| |
| |
| |
Nederlands grootste metajournalist
Over het omvangrijke oeuvre van H.J.A. Hofland
Ruim tien jaar geleden werd H.J.A. Hofland uitverkoren tot Journalist van de Eeuw, ter ere waarvan iets later een anthologie uit zijn werk verscheen, Op zoek naar de pool (2002). Dat was niet zijn eerste, in 1993 verscheen al De draagbare Hofland. Nu hij de P.C. Hooft-prijs van 2011 heeft ontvangen, komt zijn uitgever met Bemande essays. Hoflands oeuvre is zo immens dat deze bloemlezing de vorige niet bijt. Wat hielp, is dat de uitgever een jaar eerder al een anthologie uitbracht van de Overpeinzingen van Hoflands net-niet-alter-ego S. Montag.
De samenstellers Jeroen Vullings en Hans Renders hebben bij hun selectie voor Bemande essays behalve stukken uit Hoflands boeken ook de leggers benut van de kranten en tijdschriften waaraan Hofland meewerkte en ze namen ook ongepubliceerde stukken op uit diens privé-archief. Het was hun bedoeling in deze selectie meer in te gaan op Hoflands opvattingen over kunst en journalistiek dan op zijn politieke denkbeelden. Maar bij Hofland bestaat er geen scheiding tussen zijn politieke ideeën en die over journalistiek, juist omdat hij zijn metier vooral als een politieke functie beschouwt. Bovendien is het verschil tussen een essay enerzijds en een commentaar, column of overpeinzing anderzijds bij Hofland slechts een kwestie van het aantal woorden. Daarom doet Bemande essays bij de vaste lezer van Hoflands columns in NRC Handelsblad en het opinieweekblad De Groene Amsterdammer vertrouwd aan.
| |
| |
august hans den boef
werd in 1949 geboren in Rotterdam. Studeerde Nederlands en algemene literatuurwetenschap in Leiden. Werkt als senior docent-onderzoeker aan de Hogeschool van Amsterdam. Publiceerde onder meer Verrek, waar is Berlijn gebleven? (2002), Nederland seculier! (2003), God als hype (2008) en Haat als deugd (2011). Is essayist en publicist. Schrijft over literatuur, religie en maatschappij. Werd in 2010 uitgeroepen tot Vrijdenker van het Jaar in Nederland.
Adres: Linnaeusparkweg 7c,
NL-1098 CM Amsterdam
| |
Commentator
Nederlands journalist van de twintigste eeuw? Aan de ene kant doet deze kwalificatie de veelzijdigheid van Hoflands oeuvre tekort. Hij heeft weliswaar ontelbare commentaren geschreven alsmede de nodige reportages en achtergrondverhalen, maar ook een aantal interessante romans. Zijn incarnatie S. Montag is geen journalist, maar ‘een oplettende voorbijganger’, die in zijn omgeving bijzondere dingen signaleert die anderen ontgaan; een beschouwer die zich geen politieke details herinnert, maar wel hoe het dagelijkse leven vroeger in allerlei kleine zaken verschilde van nu. Hofland heeft ten slotte zelfs een boek gepubliceerd voor kinderen die zelf bootjes willen maken.
Aan de andere kant: kan één persoon überhaupt de journalist van de twintigste eeuw zijn? Als er in die eeuw een metier is veranderd, dan is het wel de journalistiek. Toen de eeuw begon, bestond er nog geen draagbare schrijfmachine. De reporter had wel de beschikking over telegraaf en telefoon, al bereikte het laatste medium nog lang niet de hele wereld. Kranten werden nog niet op offsetpersen gedrukt en bevatten zeer weinig beeldmateriaal. Pas later kwam de radiojournalist, nog veel later deed hij verslag via de televisie en aan het eind van Hoflands eeuw had hij het internet tot zijn beschikking. Een medium dat op zijn beurt weer de journalistiek van de kranten, radio en tv beïnvloedde.
Het type journalistiek dat Hofland de laatste decennia bedrijft - het schrijven van commentaren - is niet werkelijk door die laatste ontwikkelingen gedetermineerd. Al kan hij de internationale bronnen die hij in zijn hele carrière placht te raadplegen, nu wel veel gemakkelijker bereiken.
| |
| |
Want de kwaliteit van Hoflands commentaren is in de loop van de jaren niet minder geworden en evenmin is zijn aanpak veranderd. In zijn column van 14 juli 2011 voor De Groene Amsterdammer besteedt Hofland aandacht aan het schandaal rond News of the World en andere media van Rupert Murdoch die tijdens deze zomerhype in opspraak zijn gekomen. Het is een typische Hofland-column. Media vormen het onderwerp, en dan het liefst de buitenlandse die hij altijd zo nauwgezet heeft gevolgd. Zijn methode van beschouwen is die van duiding: aan de hand van voorbeelden uit de recente geschiedenis probeert hij een actuele gebeurtenis in een context te plaatsen, daarbij vaak een klassieker uit de sociologie of een vergelijkbare discipline als toetssteen hanterend. Het meest des Hoflands in de Groene-column is dan ook de verwijzing naar La trahison des clercs (1928) van Julien Benda, waar deze verwijst naar het gevaar van massamedia. Naar aanleiding van Bemande essays ben ik het werk van Hofland aan het herlezen en telkens duikt Benda's pamflet op. Een andere held is Curzio Malaparte. Aan elk van beide auteurs is in Bemande essays niet alleen een beschouwing gewijd, ook in andere teksten verwijst Hofland naar hen.
| |
Chroniqueur
Behalve commentator is Hofland ook chroniqueur; gezien zijn leeftijd is hij nu eenmaal getuige geweest van veel belangrijke gebeurtenissen in het verleden. Niet veel actieve journalisten kunnen er tegenwoordig op bogen meer dan een halve eeuw geleden een doortimmerde analyse te hebben gewijd aan het toenmalige Syrië als onderdeel van de Verenigde Arabische Republiek of aan de beloften van de nieuwe president John F. Kennedy. Daardoor is Hofland ook een ‘merk’ geworden en ik bedoel deze term absoluut niet pejoratief. Heel duidelijk zien we dat merk in het eveneens dit jaar verschenen Ik heb nooit iets met leeftijd gehad, waarin de interviews zijn gebundeld die het opinieblad Vrij Nederland in 1977, 1992, 2002 en 2007 met de drie geboortejaargenoten Jan Blokker, Harry Mulisch en Hofland had. De laatste was ook in de jaren vijftig en zestig, toen hij gestaag carrière maakte als redacteur van de in Amsterdam gevestigde krant Algemeen Handelsblad, nu eenmaal niet zomaar een journalist. Vier jaar lang, tussen 1960 en 1964, maakte hij deel uit van de redactie van het literaire tijdschrift Podium, dat juist in die periode een politieker karakter kreeg. Hofland experimenteerde daar met stijlen - (pseudo-)journaal, (pseudo-)herinneringen, surrealistische fictie - maar zijn meeste bijdragen hebben als onderwerpen politiek en journalistiek, in soms lange programmatische betogen. Je krijgt de indruk dat Hofland zijn toenmalige chef buitenland Anton Constandse wilde overtreffen. Constandse was een politiek uiterst kleurrijke maar zeer pragmatisch opererende journalist voor het Algemeen Handelsblad, een conservatief-liberale krant. Want toen Constandse met pensioen ging, vertrok Hofland bij Podium en kon hij de zakelijk-kritische
| |
| |
aanpak van zijn voorganger op zijn eigen manier voortzetten. Daarmee bereikte hij een paar jaar later zelfs de status van licht eigenzinnige hoofdredacteur.
H.J.A. Hofland, Foto Roeland Fossen.
Helaas voor Hofland fuseerde zijn Algemeen Handelsblad in 1970 met de eveneens conservatief-liberale concurrent de Nieuwe Rotterdamse Courant. Weliswaar werd hij een van de twee hoofdredacteuren van NRC Handelsblad, maar hij lag slecht bij de directie, die met geen enkele vorm van eigenzinnigheid kon leven. Begin 1972 sneuvelde Hofland, na wat zijn ‘opvolger’ W. Woltz later omschreef als ‘'een bizar incident waarbij een Telegraaf-fotograaf, Russische diplomaten en een bekend pseudojournalist een rol speelden’. De laatste was Willem Oltmans, die thuis een feestje gaf waarbij behalve Hofland ook Sovjetdiplomaten aanwezig waren. Een met hem meegekomen Telegraaf-journalist maakte met een verborgen camera foto's en publiceerde die in de krant van Wakker Nederland.
| |
Aanklacht tegen slaafsheid
Hofland werd uit zijn functie van hoofdredacteur ontheven en gedegradeerd tot televisierecensent. Zelf schreef hij later dat hij die tijd vooral gebruikte om Tegels lichten (1972) te schrijven. Maar hij had bij de publicatie aangegeven dat de bundel was geschreven tussen 2 augustus 1969 en 26 juli 1972 (in relatie tot Willem Oltmans
| |
| |
wordt voor het incident vaak het foutieve jaartal 1973 gegeven). Nog later stelde Hofland tegenover de journalist Max Pam dat hij in 1970 in Hollands maandblad aan Tegels lichten was begonnen. In de periode 1969-1972 verscheen er echter in dat maandblad geen enkele bijdrage van Hofland. Hoe het ook moge zijn gegaan, de H.J.A. Hofland zoals wij die kennen, is ontstaan na zijn demotie - een wekelijkse column in het opinieweekblad Haagse Post hielp daarbij ook - en het eerste blijk daarvan vinden we in Tegels lichten of ware verhalen over de autoriteiten in het land van de voldongen feiten. De bundel vormt een aanklacht tegen de slaafsheid van de Nederlandse journalistiek jegens de naoorlogse restauratie van het politiek-bestuurlijke establishment dat hij - en niet alleen hij - het Bestel noemde. Maar de basis voor de eerste helft van Tegels lichten had Hofland al in 1956 gelegd, in een essay dat hij aan het opinieweekblad Vrij Nederland aanbood, dat het pas een jaar later publiceerde als: ‘De pers laat zich niet breidelen, wel ringeloren’. Het is een uitstekende samenvatting van het eerste deel van Tegels lichten, over allerlei affaires met in opspraak gekomen politici en leden van het koningshuis, over de wereldvreemde houding van Nederlandse politici tegenover de Indonesische dekolonisatie en uiteraard onderbouwd met een wetenschappelijke publicatie. ‘De Nederlandse pers is een van de meest serieuze, de bedaardste en de gematigdste ter wereld’, aldus Hofland in Vrij Nederland. Maar dat is één kant van de zaak volgens hem, die het ongelijk aantoont van de negatieve en laatdunkende houding die de elite tegenover de pers placht aan te nemen. De andere kant is dat de Nederlandse journalist door een moreel loodsmannetje, de Onverdraagzaamste Abonnee, op de huid wordt
gezeten. Daarom kent Nederland volgens Hofland vrijwel geen onderzoeksjournalistiek. Ook schreef hij: ‘De Nederlandse krantentaal is meestal archaïsch, en negentig percent van de inhoud van een Nederlandse krant wordt gekenmerkt door een soort starre levenloosheid, een ondefinieerbaar gebrek aan contact met de werkelijkheid, dat maakt dat de vitale belangstelling van de lezer niet werkelijk gegrepen wordt.’ Overigens heeft Hofland de bovengenoemde genoemde kwesties later in Podium, waar verwante geesten als Han Lammers deel uitmaakten van de redactie, al enigszins uitgewerkt. Schuldig was niet meer de Onverdraagzaamste Abonnee, maar de elite. Soms schreef Hofland dat in een lang artikel en eindigde hij met de mededeling ‘wordt vervolgd’. Dat vervolg kwam pas jaren later, in Tegels lichten.
Daarmee is Tegels lichten niet alleen een scharnierpunt in Hoflands carrière, maar zit dat scharnierpunt ook in het boek zelf. De tweede helft immers gaat over de revoluties (eigenlijk bedoelt Hofland: evoluties) die de afgelopen jaren in Nederland hadden plaatsgevonden. De Provobeweging speelde zich af op loopafstand van de krant waar Hofland werkte. Zijn analyse van de politieke en culturele revoluties ogen scherpzinnig en nog steeds relevant. Maar hoogst merkwaardig is Hoflands blindheid voor
| |
| |
het feminisme (ook na 1972 en in Bemande essays). Juist in de tijd dat hij aan Tegels lichten werkte, bereikte de tweede feministische golf ook Nederland. Joke Smit publiceerde in 1967 Het onbehagen bij de vrouw en richtte een jaar later met Hedy d'Ancona de organisatie Man Vrouw Maatschappij (MVM) op. Begin 1970 voerden de Dolle Mina's hun eerste acties.
| |
De permanente malcontente
De eerste zin van Tegels lichten luidt: ‘Dit is de wordingsgeschiedenis van een verbazing: de verklaring waarom de meeste mensen, massa's en bewindvoerders, mij door brutale (ombeschaamde, naakte, grijzende) domheid hoe langer hoe meer afschuw bezorgen, en waarom ik tegelijkertijd moedeloos word als ik denk dat ik er iets aan zou moeten of kunnen doen.’ Deze zin zegt veel. Dat inderdaad de stijl van Hofland een prettige vleug literatuur bezit. Maar vooral zegt de zin veel over zijn positie als waarnemer. Hij wordt onaangenaam getroffen door wat hij om zich heen ziet, maar wordt tegelijkertijd moedeloos bij het idee dat hij daar iets tegen zou moeten ondernemen. De auteur was toen vijfenveertig. Je zou kunnen zeggen dat in de loop van de tijd de moedeloosheid minder groot geworden is omdat Hofland steeds meer afstand neemt van zijn omgeving. Letterlijk door de diverse reizen die hij de afgelopen decennia heeft gemaakt, onder andere gebundeld in Het kruiend wereldbeeld (1987) en De wording van het Wilde Oosten (1991) en het feit dat New York sinds jaar en dag zijn tweede woonplaats is. Hofland is anti-Amerikaans, zoals eenieder die de Amerikaanse cultuur bewondert. Figuurlijk heeft hij het bekrompen Nederland van het Bestel langzamerhand ontstegen. Kon Prins Bernhard vroeger zijn afschuw opwekken, over diens dochter is Hofland een stuk milder. Namen van kleine krabbelaars die zijn toorn opwekken - de tv-babe Jort Kelder bijvoorbeeld - noemt hij niet meer. Hij volstaat tegenwoordig met de functie: ‘Hoofdredacteur van Quote’. Behalve uitzoomende bewegingen maakt Hofland ook inzoomende: zie zijn gedetailleerde beschrijving van de smerige, kleine dingen die de mens - volstrekt geen medemens! - in de publieke ruimte pleegt te doen en te laten. De huidige mode in de politiek om ‘hufterig’ gedrag aan de kaak te stellen, was Hofland al enige tientallen jaren
voor.
Hofland de bijna heilige contrasteert hevig met de jonge Hofland aan het begin van Bemande essays, vooral in het materiaal uit het archief van de auteur. Hij blijkt in 1950 in eigen beheer een eenmanstijdschrift te hebben uitgegeven, met de prachtige titel De Negativist. Maandblad voor de permanente malcontente. Absoluut geen I.F. Stone's Weekly, maar een bittere, soms wanhopige aanklacht tegen de beklemmende samenleving van na de oorlog. De jonge Hofland voelde zich verloren en opstandig onder de politieke restauratie. Er is een directe lijn van De Negativist naar het eveneens in Bemande essays opgenomen pamflet ‘Het immobilisme of hoe de partijen opnieuw hun kansen
| |
| |
missen’ uit 1959 en de bundel Opmerkingen over de chaos uit 1964. Vanaf 1972 maakt Hofland de indruk dat een oproep om een eind te maken aan veel vormen van ellende geen zin meer heeft, maar dat het des te noodzakelijker is de politieke en journalistieke kant daarvan en de verantwoordelijkheid van de elite daarvoor nauwkeurig aan de kaak te stellen.
Ik zei het al, Hoflands productie is zo omvangrijk dat er over een tijdje best weer een bundeling bij mag. Hopelijk is het dan een met de wat minder brave stukjes die Hofland een enkele maal ook heeft gepubliceerd. Een titelsuggestie? Nederlands grootste metajournalist. En laat er nu eindelijk eens - al is het slechts op het internet - een gedetailleerde bibliografie van Hoflands immense oeuvre komen.
Literatuur (selectie)
|
H.J.A. Hofland, Bemande essays, De Bezige Bij, Amsterdam, 2011, 320 p. |
Jan Blokker, H.J.A. Hofland, Harry Mulisch, Ik heb nooit iets met leeftijd gehad, De Bezige Bij, Amsterdam, 2011, 128 p. |
De kronieken van S. Montag. Nederland 1975-2010, De Bezige Bij, Amsterdam, 2010, 320 p. |
H.J.A. Hofland, Op zoek naar de pool. Het beste van H.J.A. Hofland, De Bezige Bij, Amsterdam, 2002, 463 p. |
H.J.A. Hofland, De draagbare Hofland, Prometheus, Amsterdam, 1993, 319 p. |
H.J.A. Hofland, De wording van het Wilde Oosten, Bert Bakker, Amsterdam, 1991. |
H.J.A. Hofland, Het kruiend wereldbeeld. Reisverslagen, De Bezige Bij, Amsterdam, 1987. |
H.J.A. Hofland, Tegels lichten of ware verhalen over de autoriteiten in het land van de voldongen feiten, Uitgeverij Amsterdam, 1972. Integraal online te lezen bij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren via http://www.dbnl.org/tekst/hofl002tege01_01/. |
H.J.A. Hofland, Opmerkingen over de chaos. Essay, De Bezige Bij, Amsterdam, 1964. |
|
|