaderfiguur’, werpt Fresco tegen, ‘maar een neutrale, nietsontziende en veelal “wrede” kracht, gedreven door de evolutie.’ Dat we nu in het voedsel baden, is niet te danken aan de vrijgevigheid van moeder aarde, maar aan een millennialang gevecht om door middel van technologische innovatie opbrengsten te verhogen. Onze tarwe en maïs groeiden nimmer op de grazige weiden in een paradijselijke oernatuur, maar zijn verre nazaten van hun wilde verwanten, het product van een lange geschiedenis van domesticatie en veredeling.
In haar volumineuze voedselboek manifesteert Fresco zich als nuchter pleitbezorger van onromantische ideeën als megastallen op industrieterreinen. Met plezier schopt ze tegen zere schenen. De plofkip, het bewijs van de dieronterende toestanden in de bio-industrie? Onderzoek wijst uit dat kippen in een legbatterij minder stress hebben dan hun soortgenoten die vrij kunnen uitlopen. De hamburger, het toonbeeld van hoe we ons laten verleiden tot het eten van veel, vies, ongezond en milieuonvriendelijk voedsel? Het vermaledijde product van de McDonaldisering van de wereld is juist ‘de ideale recycler’ van restvlees. Biologische landbouw milieuvriendelijker? Nee, ze is juist minder duurzaam omdat ze meer land vraagt en de productiemiddelen minder efficiënt gebruikt. Veeleer dan een keuze van mensen die het goed met natuur en dier voorhebben, is de gang naar de biologische supermarkt een mislukte poging je als een beter mens te onderscheiden.
| |
Een toontje lager
Fresco's magnum opus is een indrukwekkende proeve van de enorme kennis die ze gedurende haar lange loopbaan over voedsel en landbouw heeft vergaard. Het boek is rijk aan verrassende feiten, scherpe analyses en mooie verhalen. Maar haar grote bagage is soms ook een zware last. Ze slaagt er nauwelijks in haar ergernis te onderdrukken over volk dat zich allerlei oordelen aanmatigt over landbouw en voedsel, maar van toeten noch blazen weet. Zo vindt ze dat mensen die niet weten waarom wit brood geografisch, historisch en technologisch zo belangrijk is geweest ‘een toontje lager moeten zingen’. Ze strooit driftig met feiten die de naïviteit van de voedselconsument illustreren. Haar dedain voor de aan consumptie verslaafde en alom etende massamens is groot. ‘Met een zuigflesje water of vruchtensap of een grote beker latte extra met een rietje waaraan ze onafgebroken zuigen, doen de winkelende eters denken aan uit hun krachten gegroeide baby's.’ En ze kan het niet nalaten te vermel- | |
| |
den dat zij in tegenstelling tot al die westerse luxepaardjes in de jaren dat ze in ontwikkelingslanden werkte aan den lijve heeft ervaren wat schaarste is. Zij heeft meegemaakt dat er ‘maandenlang, ook voor mij, nauwelijks iets anders te eten was dan rijst met af en toe cassavebladeren, soms gemengd met sardines, maar vaker alleen maar met rupsen, of droog brood met een banaan en zelf geïmporteerde mosterd’.
Louise Fresco, Foto Jeroen Oerlemans.
Mikpunt van Fresco's spot zijn ook de neoromantici die hoogdravende idealen koesteren over kleinschalige landbouw op een rustiek platteland waar gewassen van de eigen bodem worden verbouwd. Met een overvloed aan voorbeelden toont ze aan dat de landbouw al eeuwen is gemondialiseerd en dat wat wij nu als inheems beschouwen meestal import is van tijden terug.
Maar al presenteert Fresco zichzelf als de boodschapper van de nuchtere feiten, ook zij vist uit de mer à boire van de werkelijkheid die vangst die ze kan gebruiken om haar betoog te voeden. De werkelijkheid spreekt zelden voor zichzelf, iedere beschouwer selecteert, ordent en interpreteert. En daar komt altijd heel wat ideologie en soms ook sentiment bij kijken.
Illustratief is haar pleidooi voor de inzet van genetisch gemodificeerde gewassen. Ze schrijft dat we eindeloos kunnen filosoferen over de grenzen van de rol van de mens en dat zij liever een pragmatische benadering kiest: hoe kunnen we kennis die we nu
| |
| |
eenmaal hebben, inzetten voor een betere voedselvoorziening voor iedereen? Fijntjes wijst ze erop dat iedereen in ontwikkelingslanden ‘op een enkele westers geïnspireerde actiegroep na’ biotechnologie als een positieve ontwikkeling ziet. Het verzet komt vanuit een luxepositie, is de suggestie. Die indruk versterkt ze nog eens met het voorbeeld van een dodelijke ziekte, het bruinestrepenvirus, die momenteel in Afrika de cassave bedreigt. De redding kan komen van een stof uit de tabaksplant die resistent is tegen dit virus. ‘In dit geval lijkt er geen twijfel: genetische modificatie - invoer van genen uit tabak in cassave - is de enige oplossing om de 250 miljoen Afrikanen die volledig van cassave afhankelijk zijn te redden van de hongersnood’, schrijft Fresco.
Zoveel doden willen we natuurlijk niet op ons geweten hebben. Alleen verhult dit retorische geweld dat twee dingen nog niet bewezen zijn: dat de genetisch gemodificeerde oplossing ook in de praktijk werkt en dat er geen alternatief is. Dat is er wél, claimden door de Rockefeller Foundation ondersteunde Tanzaniaanse onderzoekers begin 2012. Zij zouden zonder genetische modificatie cassavevarianten hebben ontwikkeld die ongevoelig zijn voor de bruinestrepenziekte. En dat feit vermeldt Fresco dan weer niet.
Ook het beeld dat zij van de natuur heeft, is niet zo feitelijk en waardevrij als ze zelf schijnt te geloven. ‘In de natuur bestaat geen harmonie, hoezeer reclame en milieugroepen ons dat ook willen doen geloven, maar slechts een strijd op leven en dood’, tekent ze op. Alleen is dit heus niet de enige zienswijze op de natuur die aan de wetenschap valt te ontlenen. Primatoloog Frans de Waal denkt overal empathie te kunnen ontwaren, bioloog Lynn Margulis zag in de mechanismen voor samenwerking die ze alom ontdekte de grondslag voor een symbiotisch wereldbeeld.
Fresco's verzet tegen de schaduwdenkers en haar optimisme over de toestand van de wereld berusten evenmin louter op harde feiten. Het angstvisioen van de Club van Rome dat de aarde een opbrandende kaars is, is overdreven, stelt de duurzaamheids-hoogleraar. ‘Op bijna alle terreinen, van water tot luchtkwaliteit, wijzen cijfers uit dat ondanks bevolkingsgroei de situatie niet proportioneel is verslechterd, maar in veel gevallen juist is verbeterd.’ Maar ze kan wel beweren dat de getallen haar gelijk stutten, het is bepaald niet het beeld dat oprijst uit de vijfde Global Environmental Outlook van het milieubureau van de Verenigde Naties die in 2012 verscheen. Daarvan luidde de conclusie dat op slechts vier van de negentig belangrijkste milieudoelen betekenisvolle vooruitgang is geboekt en dat als de mensheid voortgaat op de huidige weg van onduurzame consumptie en productie kritische grenzen overschreden zullen worden en onherstelbare schade zal worden aangebracht aan vitale functies van de aarde.
| |
| |
| |
Het perverse consumentenparadijs
Zelf weet ze eigenlijk ook wel dat bij het debat over voedsel en landbouw niet alleen de feiten maar altijd ook de moraal om de hoek komt kijken. ‘Eten is geweten, en geweten vraagt weten’, zei Fresco in 2005 bij haar oratie ‘Nieuwe spijswetten’, uitgesproken bij de aanvaarding van de Cleveringaleerstoel te Leiden. In Hamburgers in het paradijs stelt ze dat het essentieel is dat ‘voedselproductie, van grond tot mond, ervaren wordt als een verantwoordelijkheid van iedereen’. Tot haar frustratie moet ze constateren dat de realiteit anders is. De moderne consument heeft geen flauw benul van het beslag dat hij legt op schaarse hulpbronnen en van de arbeids- en milieuomstandigheden waaronder de door hem vergaarde spullen en voedselwaren tot stand komen. En dat vindt Fresco niet minder dan pervers. Daarom pleit ze opnieuw zoals in haar oratie uit 2005 en eerder in een essay uit 1997 voor nieuwe spijswetten, ‘een breed geheel van regels en bewustwording om de productie van voedsel in goede banen te leiden’.
Maar ook in dit geval lijkt ze de paradoxen waarin ze verstrikt raakt niet te zien. De nieuwe spijswetten vergen volgens Fresco dat we de hand in eigen boezem steken en ons vragen stellen bij de hoogmoed waarmee we consumeren. Maar tegelijkertijd gelooft ze niet in consuminderen en betoogt ze dat iedereen in ontwikkelingslanden naar westerse welvaart snakt en we geen recht hebben mensen dat te ontzeggen. Daarom acht ze het noodzaak alle kaarten te zetten op technologische innovatie, die zorgt voor groei met minder negatieve effecten voor mens en milieu. Maar die raad geeft ze terwijl ze drie pagina's eerder heeft erkend dat positieve effecten van technologische verbeteringen telkens weer teniet worden gedaan door het feit dat we meer gaan consumeren.
In haar rede bij de opening van het academische jaar in Nijmegen had Fresco nog een advies: de wetenschap moest iedere indruk van belangenverstrengeling vermijden. Dit om weerstand te bieden tegen de pseudodemocratisering waarbij iedere mening, of ze nu van een wetenschapper of een leek is, even zwaar telt. Fresco sprak de vrees uit dat wanneer wetenschappers zich laten financieren door het bedrijfsleven het gevaar dreigt van beïnvloeding. Dat kan het gevoel versterken dat de uitkomsten van hun onderzoek ook maar door belangen ingegeven meningen zijn. Vanuit dit oogpunt is het opvallend dat de hoogleraar niet-uitvoerend directeur bij Unilever is geworden. Deze multinational stelt zich zeer ambitieuze doelen ten aanzien van de verduurzaming van de voedselketen, maar wil tegelijkertijd de omzet verdubbelen en is, dat ligt nu eenmaal in de aard van het beestje, allerminst pleitbezorger van consuminderen. De achterdochtige burger die we volgens Fresco juist geen voer voor zijn wantrouwen moeten geven, zou kunnen denken dat haar ideeën over dit thema mooi in het straatje van Unilever passen.
| |
| |
| |
Intellectuele dartelheid
Naast bestuurder bij Unilever is Fresco ook commissaris bij de Rabobank, lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en kroonlid van de Sociaal-Economische Raad. Ze behoort tot de gevestigde orde. In het essay ‘Een dosis dartelheid’ beschreef ze in de jaren negentig een pijnlijke wetmatigheid: ‘In een mensenleven slaan vroeger of later, en meestal vroeger, zelfgenoegzaamheid en gezapigheid meedogenloos toe.’ De deugd van intellectuele dartelheid achtte ze zelden bestand tegen het met de jaren groeien van het besef dat succes vaak berust op een bijdrage aan een precair machtsevenwicht. En inderdaad, Hamburgers in het paradijs geeft wel enige ammunitie voor de stelling dat ook Fresco niet geheel aan de zelfgenoegzaamheid is weten te ontsnappen. Die laat zich lezen in de wijze waarop ze het alleenrecht op de feiten claimt en andersdenkenden wegzet als onwetenden.
Dartel is ook niet de eerste associatie die haar lijvige voedselevangelie oproept. Terwijl ze zich in De ondraaglijke lichtheid van de vleermuis (1997) en Nieuwe spijswetten (2006) een waar essayist betoonde die op persoonlijke wijze in lichtvoetig proza eigenzinnige ideeën aftastte, is Hamburgers in het paradijs bij vlagen stug geschreven en komt de compositie mede door het grote aantal herhalingen niet al te doordacht over. Ook in het geval van haar literaire werk lijkt ze op de korte baan, in de fraaie verhalenbundel Bambusa (1990) waarmee ze debuteerde en in de novelle De tuin van de sultan van Rome (2005), beter tot haar recht te komen dan in haar omvangrijke romans De kosmopolieten (2003) en De utopisten (2007). Het laatste boek kwam dan wel op de shortlist van de Libris, een recensent die het een ‘aangekleed essay’ noemde had geen ongelijk.
Maar gezapigheid is wel het laatste wat Fresco is te verwijten. Met het klimmen der jaren lijkt ze juist bozer en scherper geworden. Al lokt haar magnum opus misschien juist daarom heel veel tegenspraak uit, het is het fonkelende bewijs dat de gearriveerde wetenschapper haar jeugdige engagement allerminst is kwijtgeraakt en dat haar radicale keuze als tiener bittere maar ook zoete vruchten heeft gedragen.
www.louiseofresco.com.
Alle boeken van Louise Fresco zijn uitgegeven door Prometheus.
|
|