twijfel gerekend moet worden, is de Italiaan Carlo Manzoni (1909-1975), van wie in het Nederlands niets of vrijwel niets vertaald is, terwijl zijn werk bijvoorbeeld wel volop in het Duits verkrijgbaar is (geweest). Bij Manzoni is het vooral zijn personage ‘signor Veneranda’ die de wetten van de logica voortdurend tart, zoals in het verhaal De Rossinistraat (hieronder net als het fragment van Nossack opgenomen in een niet-gepubliceerde toneelbewerking, waarin signor Veneranda aangeduid wordt als ‘meneer De Vries’): (Meneer De Vries heeft het vensterraam op de eerste verdieping openstaan en kijkt naar buiten. Er komt een man voorbijgelopen.)
Meneer De Vries: Hé. (De voorbijganger staat stil en kijkt omhoog.)
Man: Wat wilt u?
Meneer De Vries: Ik weet waar de Rossinistraat is. U gaat altijd maar rechtdoor tot aan een laan, dan naar rechts en de derde dwarsstraat is dan de Rossinistraat.
Man: (verbaasd) Dat kan zijn, maar ik wil helemaal niet naar de Rossinistraat.
Meneer De Vries: Dat doet er niet toe, ook als u niet naar de Rossinistraat gaat, dan is de Rossinistraat toch waar hij is. Het is helemaal niet gezegd dat, omdat u niet naar de Rossinistraat wilt, de Rossinistraat ergens anders is.
Man: Dat begrijp ik, maar sorry, wat heb ik daarmee te maken?
Meneer De Vries: Niets.
Man: Maar waarom hebt u dan naar mij geroepen?
Meneer De Vries: Ik kon toch niet weten dat u niet naar de Rossinistraat wilde. Dat is werkelijk niet aan u te zien.
Man: Maar zelfs al zou ik naar de Rossinistraat willen, wat gaat u dat eigenlijk aan?
Meneer De Vries: Niets, helemaal niets. Het was pure beleefdheid van mij.
Bevalt u dat niet als ik tegen voorbijgangers vriendelijk ben?
Man: (bijna schreeuwend) Maar ik weet zelf wel waar de Rossinistraat is.
Ik weet het heel precies, hebt u dat begrepen?
Meneer De Vries: (ook bijna schreeuwend) Ja, maar als u het al weet, waarom legt u dan beslag op mijn tijd en laat u mij hier half bevriezen in het openstaande venster? (doet het vensterraam dicht)
Een prachtig stukje tekst, en zeker ook logicaliteratuur, maar wel een niemendalletje. Manzoni heeft er ook nooit blijk van gegeven met zijn literatuur op zoek te zijn geweest naar het meervoud van stoelen. Of ook Lewis Carroll (1832-1898) in de luchtige hoek van de logicaliteratuur geplaatst moet worden, is ongewis. Carroll is vooral fameus geworden door zijn boek Alice in Wonderland, waarin Alice op een zeker moment tegen de koning zegt: ‘Ik zie niemand daar op de weg’, waarop de koning reageert met de woorden: ‘Had ik maar zulke ogen. Dat je niemand kan zien en op zo'n afstand.’