| |
| |
| |
Elementaire deeltjes
Sieraden voor de geest van Annelies Planteijdt
Vrijwel iedereen draagt sieraden. Sterker nog, ze lijken ook in overdadige of meer exotische vorm aan populariteit te winnen. Sommige dierbare sieraden doen mensen nooit af, andere worden alleen bij speciale gelegenheden gedragen en verdwijnen daarna in een sieradenkistje. Gebruiker ervaren het dragen immers als de essentie van het sieraad, hoewel veel hedendaagse sieradenmakers hun werk ook als autonome (kunst)objecten beschouwen.
De sieraden van Annelies Planteijdt (o 1956) manifesteren zich nadrukkelijk op twee niveaus. Haar halssieraden, want daar heeft ze zich op toegelegd, zijn specifiek ontworpen om zowel in gedragen als ongedragen toestand te worden ervaren. Sterker nog, de niet-gedragen toestand heeft de voorkeur van de maakster zelf. Daarmee is niet gezegd dat Planteijdt eigenlijk geen kettingen maakt maar ‘liggende sculpturen’. Voor haar vertegenwoordigen de twee gestalten van haar werk, liggend en gedragen (of zoals ze zelf zegt, statisch en dynamisch), twee verschillende werelden. Werelden die uit elkaar voortkomen, via alle tussenvormen die de ketting kan aannemen.
| |
De ketting is het sieraad
Dynamisch zijn de sieraden van Annelies Planteijdt vanaf het begin geweest. Na haar opleiding aan de Vakschool in Schoonhoven (Zuid-Holland) en de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam richt ze zich, in lijn met wat welhaast een Nederlandse traditie mag worden genoemd, in eerste instantie op vorm- en materiaalonderzoek. Ze gebruikt karton om baanbrekende armbanden en halssieraden te maken. Opgebouwd uit rechthoekige stroken ogen die tegelijkertijd chaotisch en gestructureerd.
| |
| |
fredric baas
is in 1976 geboren in Menaldum (Friesland). Hij is conservator hedendaagse kunst en vormgeving in het Stedelijk Museum 's-Hertogenbosch. Hij publiceert regelmatig over beeldende kunst.
Adres: Magistratenlaan 100,
NL-5223 MB 's-Hertogenbosch.
De herhaling van elementen en de ritmische opeenvolging van gelijke vormen blijven ook in de werken van edelmetaal zichtbaar. Smalle, rechthoekige stripjes worden uitgehamerd en tot kettingen geschakeld. Veel werk uit de jaren tachtig bestaat uit die telkens individueel vervaardigde onderdelen. Planteijdts hang naar herhaling in vorm maar ook in handeling leidt haar eigenlijk vanzelf naar de schakel. Schakelen is een van de basisvaardigheden van edelsmeden. Vele sieraden zijn immers opgebouwd uit geschakelde elementen. Het sterkst geldt dat voor de ketting en we zien dan ook dat Planteijdt zich in de loop van de jaren negentig vrijwel exclusief op dat type sieraad toe gaat leggen. Daarnaast spreekt de schaal, de maat van de ketting, haar aan en is die van alle sieraden het ‘platste’. Ze heeft een voorkeur voor bidimensionaliteit, zowel fysiek als mentaal. Het ontbreekt haar naar eigen zeggen aan ruimtelijk inzicht.
Halverwege de jaren negentig bevrijdt Annelies Planteijdt zich van de gedachte dat ze andere typen sieraden (zoals armbanden, ringen of oorsieraden) zou moeten maken. Een mooi voorbeeld van wat wel eens de ‘bevrijdende beperking’ wordt genoemd. Haar halssieraden zijn met hun platte schakels in fysieke zin tweedimensionaal. Ze hebben, zeker in liggende toestand, dan ook een uitgesproken grafisch karakter. De geledingen van de schakels werken als lijnen en streepjes. Maar tegelijkertijd beschikken ze over een zekere ruimtelijkheid: de strips staan rechtop, de ringetjes zijn horizontaal. De colliers bevinden zich als het ware in een tussendimensie. Hoe dan ook, Planteijdt heeft het niet voor een ketting met een kostbare en opvallende hanger. Al vroeg is de ketting zelf het sieraad.
| |
| |
Annelies Planteijdt, Armband (of halsketting), bruin karton, 1982, Foto T. Haartsen © A. Planteijdt - SABAM België 2011.
| |
Terug naar goud en parels
Een dergelijke, sobere werkwijze vraagt om krachtig materiaal. Dat vindt Planteijdt in 1981 gedurende een werkperiode in de Italiaanse studio van de beroemde ontwerper Giampaolo Babetto. Daar leert ze echt werken met goud, op een hoger niveau dan voorheen. Het materiaal fascineert haar sindsdien. Het is, los van symbolische of maatschappelijke connotaties, in technisch opzicht buitengewoon bruikbaar, laat zich goed bewerken, heeft een prachtige kleur en glans die het ook behoudt, en het kan ook heel dun worden gemaakt. Je kunt het schetsmatig gebruiken en toch blijft het sterk genoeg.
Toch was het gebruik van goud in de jaren tachtig verre van onomstreden binnen de Nederlandse sieraadvormgeving. De naoorlogse nieuwlichters hadden het sieraad bevrijd van zijn kostbare aura als statussymbool en de deur geopend voor het gebruik van onedele metalen en andere materialen. Een terugkeer naar het gebruik van edelmetaal, in het bijzonder goud, was in hun modernistische visie een decadente regressie die ze niet zonder meer aanvaardden. Planteijdts gebruik van goud was echter geenszins polemisch bedoeld. De eigenschappen van het materiaal sloten goed aan bij haar werkwijze en artistieke doelstelling. Tegelijk is ze zich wel degelijk bewust van de lange traditie die met goud samenhangt. Ze ziet het als een uitdaging om zich in die historische lijn te plaatsen. Met iets ouds en beladens als goud wil ze iets eigens tot uitdrukking brengen, iets van dit moment. Hetzelfde geldt voor haar keuze voor de ketting, nog een archetype dat ze op unieke wijze herinterpreteert.
De introductie van parels in haar werk, vanaf 2000, moet ook in dit licht worden gezien. Planteijdt verzet zich niet tegen de traditie, maar is ook geen imitator. Haar
| |
| |
overwegingen om goud en parels te gebruiken zijn soms dezelfde als die van haar voorgangers. Het gebruik is echter anders: zowel het goud als de parels worden op een nederige wijze ingezet. Het zijn dienstbare elementen, zogezegd niet meer dan raderen in de grotere machinerie van het hele sieraad. Iemand heeft haar, refererend aan het grafische karakter van haar kettingen, gezegd dat, waar de gouden vlakjes als strepen werken, de parels haast een stippellijn vormen. De kostbaarheid van het materiaal en de symbolische waarde ervan zijn dus volstrekt ondergeschikt. Wat telt, is de expressieve kracht. Die wordt echter strikt gekanaliseerd om uit te drukken wat de kunstenaar voor ogen heeft. Maar wat is dat precies?
| |
Kettingen in de tijd en de ruimte
Zoals gesteld aan het begin van dit artikel functioneren de halssieraden van Annelies Planteijdt zowel in gedragen als niet-gedragen vorm. Haar sieraden vallen op die manier uiteen in twee gedaantes, een ontwikkeling die in de afgelopen tien jaar is versterkt. Met name vanaf 2001 worden de vormen steeds geometrischer. Haar colliers kregen nooit de ronde, soepele contour die kettingen over het algemeen kenmerkt.
De colliers die ze nu vervaardigt, lijken zich nog minder naar het lichaam van de drager te voegen. Draagbaarheid komt, zo geeft ze zelf toe, op de tweede plaats. De gedaante die de ketting heeft als ze voltooid voor haar op de werktafel ligt, is voor haar elementair. De andere gedaante is voor de drager. Zelf probeert ze de ketting aan het eind van het traject wel even uit, maar dan legt ze haar weer zorgvuldig in de statische, geometrische vorm. Dat het resultaat desondanks altijd draagbaar blijft, komt door Plan- | |
| |
teijdts jarenlange ervaring. Bij het maken houdt ze geen rekening met het lichaam of de kleding waarover haar kettingen gedragen worden, behalve in schaal en maatvoering. De liggende vorm is waar Planteijdt zich op concentreert. Die is als het ware de oorzaak en de gedragen toestand is het gevolg dat daaruit voortvloeit.
Annelies Planteijdt, Mooie stad - purperen groene kwartieren, halsketting, goud, tantalium, titaan, pigment, 2008, eerste fase, Foto J. Beining © A. Planteijdt - SABAM België 2011.
Planteijdts hang naar tweedimensionaliteit en het haast ontkennen van de meest basale eigenschap van het sieraad, het dragen, roept de vraag op waarom ze eigenlijk nog sieraden maakt. Waarom richt ze zich niet op het volledig autonome object: wandobjecten of wellicht sculpturen? Het is een weg die Planteijdt wel eens is ingeslagen, maar die ze nooit lang heeft gevolgd. In het begin van haar carrière maakte ze objecten van gekleurd papier: ring- en schaalvormen. Latere werken in die trant kenmerkten zich ook door schaalvergroting. Het waren nog kettingen, maar wel meterslange. De menselijke maat overschreed ze nochtans niet: wanneer je ze een aantal malen omsloeg, waren de kettingen zelfs nog te dragen. De schaal van het sieraad, die zo nauw samenhangt met het lichaam, past Planteijdt gewoonweg goed. Bovendien hebben sieraden vanwege de relatie met het lichaam ook een mobiel karakter.
De door Planteijdt uitgewerkte vorm verdwijnt bij het hanteren. Tijdens het dragen is het sieraad in een staat van flux. Bij het afdoen wordt het weer neergelegd en gefixeerd in een vaste vorm. In die zin manifesteren de sieraden zich volgens Planteijdt zowel in de tijd als de ruimte. Beide worden door een ketting weergegeven in de twee verschillende gestalten. Ruimte, de statische vorm, gaat daarbij over in tijd, de dynamische fase. Of, zoals Planteijdt zelf zegt: ‘Tijd is opgevouwen ruimte.’ De kettingen openen en sluiten zich als een bloem uit de knop. Dat is de poëtische waarheid die haar colliers vertolken.
| |
| |
De titels die Planteijdt aan haar werken geeft, verwijzen naar die op het eerste gezicht verborgen betekenis. Ze ontstaan na voltooiing van een ketting. Dan kijkt Planteijdt naar wat ze heeft gedaan, en zo ontstaat het verhaal. Bij de werken uit de jaren tachtig en begin jaren negentig waren de titels vrijwel zonder uitzondering beschrijvend. De vorm van de elementen waaruit een ketting was opgebouwd was bepalend. Titels dienden dan ook vooral om de werken van elkaar te onderscheiden, maar gaandeweg werden de titels poëtischer. Het werden subtiele verwijzingen naar een achterliggend verhaal. Met de introductie van de parelcolliers in 2000 kreeg een hele serie één hoofdtitel. Daarbinnen kregen de afzonderlijke stukken een eigen toevoeging, waarbij kleur bepalend was. De titels werden daarmee weer zakelijker, maar de poëtische toon verdween niet geheel. Het systeem van typeringen verwijst namelijk naar de opbouw van de ketting. Die hangt op zijn beurt weer nauw samen met de betekenis, het idee dat het sieraad wil uitdrukken.
Annelies Planteijdt, Mooie stad - purperen groene kwartieren, tweede fase, Foto J. Beining © A. Planteijdt - SABAM België 2011.
Zo laten de kettingen uit de series Mooie stad zich lezen als plattegronden. Lange kettingen met één oorsprong worden vervolgens als ‘jaren’ of ‘rivieren’ betiteld. De onderverdeling gaat verder met lanen, straten en pleinen. Kamers en kabinetten zijn de kleinste niveaus van deze classificatie. Werken die, als ze gedragen worden, één streng vormen, als het ware helemaal ‘in zichzelf vallen’, duidt ze aan als kwartieren. Die laatste aanduiding verwijst zowel naar een ruimtelijk gegeven als naar een tijdsmaat. Planteijdts opvatting van ruimte (de statische, liggende vorm) en tijd (de dynamische, gedragen toestand), waarvan de kettingen een concrete uitwerking zijn, vinden we dus ook in de titels terug.
| |
| |
Annelies Planteijdt, Mooie stad - grijze vleugels, veelkleurige figuur, halsketting, Tahitiaanse parels, tantalium, pigment, 2009, eerste fase, Foto J. Beining © A. Planteijdt - SABAM België 2011.
| |
Bouwstenen van een nieuwe werkelijkheid
Daarmee zijn we weer bij de essentie van Planteijdts werk beland; de stille en beweeglijke gestalte van haar kettingen en de verhouding daartussen. In het recentste werk speelt dit gegeven ook in inhoudelijke zin steeds sterker een rol. Het werk Mooie stad - grijze vleugels veelkleurige figuur uit 2009 is in dat opzicht heel illustratief. Alle halssieraden uit deze serie zijn opgebouwd rond de parelkettingen. Het binnendeel ontstaat in dialoog met het snoer, een visueel sterk element dat veel aandacht opeist. Het middendeel moet daar tegenwicht aan bieden. Het contrast tussen de geometrie van het middendeel en de amorfe, organische vorm van het parelsnoer wordt daartoe bewust ingezet. Vandaar ook dat het middendeel is opgebouwd uit kristalvormen: vijf- en zeshoeken.
In gedragen toestand zijn de ‘zijkanten’ van de ketting vanuit het midden naar buiten getrokken en valt alles ‘op één lijn’. De complexe structuur van de liggende toestand verdwijnt. Daarmee verbeeldt deze ketting een universeel principe. Grote structuren zijn opgebouwd uit kleine elementen die niet zichtbaar zijn in de uitwendige vorm. Het middendeel van dit collier verbeeldt de onzichtbare, onstoffelijke dimensie: de gedachten(wereld), de geest, de structuur. Het buitendeel is de stoffelijke wereld: het lichaam, de(schijn)gestalte van de fysieke realiteit.
Die twee dimensies komen ook tot uitdrukking in de wijze waarop Planteijdts halssieraden worden gebruikt. In de liggende staat wordt de ketting door de geest ervaren. Ze wordt bekeken en overdacht. Als het werk wordt gedragen, begeeft het zich in de fysieke wereld, de lichamelijke staat. De drager ziet het niet langer, maar voelt het wel, een veel directere en intieme omgang met het werk.
| |
| |
Als Annelies Planteijdt stelt dat ze zoekt naar ‘elementaire deeltjes’, dan dient die opmerking in het verlengde daarvan te worden gezien. Ze zoekt naar het kleinste onderdeel, de bouwstenen, om daarmee een eigen, nieuwe werkelijkheid te creëren. Zo benadert ze de schakel, de ketting, het goud en de parels. Het verklaart ook waarom ze nog altijd die ‘eeuwige’ stripjes maakt. Dat zijn haar bakstenen, waarmee eindeloze variaties mogelijk zijn. De manier waarop haar kettingen op verschillende niveaus functioneren, is op zichzelf al bijzonder. De consequente en inventieve wijze waarop ze haar artistieke drijfveren tot uitdrukking brengt en verder ontwikkelt, maakt haar oeuvre voorts tot één van de intellectueel meest uitdagende binnen de hedendaagse Nederlandse sieraadvormgeving. Ten slotte geeft de specifieke klemtoon die ze middels de structuur en titels op de inhoudelijke kant van haar halssieraden legt, haar werk een meditatieve kwaliteit. Annelies Planteijdts colliers, waarin de ongedragen vorm zo'n belangrijke rol speelt, zijn niet zozeer sieraden voor het lichaam maar vooral voor de geest.
Citaten en aanhalingen zijn afkomstig uit een interview met de kunstenaar op 12 april 2010.
Websites
|
www.marzee.nl |
www.galerie-ra.nl |
www.villadebondt.be |
|
|