| |
| |
| |
‘Zal ik de laptop openklappen?’
Schrijversresidenties in de Lage Landen
In de boekenbijlage van de Britse krant The Guardian (en enige tijd ook in NRC Handelsblad) staat een rubriek die tegemoet komt aan ons literaire voyeurisme. In Writer's Rooms of Zie de schrijvers werken gunt een schrijver ons telkens een royale blik op zijn werkkamer. Bescheiden of megalomaan, kraaknet of morsig, spacieuze lofts of een bezemhok: dat je schrijverstempels in alle maten en formaten hebt, verbaast niet meteen. Wat het meest opvalt in de begeleidende gesprekjes, is hoeveel rek er zit op de schrijfgewoonten. Schrijver A heeft genoeg aan een hoekje van de keukentafel en kan zelfs tussen het gekrijs van zijn kroost zijn literaire meesterwerken in spe uit de mouw schudden. Auteur X moet urenlang ijsberen voor hij één acceptabele zin op papier krijgt. Weer anderen schrijven liefst buitenshuis: op café of in een speciaal gehuurde bureauruimte, die hen isoleert van hun vertrouwde omgeving. Het zijn plaatsen waar ze een vluchtheuvel vinden, want af en toe raakt het schrijfproces muurvast en is verandering van lucht een kwestie van literair overleven.
Is het deze laatste categorie auteurs die het meest baat heeft bij het concept van ‘writer-in-residence’? Het staat buiten kijf dat het gastschrijverschap de laatste jaren internationaal steeds meer armslag heeft gekregen. Overgewaaid uit de Verenigde Staten, waar vooral universiteiten gastauteurs als docent aantrokken in ruil voor een rustige en stimulerende werkomgeving, zijn er tegenwoordig schrijversresidenties over de hele wereld, vaak flink gesubsidieerd door bijvoorbeeld organisaties als de Arts Council in Groot-Brittannië. Ook tal van Nederlandse en Vlaamse auteurs en vertalers zwermen uit naar deze schrijfcapsules, die vaak op bijzonder fraaie locaties zijn ondergebracht. Het is vooral ook in het kader van uitwisselingsprogramma's dat auteurs
| |
| |
dirk Leyman
werd geboren in 1965. Studeerde politicologie en literatuur- en theaterwetenschappen aan de Universiteit Gent en is redacteur van het dagblad De Morgen. Recenseert Nederlandse en Franse literatuur voor die krant. Is samensteller van de literaire stedenboeken Gent, de dubbelzinnige (2000) en Nice, muze van azuur (2004). Houdt literair nieuws bij op zijn blog De papieren man (papierenman.blogspot.com).
Adres: Neptunusstraat 21, B-2600 Berchem
door letterenfondsen of literaire organisaties uitgestuurd worden naar verre oorden om daar aan hun gedichten, romans, essays of aanverwante te schaven. Zo verblijven en verbleven Vlaamse auteurs via dergelijke projecten in Montréal, Dubrovnik, Ventspils (nabij Talinn) of dichter bij huis in de residentie aan het Spui in Amsterdam en in de Villa Marguérite Yourcenar op de Mont Noir in Noord-Frankrijk. Deze programma's en bezoeken hebben evenzeer een promotionele component: het is de bedoeling dat de auteurs daarbij ook hun eigen literatuur uitventen, als levende vertegenwoordiger.
Het valt op hoe ook Vlaanderen en Nederland de laatste vijfjaar op hun beurt internationale auteurs van renommee naar Vlaanderen en Nederland hebben weten te lokken in het kader van residenties. Het concept ‘schrijversresidenties’ heeft zich in de Lage Landen sterk geprofessionaliseerd en is een belangrijke poot van het letterenbeleid geworden, zeker ook omdat de Nederlandse en Vlaamse Letterenfondsen er mede hun schouders onder hebben gezet. En even vaak merk je dat de effecten van zo'n schrijfverblijf de oorspronkelijke bedoeling ver overstijgen.
In Vlaanderen was het aanvankelijk de PEN-club, de vereniging voor bedreigde auteurs, die het voortouw nam inzake de uitbouw van een schrijversresidentie. Zij riep in 2002 met steun van de Stad Antwerpen, de Antwerpse universiteit en de Provincie een Schrijversflat aan het Antwerpse Zuid in het leven, waar vooral auteurs uit landen waar grote politieke of sociale onrust woedde, een tijdlang in de luwte aan hun oeuvre konden werken. De eerste gast in november 2002 was de Frans-Marokkaanse auteur Tahar Ben Jelloun en sindsdien is de flat gefrequenteerd door een plejade aan schrijvers, onder wie nogal wat derdewereldauteurs. Zo verbleven in 2008 de Colombiaan
| |
| |
James Canon, de Mexicaan Miguel Angel Munoz en de Kroaat Igor Stiks in de flat. Meestal gaat het om periodes van een week tot een maand, die ook verlengd kunnen worden. Deze PEN-residentie zoekt niet altijd de publieke aandacht, maar duidelijk is dat de flat intussen aan een noodzaak beantwoordt.
Ook de Brusselse literaire vereniging Het beschrijf zinspeelde vanaf haar ontstaan in 1998 op een grootscheeps project voor schrijversresidenties, dat aansluiting zou vinden bij haar plannen voor een internationaal literatuurhuis. Logisch, want ‘uitwisseling tussen talen, literaturen en culturen’ is van meet af aan een adagium van Het beschrijf gebleven. Toen in 2004 het literatuurhuis Passa Porta in de Dansaertstraat in het leven werd geroepen, was daar ook een residentieappartement voor buitenlandse auteurs gepland. En kort voordien had Het beschrijf een aanbod gekregen van Alexandra Cool, een dame die haar woning en domein in Vollezele (in het Pajottenland) beschikbaar wilde stellen voor gastschrijvers.
Het beschrijf ging gretig op het genereuze voorstel in en kon steun loswrikken van de administratie cultuur van de Vlaamse Gemeenschap om Villa Hellebosch en zijn groene omgeving in te passen in een Europees netwerk van residentiehuizen voor auteurs. Daarmee had Het beschrijf in één klap twee schrijversresidenties ter beschikking. Daardoor kregen sinds 2004 zowat zestig auteurs uit alle windstreken de keuze tussen het stadsritme van Brussel of de plattelandsstilte van Vollezele, in ‘een verborgen vestzak van de wereld’.
In het eind 2008 verschenen cahier Aankomen in Brussel blikt Het beschrijf met veel zwier terug op die buitenlandse visites. De auteurs zelf werden in de loop der jaren aangezocht om een reflectie te schrijven over hun periode in België en die schriftelijke sporen zijn in het ook fraai vormgegeven cahier gebundeld. Het valt op hoeveel grote namen de residentie hebben bevolkt, variërend van Richard Powers, Alan Hollinghurst, Alan Pauls, Olivier Rolin, Todd Wodicka tot Tommy Wieringa. Ook het aantal nationaliteiten is aanzienlijk, met auteurs uit onder meer Duitsland, Estland, Canada, Turkije, Rusland, Oostenrijk, Finland, Polen, Denemarken, Frankrijk, Nederland, Litouwen, Italië, Portugal, Mexico en de Verenigde Staten. De keuze van de auteurs gebeurt trouwens meestal in samenspraak met buitenlandse partners en culturele instituten, al kunnen schrijvers ook spontaan hun kandidatuur stellen. Uitgevers, vertalers en andere literaire partners mogen suggesties doen. Het beschrijf streeft er tevens naar steeds een auteur te selecteren uit het land dat voorzitter is van de Europese Commissie.
De getuigenissen in Aankomen in Brussel zijn verrassend uiteenlopend omdat elke auteur ook met een andere ambitie in de residenties lijkt aan te meren. ‘Als hij aan een boek werkt, leeft een auteur in een grillige innerlijke wereld, een spiegelpaleis. Het dagelijkse leven kabbelt intussen rustig voort’, schrijft de Amerikaan Todd Wodicka. Vaak komt een auteur in Brussel aan op een cruciaal moment van het creatieproces of
| |
| |
Antjie Krog in de PEN-schrijversflat in Antwerpen, Foto Paul Goris
om een geblokkeerde schrijfzenuw los te wrikken. Even vaak keren de auteurs terug naar huis met veel meer materiaal dan ze hadden durven te hopen, zo noteert Het beschrijf-directeur Sigrid Bousset in de inleiding van Aankomen in Brussel. Ook de tweeslachtigheid van het enerverende Brussel werpt veel vruchten af: ‘België als fascinatie, als decor, ja, zelfs als tweede thuis’, het blijkt geen fantoom. ‘Er zullen in de toekomst wel wat boeken op de Europese markt verschijnen met Brussel, Vlaanderen, België als decor, als aandachtspunt, zelfs als tweede thuis.’ Sommige auteurs zijn extreem vatbaar voor de surrealistische sfeer in Brussel, zoals Alan Hollinghurst en zeker ook de Turk Nadim Gürsel: ‘Nu, hier in café Le Mort Subite krijg ik het gevoel dat niet de bureaucraten van de Europese Unie, maar de zielen van gedoemde dichters door Brusselse straten dolen.’ Talloos zijn diegenen die de buik van Brussel verkennen en verbaasd naar België en zijn fratsen staan te kijken, zoals Patrick French: ‘Op een van mijn Brusselse avondwandelingen werd ik aangeklampt door drie dikke dames met gebloemde tulbanden en wervelende kaftans. “Nous cherchons... de baby... qui pisse”, zei een van hen in gebroken Frans. Daarop deed ze het plassende jongetje op nogal indrukwekkende manier na.’
‘Soms is de keuze voor een verblijf in Vlaanderen zeer bewust, en houdt het verblijf verband met research (politiek, cultureel, geschiedenis...) in onze regio’. Dat was
| |
| |
De ‘Villa Hellebosch’ in Vollezele, de schrijversresidentie van Passa Porta op het platteland, Foto Patrick De Spiegelaere
bijvoorbeeld het geval bij de Oostenrijkse Lydia Mischkulnig, die het spoor van Jean Améry volgde, en Sylvie Durbec, die werkzaamheden verrichtte omtrent W.G. Sebald in België. Hilarisch is ook hoe de auteurs - soms net als in hun eigen werkkamer - uitvluchten verzinnen en door de stad of het platteland van Vollezele struinen - om toch maar niet aan het werk te hoeven gaan. Of er is het heimwee van de Kroatische Ivana Sajko, die niets anders kan dan voortdurend aan haar verre geliefde denken en daar gelukkig wel een gedicht uit puurt. Kortom: schrijversresidenties werken inspirerend en creatiebevorderend, maar de neveneffecten nemen soms ongerijmde, licht komische vormen aan.
Er is overigens nog een minder bekende component van de Passa Portaresidentie, die dan weer aansluit bij het initiatief van de PEN. Het beschrijf is namelijk ook lid van het internationale netwerk International Cities of Refuge Network (ICORN). Dit netwerk brengt, aldus Het beschrijf, ‘steden (of organisaties die in steden operationeel zijn) samen die werk willen maken van een grotere vrijheid van uitdrukking.’ In dat programma vangen ze een vervolgde schrijver op voor een langere periode, van minimaal 1 tot maximaal 2 jaar. Zo werd de Serviër Dejan Anastasijevic de eerste ICORN-schrijver die in Brussel te gast is.
| |
| |
Schrijversflat van Passa Porta in Brussel, Foto Patrick Marchal
Ook Nederland heeft met het Anne Frank Huis trouwens een onderkomen voor buitenlandse schrijvers die in eigen land belaagd worden. Het gaat om het heringerichte, voormalige woonhuis van Anne Frank aan het Merwedeplein, waar de familie Frank van 1933 tot juli 1942 woonde. Hier is de Stichting Amsterdam Vluchtstad gastheer: zij nodigt jaarlijks een ‘vluchtschrijver’ uit die hier geruime tijd kan komen wonen en werken. Amsterdam sloot zich in 1997 aan bij het internationale netwerk van Vluchtsteden, een initiatief van Salman Rushdie.
Het verwondert niet dat in Nederland schrijvers meer residenties ter beschikking hebben dan in Vlaanderen - al is daar toch ook vooral de laatste jaren beweging in gekomen. De letterenfondsen, met name het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds en het Fonds voor de Letteren, zijn hierbij wederom de grootste pleitbezorgers en stimulanten.
Het Nederlandse residentieproject met de langste adem én geschiedenis heeft evenwel academische wortels. In het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS) in Wassenaar kan een auteur in een academische omgeving liefst vijf maanden aan het werk, met steun van het Fonds voor de Letteren. Zowel Nederlandse als buitenlandse auteurs vonden hier al een langduriger onderkomen, onder wie Rudy Kousbroek, Max Pam, Thomas Rosenboom, Helga
| |
| |
Woonkamer van het Schrijvershuis aan het Spui in Amsterdam, Foto Fleur van Koppen, Fonds voor de Letteren, Amsterdam
Adriaan Roland Holsthuis, Bergen, Foto Julia Priesman, Fonds voor de Letteren, Amsterdam
Het NIAS in Wassenaar, Foto copyright NIAS
| |
| |
Ruebsamen, Jachym Topol, Dubravka Ugresic en Eben Venter. Ook literaire vertalers kunnen er sinds kort jaarlijks voor langere tijd terecht. David Mitchell, auteur van Cloud Atlas, was zeer te spreken over zijn verblijf, ‘vol sensaties en ervaringen’, zoals de ‘strong-boned, blond, Dutch physiognomies; the rippling-outwards arrangements of cobble-stones found only in the Low Countries, as far as I know; raw herring with onions.’ Mitchell werkte in Wassenaar onder meer aan een historische roman over de Nederlandse handelspost Deshima in het Japanse Nagasaki.
Eveneens een gewilde schrijversplek is het Adriaan Roland Holsthuis, het voormalige woonhuis van de dichter Adriaan Roland Holst in Bergen (Noord-Holland). Het in mei 2002 geopende huis is in samenspraak tussen de Stichting Adriaan Roland Holst Fonds en het Bert Schierbeekfonds beschikbaar voor auteurs. Schrijvers, dichters en literair vertalers kunnen de villa huren tegen een gesubsidieerde huurprijs. En de illustere omgeving verleidde de fine fleur van de Nederlandse letteren, van pakweg Adriaan van Dis tot Gerrit Kouwenaar, al tot een verblijf. Deze laatste kon toen om de hoek zijn broer bezoeken. Hoe bizar het soms is om in zo'n voormalig schrijvershuis zelf aan een oeuvre te werken, verwoordde de dichteres Ilse Starkenburg. Ze verwees met de titel van haar vierde dichtbundel, Gekraakt klooster, expliciet naar het Roland Holsthuis: ‘Klooster, omdat je er in stilte tot diepere inzichten komt. En ik ben hier toch een beetje een kraakster, een insluiper’, zo schreef ze in Trouw op 29 januari 2009. Ook het Roland Holsthuis is tuk op een schriftelijke weerslag van de ervaringen in het huis. Daarom zetten zij de Bergen-reeks op, ‘een reeks fraai vormgegeven publicaties die in ruime zin het huis, de omgeving of de bewoners van vroeger en nu tot thema hebben.’
Het had flink wat voeten in de aarde, maar in 2006 kreeg ook Amsterdam zijn ambitieus writer-in-residenceproject, met twee locaties. Het Fonds voor de Letteren en het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (NLPVF) waren alweer de voortrekkers en het project werd uitdrukkelijk in het teken gesteld van uitwisseling en Europese openheid. Henk Pröpper, directeur van het NLPVF, benadrukte dat hij ‘buitenlandse stemmen wil horen in al die debatten over de Nederlandse samenleving. De Nederlandse overheid roept al heel lang dat men wil internationaliseren, maar in de praktijk komt daar weinig van terecht. Wij geven nu een voorzet.’ Het Schrijvershuis kreeg een plaats pal in het Amsterdamse boekenhart op het Spui, waar boekhandels, literaire cafés, universiteiten en uitgeverijen elkaar bijna omhelzen, naast een appartement op de Geldersekade. Daarbij werd weinig aan het toeval overgelaten: het schrijvershuis werd zelfs ingericht met Dutch Design en met een boekenplank, aangevuld door de buren van Athenaeum Boekhandel. Wat David Van Reybrouck, een van de eerste gasten op het Spui, ironisch liet vrezen of de luxe en de uitgekiende locatie van het appartement hem niet van het werk zouden houden: ‘De flat is zo mooi en zo smaakvol ingericht dat ik geen zin heb om mijn laptop nog maar open te klappen. Als ik moet
| |
| |
Het Vertalershuis in het Cultureel Centrum Elzenveld, Antwerpen, Foto Vlaams Fonds voor de Letteren
kiezen tussen negen ramen die uitkijken op het Spui of de korte blinde muur waar de werktafel staat, dan weet ik het wel. Beneden lonken de terrassen, de beste boekhandel van het Nederlandse taalgebied en de beste krantenwinkel die ik ooit betrad. Nee, zo'n plek voor drie maanden aan een auteur uit een allengs Nederland-vijandige regio schenken, kan alleen maar tot het besluit leiden: Nederland is beslist op drift en helemaal doorgeslagen.’
Op korte tijd werd het Amsterdamse Schrijvershuis een aantrekkingspool voor auteurs. Intussen leefden en werkten onder meer Etienne van Heerden, Saskia De Coster, Pierre Assouline en Marlene van Niekerk er voor een langere poos.
Zoveel is zeker: een schrijver die even de beslotenheid of zelfs de verstikking van de eigen werkkamer wil ontvluchten, heeft er de laatste jaren dus ettelijke comfortabele mogelijkheden bij gekregen in de Lage Landen. Hetzelfde geldt voor vertalers, die met het nieuwe Vertalershuis in Antwerpen (dat de plaats inneemt van het Vertalershuis in Leuven) van diezelfde gunstige wind profiteren. De gasten krijgen voor een verblijf van minimaal twee weken en maximaal twee maanden twee duplexkamers ter beschikking in het culturele congrescentrum 't Elzenveld. De schrijversresidenties zijn niet meer weg te denken uit het Vlaamse literaire leven. Voor Het beschrijf zijn ze intussen een van de paradepaardjes van hun activiteiten. Omdat de schrijvers tijdens
| |
| |
hun verblijf ook vaak ingeschakeld worden in de literaire programma's van Passa Porta, is de kruisbestuiving compleet.
Dat de Nederlandse en internationale literatuur op termijn vruchten plukt van deze ontwikkeling, is evident. Meer zelfs, die zijn er al: je kunt de sporen van Nadim Gürsels Brusselse passage traceren in De ville en ville, maar dat kan ook in het werk van onder meer Chantal Maillard, Sylvie Durbec en Richard Powers. Voor kleine taalgebieden als de Nederlandse zijn die uitwisselingen - ook van Nederlandse en Vlaamse auteurs - van niet te onderschatten belang als uithangbord voor een cultuur en dragen ze bij tot een literair community-gevoel. De residenties bieden immers ook veel ruimte tot ontmoetingen met andere auteurs. Toch valt het op dat sommige verblijven wel erg kort van duur zijn. Is het zinvol om te investeren in langere verblijven, vraag je je wel eens af, of is het vooral de bedoeling om zoveel mogelijk auteurs de kans te bieden?
Er zit nog een adder onder het gras, zo blijkt uit talloze getuigenissen. Kennelijk is een schrijver op ‘reis’ een nog sneller uit balans te brengen wezen, die zijn concentratie vaak moet bevechten op een waaier aan verleidingen: het café, de stad, de liefde, de eenzaamheid of de deelname aan talloze literaire activiteiten of zelfs de luxe, zoals we bij David Van Reybrouck zagen. De Spartaanse schrijfkamer is veraf. En zo wordt het eeuwige spanningsveld tussen isolement of een open, gulzige blik op de wereld ook in de schrijversresidentie geïmporteerd.
dirk leyman
| |
Literatuur
Sigrid Bousset, Piet Joostens, Aagje van Cauwelaert, Aankomen in Brussel. Schrijvers op bezoek, |
Cahier Het beschrijf, Vrijdag, Antwerpen, 2008, 191 p. |
Sigrid Bousset, ‘Schrijversresidenties in Vlaanderen’, in: Vlaanderen, nr. 316 (juni 2007). |
David Van Reybrouck, Taverne du Passage, tekst uitgesproken in De Brakke Grond, Amsterdam, |
20 september 2006. |
Zie ook www.writerinresidence.nl en www.residentiesinvlaanderen.be. |
|
|