Ons Erfdeel. Jaargang 54
(2011)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
Personages op zoek naar een auteur
| |
[pagina 93]
| |
lieven van den abeele Leslie François werd geboren op 31 juli 1966 in Beiroet (Libanon), exact tachtig jaar na de dood van Franz Liszt, die in Bayreuth (Duitsland) overleed. Als zelfverklaarde reïncarnatie van de romantische componist ontpopte deze melomane megalomaan zich tot een excentrieke Liszt-imitator. Hij bestudeerde de dramatische lichaamstaal van pianovirtuozen uit de negentiende eeuw in het algemeen en de expressieve bewegingen van Liszt in het bijzonder. Voor zijn optredens liet hij zich inspireren door een karikatuur van de meester, waarbij zijn fladderende handen, die zich over het klavier ongestadig heen en weer bewogen, vervangen zijn door een klapperende nachtegaal en een flapperende leeuwerik. Leslie François treedt op met vogelhandschoenenGa naar eind1, waarmee hij het overdreven spel van Liszt genadeloos imiteert. Te gelegener tijd kruipt Koen Broucke zelf in de huid van zijn personage en speelt hij met brio een imitatie van de imitatorGa naar eind2. | |
Artistieke schizofrenieVoor een tentoonstelling in het Huis Hellemans in Edegem, verzon Koen Broucke het levensverhaal van Achille Kerkhaven, aannemer van Mariagrotten. Het leven van deze vijftiger past perfect in één doos. Naast de briefwisseling met onder andere zijn moeder, bevat ze ook ontwerpschetsen voor en schilderijtjes van zijn grotten, waarmee hij het anachronistische familiebedrijf tracht te redden. Het zijn mijmeringen van een kunstenaar over de zin van zijn bedrijf of zijn bedrijvigheid, over de drang van de kunstenaar en de verwachtingen van het publiek, die helaas niet altijd synchroon lopen. Er zijn denkbeeldige ziekten, maar ook denkbeeldige patiënten. Voor het Gentse Guislain Museum, dat bij een psychiatrische instelling hoort en zich vooral interesseert | |
[pagina 94]
| |
voor de kunst van outsidersGa naar eind3, maakte Koen Broucke in 2006 Het kabinet van dokter Hahneman, een tentoonstelling over gefingeerde patiënten van de al even verzonnen psychiater Hahneman, die zich specialiseerde in het behandelen van psychotische kunstenaars. Hier speelt onze kunstenaar voor dokter. In de gedaante van Geert Hahneman behandelt hij kunstenaars, beschrijft hij hun ziektebeeld en verzamelt hij hun werken. Hij herinnert ons aan de tijd dat dokters en kunstenaars dezelfde belangstelling deelden voor het menselijke lichaam. Kunstenaars deden aan dissectie en geneesheren maakten gedetailleerde anatomische tekeningen. Koen Broucke, Our Travelling Circus Life, acryl op papier, 18,2 × 25,8 cm, 2005.
Maar hier gaat het om de geest, de psyche van de kunstenaar. Pathologische verschijnselen worden in verband gebracht met artistieke creaties. Zo lijdt Monique Gedeckt aan ‘antisociale persoonlijkheidsstoornissen’. In haar reconstructies van hedendaagse kunstmusea krijgen bezoekers projectielen om de werken mee te bestoken. Fausto Bustier heeft last van trichotillomanie (een stoornis in de impulsbeheersing), onychotillomanie (nagelbijten), titillomanie (zelfbeschadiging) en automutilisme (zelfverminking). In van een datum voorziene luciferdoosjes verzamelt hij onder andere zijn afgeknipte nagels, haren, neuskeutels, urine, fecaliën, zweet, schilfertjes, korstjes en sperma. Onder Hahnemans patiënten vinden we geen Koen Broucke. Nochtans wijzen de talrijke ontdubbelingen van zijn persoonlijkheid en de | |
[pagina 95]
| |
obsessieve manier waarop ze gecultiveerd worden, duidelijk in de richting van artistieke schizofrenie. Anoniem, L'alouette et le rosignol (karikatuur van Franz Liszt).
Brouckes belangstelling voor psychologie bracht hem al vroeger tot de reeks Menskunde (1995-1998), waarbij hij aan de hand van een serie portretten in aquarel een typologie van de mens ontwikkelde. Wat hem hierbij bijzonder boeide, was de relatie tussen de ‘buitenkant’ en de ‘binnenkant’, tussen de façade en het innerlijke gevoelsleven. Uit tijdschriften koos hij foto's van anonieme personen, die hij in zijn werk een nieuwe identiteit gaf door bij hun portret fictieve biografische aantekeningen te maken. Zo zette hij vraagtekens bij de zin en de betekenis van de beelden. Met zijn gemanipuleerde interpretatie stelde hij de vraag naar hun waarheidsgehalte. Werken uit deze reeks bevinden zich onder andere in het MuHKA (Antwerpen) en in Het Domein (Sittard), maar ook in de verzamelingen van het Vlaams ministerie van Onderwijs en het Vlaams Parlement. De werken in het Vlaams Parlement noemt Koen Broucke ‘blijvende herinneringen voor de parlementsleden aan wie ze vertegenwoordigen’. Toch zijn ze niet representatief voor de Vlaamse bevolking. Op elk portret staat een met de hand geschreven tekst, waarmee de geportretteerde in één zin beschreven wordt. Hieruit leren we dat het vermoedelijk om kunstenaars gaat. Een oudere man met bril en een fijne snor is waarschijnlijk een muzikant. ‘Optredens waren er in die | |
[pagina 96]
| |
eerste jaren niet zoveel’, staat erbij, ‘en meestal betrof het begrafenissen van collega's’. Een niet meer zo jonge vrouw van wie gezegd wordt ‘dat zij zich angstvallig in anonimiteit bleef hullen, wekte irritatie bij critici’, is vermoedelijk een schrijfster. | |
Moord in het atelierIn Luigi Pirandello's toneelstuk Zes personages op zoek naar een auteur zoeken de personages een auteur om hun een identiteit te geven. Ook bij Koen Broucke lopen schijn en werkelijkheid naadloos door elkaar. Zijn verzonnen of gedroomde verhalen hangen aan elkaar met hele en halve leugens, ironische pastiches en karikaturale voorbeelden. Maar soms overtreft de werkelijkheid alle verbeelding. Dit zijn momenten die Koen Broucke perfect weet te herkennen en koestert als een ruwe diamant. In een recent project interesseert hij zich voor een bestaande kunstenaar: Jan Cockx, die vijfendertig jaar geleden op merkwaardige wijze om het leven kwam in Boechout (provincie Antwerpen), het dorp waar Koen Brouckes atelier zich bevindt. In de periode tussen de twee wereldoorlogen maakte Jan Cockx - niet te verwarren met zijn homoniem, de Antwerpse schilder en medeoprichter van de Jeune Peinture Belge Jan Cox (1919-1980) - carrière als schilder en als keramist. Zijn vroege werk, dat gekenmerkt wordt door grote formaten, exuberante kleuren en een vibrerende toets, werd beïnvloed door het postimpressionisme van Gauguin en het fauvisme van Matisse. In de jaren twintig evolueerde Cockx naar een kubistische abstractie. Hij bewoog zich in de Antwerpse avant-garde van het tijdschrift Ça ira, was betrokken bij de kunstenaarsverenigingen Moderne Kunst en Doe Stil Voort, en frequenteerde er kunstenaars als Floris en Oscar Jespers, Paul Joostens, Paul van Ostaijen, Leo Engels, Jozef Peeters, Edmond Van Dooren, Jos Leonard, Michel Seuphor en Victor Servranckx. Tijdens de oorlog was hij lid van de Organisation Todt, een door het Duitse ministerie voor Bewapening en Munitie opgerichte bouwmaatschappij die onder andere wegen, bunkers en de Atlantikwall bouwde, wat hem in kunstkringen erg kwalijk werd genomen. Door zijn artistieke vrienden verstoten vestigde Cockx zich na de oorlog in Boechout, waar niemand zijn oorlogsverleden kende. Hij schilderde er veelvuldig de zee, al dan niet met idyllische baadsters, havengezichten en naturalistische stillevens. Naast monumentale muurschilderingen maakte hij ook illustratieve grafiek, lino's en houtsneden en ontwierp hij tapijten en meubels. In augustus 1976 vond een buurjongen het levenloze lichaam van de kunstenaar in zijn atelier, zittend aan zijn tafel met een kunstboek in de hand. Op de grond een enorme plas bloed en acht kogelhulzen. Met diverse schoten in zijn gelaat was Cockx twee dagen eerder om het leven gebracht. De moordenaar werd nooit gevonden en over het motief doen in Boechout nog steeds de wildste verhalen de ronde. Was dit een wraakactie? Had dit te maken met Cockx' oorlogsverleden of ging het eerder om een vrouwenkwestie? | |
[pagina 97]
| |
Achille Kerkhaven (Koen Broucke), schetsen, 2009.
Oscar Mozart (Koen Broucke), schetsboek W&N, 2005.
| |
[pagina 98]
| |
Na zijn dood raakte Jan Cockx in de vergetelheid, ook al hangt of staat er nog veel werk van hem in Boechoutse woningen. De gemeente Boechout heeft zijn naam verbonden aan een driejaarlijkse prijs voor jonge schilderkunst, waaraan in de loop der jaren enkele belangrijke Vlaamse kunstenaars deelnamen. Luc Tuymans was een van de deelnemers en Sam Dillemans heeft hem zelfs gewonnen. Of Oscar Mozart ooit heeft deelgenomen, is niet bekend. Vorig jaar schreef Koen Broucke een boek over Jan Cockx en organiseerde hij in Boechout ook zijn eerste retrospectieve tentoonstelling. In zijn boek en in zijn lezingen formuleert Broucke een tiental motieven voor de moord en gaat hij dieper in op de mysteries uit het leven van de kunstenaar.Ga naar eind4 | |
Het mysterie van het kunstenaarschapKoen Broucke creëert geen afzonderlijke werken, maar ensembles. Zijn werken maken deel uit van een tentoonstelling, een environment, een voorstelling, een lezing of een optreden. Het gaat hem in de eerste plaats om het personage, zijn geschiedenis, zijn verhaal. Brouckes schilderijen hebben een dienende functie. Daardoor zijn hun picturale kwaliteiten niet onmiddellijk zichtbaar. Ze worden ondergesneeuwd door het verhaal. En dat is jammer, want Koen Broucke is een begenadigd schilder. In Breda toonde hij Het levensverhaal van de in de tweede wereldoorlog ondergedoken schilder M., die zo onfortuinlijk aan zijn einde kwam, met een kogel van een Amerikaanse bevrijder in zijn hart. Een Nederlandse recensent wist te melden dat we nooit te weten zullen komen wie deze mysterieuze schilder was, maar ‘wat we wel weten is, dat hij prachtig kon schilderen’. Getuige hiervan: zes nachtschilderijen van de Hofvijver in Den Haag. Het bewijs van zijn talent is van de hand van Koen Broucke. Alles bij elkaar zijn Brouckes verzonnen verhalen metaforen voor het kunstenaarschap. Broucke is geïnteresseerd in de praktijk van het scheppingsproces maar ook in de mythe van het kunstenaarschap. In de fictieve biografie van de kunstenaar zoekt hij naar zijn eigen motivatie, in de verzonnen ontstaansgeschiedenis van het werk naar zijn eigen drijfveren. Ook het verhaal van Jan Cockx gaat over het kunstenaarschap, de passie en de roeping, de onrust en de onzekerheid, het succes of het uitblijven ervan, het wegzinken in vergetelheid en het dramatische einde. Bij een bombardement werd het atelier van Jan Cockx volledig verwoest, waardoor heel wat werken verdwenen. Verschillende werken waar alleen zwart-witdocumenten van bestaan, werden door Broucke in kleur nageschilderd. Naast de moord werd zo ook een deel van Cockx' oeuvre gereconstrueerd. Koen Broucke ziet dit echter niet als een reconstructie, maar als een antwoord op de vraag die moet leiden tot het oplossen van het mysterie. Dan heeft hij het niet alleen over het mysterie van de moord, maar ook en vooral over het mysterie van het kunstenaarschap. | |
[pagina 99]
| |
Het werk van Koen Broucke doet denken aan de poëzie van de Portugese dichter Fernando Pessoa, die door de Nederlandse dichter J. Bernlef (o 1937) ‘echt een mythomaan’ wordt genoemd. ‘En hij sprak de waarheid. Met vier tongen tegelijk’. Pessoa schreef zowel gedichten onder zijn eigen naam als in de persoon van anderen. Hij noemde hen geen pseudoniemen maar heteroniemen. ‘Een pseudoniem werk is van de auteur in zijn eigen persoon, behalve in de naam waarmee hij ondertekent; een heteroniem werk is van de auteur buiten zijn eigen persoon, is van een compleet, door hem gefabriceerd individu, zoals het geval zou zijn met de woorden van elk willekeurig personage in elk willekeurig door hem geschreven toneelstuk (...) deze individuen moeten worden beschouwd als verschillend van de individu van hun auteur. Elk van hen vormt een soort drama; en allen te zamen vormen ze weer een ander drama’Ga naar eind5, dat van de kunstenaar. www.koenbroucke.be |
|