| |
| |
| |
De eer van Salaam
Diversiteit in Vlaanderen
Zaalvoetbalploeg Salaam A uit Mechelen maakt zich op voor een competitiewedstrijd in de tweede nationale divisie. Het is vrijdagavond in de Nekkerhal, een sportcomplex oostwaarts van het centrum. Aan de achterwand hangen de reclamedoeken van de sponsors, uit de luidsprekers pulseren harde beats. De spelers van Salaam doen reken strekoefeningen, maar de tegenstanders, JH Kaarderij uit Gent, ontbreken nog. ‘Ze zoeken zeker de weg’, vermoedt teammanager Havid Mohout. ‘Ze komen natuurlijk niet elke dag in Mechelen.’
Dat geldt voor mij ook. Jarenlang was de stad aan de Dijle synoniem voor twee afslagen op de E19, halverwege Antwerpen en Brussel. Toen ik er voor het eerst verzeild raakte, werd ik aangenaam getroffen door het vele moois. Twee begijnhoven, acht kerken, driehonderd monumenten - méér nog dan in de toeristenmagneet Brugge - concurreren met de terrassen die je verleiden al die historie te laten voor wat ze is. Ik ontdekte het verstofte Speelgoedmuseum, de mooie dierentuin Planckendael en het fantastische doe-centrum Technopolis. Wie wil er niét wonen in zo'n plaats?
Maar uit de media kende ik een heel ander beeld. Mechelen kampt met ‘stadsvlucht’, een even dramatisch als poëtisch begrip dat in Nederland zelden wordt gebezigd, maar in Vlaanderen des te meer: rijke inwoners verlaten de stad, kansarme gezinnen nemen hun plaats over in het bevolkingsregister. Bijna nergens anders is de jeugdwerkloosheid hoger. Volksbuurten buiten het toeristische hart zijn verkrot. De inwoners voelen zich onveilig; van elke zes euro die de gemeente spendeert, gaat er een naar de politie. Toch moest de arme burgemeester van die gevaarlijke stad nog zelf met de stadsbeiaardier achter handtassendieven aan.
| |
| |
bart dirks
werd geboren in 1972 te Heerlen (NL).
Studeerde geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en journalistiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Is sinds 2003 EU- en België-correspondent voor het dagblad de Volkskrant en woont sindsdien in Brussel. Houdt berichten over België bij op zijn weblog Groeten uit Brussel (vww.volkskrant.nl/belgie).
Adres: Michel Angelolaan 72, B-1000 Brussel; b.dirks@volkskrant.nl
We moesten er volgens sommigen maar geen doekjes om winden aan wie dat allemaal te wijten is: de ‘vreemdelingen’. Mechelen telt drie keer meer niet-Europese inwoners en liefst negen keer meer Marokkanen dan het Vlaamse gemiddelde. En voor die bevolkingsgroep zijn de autochtone Mechelaars als de dood, weet Havid uit ervaring.
‘Als ik een auto passeer, hoor ik de chauffeur rap-rap de portiers vergrendelen’, zegt hij op de tribune van de Nekkerhal. ‘Als ze mij zien, drukken dametjes hun tas dichter tegen zich aan. In de bibliotheek controleren ze extra goed of ik geen boeken onder mijn kleren heb. Discotheken hebben me geweigerd... Ik ben van Marokkaanse origine, maar ik ben hier geboren en denk in het Vlaams. Ik ben dus óók Vlaming en Belg! Maar de buitenwereld probeert mij van het tegendeel te bewijzen. Een andere huidskleur: opgepast!’
| |
Een jaar om snel te vergeten?
Er was in 2006 wel meer om voor op te passen. ‘Multiculturele drama's’ domineerden maandenlang het politieke en maatschappelijke debat. Telkens was het een confrontatie tussen autochtone Vlamingen en migranten; het verschilde telkens wie de rol van dader en slachtoffer op zich nam.
In Brussel wordt de zeventienjarige Joe Van Holsbeeck met messteken gedood omdat hij zijn mp3-speler weigert af te staan. In Antwerpen schiet de achttienjarige Hans Van Themsche op straat een Malinese au pair en een Vlaamse peuter neer, en verwondt hij een Turkse vrouw. Skinheads in Brugge slaan een zwarte Parijzenaar in coma. In Aalst sterft een Turk door een mysterieuze politiekogel. Andermaal in
| |
| |
Antwerpen overlijdt Guido Demoor, 54, na ruzie zes allochtone jongeren in een stadsbus...
Vlaanderen stevent af op eenzelfde psychose als Nederland doormaakte na de moord op Pim Fortuyn in 2002 en op Theo van Gogh in 2004. ‘De tijd om de tikkende bom stil te zetten, wordt akelig kort’, sombert De Standaard: het jaar dreigt volgens het dagblad uit te lopen op het ‘annus horribilis van het multiculturele samenleven’. Politici reageren fel en proberen daadkrachtig over te komen. Eindelijk werd de (in Nederlandse ogen onvoorstelbaar soepele) wapenwet aangescherpt. Ook ontbrandde een polemiek over de regels waardoor veroordeelden voor gewelddaden er soms met een voorwaardelijke straf of vervroegde vrijlating vanaf komen. Er wordt veel gesoebat over preventief toezicht op trams en in wijken, maar nog meer over de bouw van nieuwe gevangenissen.
Na de mp3-moord loopt België tien dagen op zijn tenen. Met de twee ‘Noord-Afrikaanse’ verdachten dreigen álle Marokkanen en álle moslims in het beklaagdenbankje te komen. Imams roepen in het vrijdaggebed de gelovigen op niet te zwijgen indien zij de voortvluchtigen kennen. Dag na dag groeit de verontwaardiging: het lijkt dat het duo zich wel degelijk weet te verschuilen in hun besloten gemeenschap. Het is koren op de molen van het Vlaams Belang.
Toch komt juist uit de ‘allochtone’ hoek het initiatief voor een stille tocht. Het Brussels parlementslid Fouad Ahidar (Spirit) wil dat de allochtone gemeenschap een duidelijk signaal geeft: wij keuren dit ook af. Liefst tachtigduizend deelnemers komen naar de hoofdstad. De ouders van Joe hebben de kopstukken van het Vlaams Belang gevraagd weg te blijven.
Anderhalve dag later blijken de daders helemaal geen Marokkanen te zijn, maar Polen. De natie staat het schaamrood op de kaken. Het door getuigen gegeven signalement paste precies in het stereotiepe beeld van Marokkaanse schoffies. Round up the usual suspects. Fouad Ahidar heeft achteraf zeker geen spijt van zijn oproep voor de stille tocht, maar eist wel excuses. Die komen er ook, van politie en justitie. Schuldbewust kopt dagblad De Morgen op de voorpagina: ‘Waarom dachten wij dat het Marokkanen waren?’
Een tweede stille mars volgt in Antwerpen, na het bloedbad dat Hans Van Themsche aanrichtte. Sereen trotseren achttienduizend mensen de striemende regen. ‘Ik ben Afrikaan, ik ben zwart en wij zijn trots op onze huidskleur’, zegt een nichtje van de vermoorde Malinese au pair, ‘ik ben Belg en blijf hier.’ Een neef van Songul Koç, de Turkse die in een parkje werd verwond, vraagt maar één ding: ‘Dat we rustig op een bankje kunnen zitten om een boekske te lezen.’
Vlaanderen heeft zich in het ‘annus horribilis van het multiculturele samenleven’ bewonderenswaardig goed in toom weten te houden. De ouders van Joe Van Holsbeeck
| |
| |
benadrukken dat ze ondanks hun immense verdriet en woede weigerden een hele bevolkingsgroep te stigmatiseren. ‘Dat men mij niet komt vertellen dat ik nu alle Arabieren moet haten’, zegt zijn moeder als de klopjacht zich nog richt op verdachten ‘van het Noord-Afrikaanse type’. ‘De jongeren die mijn zoon hebben omgebracht, zijn gespuis. Het is tegenover dát soort mensen dat ik haat voel. Maar we mogen niet veralgemenen.’
Er klinkt een tegengeluid, letterlijk. Tientallen muzikanten onder aanvoering van dEUS-voorman Tom Barman spelen op 1 oktober concerten in Antwerpen, Gent, Brussel en Charleroi. Voor verdraagzaamheid, is het motto van ‘0110’. Honderdduizend vooral jonge mensen komen erop af, een veelvoud volgt het op tv.
In 2006 zijn in Vlaanderen vreselijke dingen gebeurd, maar er is beschaafd en sereen gereageerd. Ik betwijfel of dat in Nederland ook zou zijn gelukt.
| |
De wesp en de vrede
Kom met dat soort nuances niet aankloppen bij Rzoezie, een Marokkaans jeugdhuis in Mechelen. Het gebouw aan de rand van de Mechelse binnenstad herbergt een fitnesszaal, een filmruimte, computers en een bar met aquarium maar zonder bier.
Ik ben welkom, maar vooraf aan de telefoon is me al duidelijk gemaakt dat een interview niet kan. ‘Elk gesprek met de pers kost ons letterlijk geld’, luidt de verklaring. Sinds een artikel in het maandblad P-Magazine, waarin drie Rzoezie-bestuurders de Mechelse politie uitmaakten voor ‘een bende racisten’, is de al jarenlang sluimerende twist met het stadsbestuur hoog opgelaaid. Burgemeester Somers (VLD) heeft het vertrek geëist van het drietal (maar ze zijn gebleven), de gemeenteraad kort op de subsidies. ‘Er stond niet eens zo veel verkeerds in dat artikel, maar het werkte als een rode lap op een stier’, krijg ik bij Rzoezie te horen. ‘Vlaanderen is geen democratie meer, je mag hier niet meer zeggen wat je wilt.’ Het zijn dezelfde woorden die kopstukken van het Vlaams Belang veelvuldig in de mond nemen.
De controverse illustreert het beeld dat veel Mechelaars hebben van het in 1978 opgerichte Rzoezie: een jeugdhuis vol lastposten die al honderden klachten op basis van de racismewet hebben ingediend tegen café- en discotheekuitbaters, tegen katholieke scholen die allochtone jongeren weigerden, tegen discriminerende politieagenten. Lastposten die liever provoceren dan integreren.
Zou het? Voor de gemeenteraadsverkiezingen organiseert Rzoezie een debat tussen vier Belgisch-Marokkaanse kandidaten - twee vrouwen, twee mannen. In het publiek zitten zo'n zeventig jonge moslims. Politiek is hier duidelijk een mannenzaak, want het handjevol vrouwelijke toehoorders is autochtoon en meegekomen met een van de kandidaten.
| |
| |
M'Hamed El Ouali, voorzitter van Rzoezie, leidt de discussies. Ze gaan over discriminatie bij sollicitaties, over racisme op school en het migrantenstemrecht. Zeker op dat punt krijgt VLD-kandidaat Fatna El Maslouhi het zwaar te verduren. Het waren immers de Vlaamse liberalen die de invoering van het migrantenstemrecht tot het laatst dwarsboomden. Pas in februari 2004 ging de kogel door de kerk, na een halve regeringscrisis en dertig jaar verhitte discussies. Ter vergelijking; in Nederland kunnen migranten van buiten de EU al sinds 1986 stemmen voor de gemeenteraad.
‘Ik ben nog steeds tegen dat migrantenstemrecht’, zegt Fatna. Gejoel en gesis in de zaal. ‘Om advocate te kunnen worden, heb ik de Belgische nationaliteit aangenomen. Ik heb nu een Marokkaans én een Belgisch paspoort. Prima toch? Je moet niet een leven lang, of zelfs generatie na generatie, migrant willen blijven.’ De VLD, legt ze uit, vond en vindt het migrantenstemrecht overbodig omdat sinds 2000 de ‘snel-Belg-wet’ bestaat, een vereenvoudigde naturalisatieprocedure. Dat verschaft de nieuwe Belgen stemrecht op alle bestuursniveaus. ‘Maar wat héb je als Marokkaan aan die Belgische nationaliteit?’, concludeert M'Hamed El Ouali. ‘Niks toch? Want de discriminatie blijft.’
De sfeer blijft geladen. De vier politici hebben het moeilijker met de zaal dan met elkaar. Als ze eensgezind opperen dat ouders óók verantwoordelijk zijn voor de schoolprestaties, is het hek van de dam. Dát is niet de kern van het probleem, vinden de jongeren. Waarom doet de politiek niets om alle racistische docenten te ontslaan?
Het pessimisme en cynisme dat twee uur lang het debat in Rzoezie domineert, is de zaalvoetbalclub Salaam vreemd. Enkele dagen voor de wedstrijd in de Nekkerhal maken Youssef El Yagoubi en Havid Mohout me enthousiast over hun club. Youssef is oprichter, secretaris én coach van het eerste team, Havid is bestuurslid, webmaster en teammanager, vertellen ze in een café aan de Graanmarkt. Alles wat ze voor Salaam doen, is liefdewerk, oud papier: ‘We steken er meer tijd in dan we hebben.’
Salaam telt driehonderdtwintig leden, van wie zestig procent wit en veertig procent gekleurd. Discipline staat voorop. Wie te laat op de training komt, moet de was doen. Roken is taboe. Iedereen moet naar school gaan, een baan hebben of anders op zijn minst actief solliciteren. ‘Wie een slecht rapport heeft of met de politie in aanraking komt, schorsen we een maand’, zegt Youssef beslist. ‘Voetbal is voor onze leden een verslaving. Wij dealen een drug waar ze niet zonder kunnen: zekerheid.’
Alle ploegen zijn gemengd qua samenstelling, een bewuste keuze. Iedereen is welkom, ongeacht huidskleur of geloof. ‘Je mag alles doen en zeggen wat je wilt, zolang je niemand kwetst. Zeker zijn er verschillen. In de gemeenschappelijke doucheruimte houden moslims hun broekje aan. Als je uitlegt waarom, is daar begrip voor. Maar we delen dezelfde kleedkamer.’ Wie na de wedstrijd een pintje wil drinken, kan dat gerust doen, vult Havid aan. ‘Waarom zou mij dat storen? Ik hoef dat zelf toch niet te drinken?’
| |
| |
Youssef El Yagoubi coacht zijn ploeg Salaam, Foto Gert Jochems.
| |
| |
Het klinkt allemaal zo vanzelfsprekend. Waarom gaat het niet overal zo gemakkelijk? Het racisme en de discriminatie zijn groot, antwoorden ze. Op scholen, op straat, bij de disco, bij werkgevers. ‘Maar je moet je kop nooit laten hangen. Blijven proberen! Karakter tonen.’ Lang niet iedereen kan die energie opbrengen. Een groep migranten heeft het opgegeven, is mentaal stukgeslagen, gedemotiveerd geraakt. ‘En dan heb je’, zegt Youssef, ‘nog een derde groep, laten we zeggen tien procent, die er niet wíl bijhoren. Die zich nadrukkelijk afkeert van Vlaanderen. Die verpesten het voor de rest.’
Terug naar de wedstrijd van Salaam. De gastploeg uit Gent is gearriveerd, de eerste helft is in volle gang. Langs de lijn maakt Youssef, rode trainersband om zijn arm, zich boos over de scheidsrechter. Havid ijsbeert achter de bank met drie reservespelers.
Gestoken in jeans, sweater en gympen heeft de burgemeester van Mechelen de aftrap verricht. Nu volgt Bart Somers, tevens partijvoorzitter van de VLD, op de tribune de wedstrijd. Voor Salaam heeft hij enkel lof ‘Die jongens zijn zó gedreven en gemotiveerd! De positieve houding is wat Mechelen nodig heeft. Ze brengen jongeren perspectief bij, zowel bij witte als bruine jeugd. En het wérkt: steeds meer Marokkanen maken het. Ze beginnen in de binnenstad deftige horecazaken: café SoFa op de Vismarkt, een tapasbar... Geweldig toch?’
Vanzelf komen we op Rzoezie, waarmee de burgemeester in de clinch ligt. Het jeugdhuis, waar hij zelf als vijftienjarige ‘als een van de weinige autochtone jongeren’ geregeld kwam, richt zich te exclusief op Marokkaanse jongeren, en dan nog vooral op jongens. ‘Moet ik dan ook een Vlaams, een Assyrisch, een Noord-Afrikaans en een Oost-Europees jeugdhuis laten bouwen?’
Bovendien heeft Bart Somers er moeite mee dat Rzoezie de Marokkaanse jongeren probeert te sterken door hen bewust te maken van hun wortels. ‘Het draait alleen maar om de eigen achtergrond, de eigen cultuur en religie. Ze zeggen dat kennis van je wortels je sterkt je in de samenleving. Maar we hebben het over de derde en vierde generatie in België. Hoe lang willen ze nog Marokkanen blijven? Wanneer kan Mechelen een kosmopolitische stad worden? Nee, ze hoeven niet echt katholiek te worden of stoofvlees met friet te eten.’
Het grootste bezwaar: de pedagogische aanpak. ‘Het klopt dat Marokkanen minder kansen krijgen op de arbeidsmarkt, simpelweg door hun naam of hun kleur. Dat is ook heel kwalijk. Maar als je tegen een veertienjarige zegt: je kunt er zelf niets aan doen dat je een slecht rapport hebt, want je leraren zijn allemaal racisten, dan komt er nooit wat van. Succesvolle Marokkanen worden bij Rzoezie als collaborateurs van het regime gezien, als verraders.’
Coach Youssef, die zelf in 1993 bij Rzoezie werkte maar er gedesillusioneerd vertrok, ziet Salaam als de tegenpool van het jeugdhuis. ‘Rzoezie betekent wesp, Salaam is vrede. Dat zegt alles. Bij ons is het verplicht te mengen, bij Rzoezie draait het om de
| |
| |
Marokkaanse identiteit. Maar ik vind het ook onzin dat Somers eist dat Rzoezie in de bar bier schenkt, als bewijs van inburgering. Dronken worden kun je overal.’
| |
Natuurlijk maken ze het ons hier moeilijk
Hoe tolerant is Vlaanderen? Ik vraag het de Belgisch-Tunesische theatermaker, choreograaf, acteur en danser Chokri Ben Chikha. We hebben afgesproken in café Kongo van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) in Brussel, waar hij speelt met zijn gezelschap Union Suspecte.
‘Veel Vlamingen zijn overtuigd dat ze door van alles worden bedreigd, zoals nieuwkomers of Vlamingen met een andere culturele achtergrond’, oordeelt hij. ‘Sommigen denken dat ze op de gevaarlijkste plek van de wereld wonen. Allemaal dikke flauwekul, maar probeer het maar eens uit die bange hoofden te praten. Ons Vlaanderen zit nog zó in de knoop met de eigen emancipatie, dat er soms nauwelijks nog plaats is voor andere, groepen die hun plaats in de samenleving zoeken. Nederland is al eeuwen onafhankelijk en dus meer zichzelf. Hier heeft zelfs de elite moeite met nieuwkomers of “bruine” Vlamingen, al zal ze dat nooit toegeven. Ik maak me dus geen illusies.’
Chokri werd in 1969 geboren in Oostende, groeide op in Blankenberge, woont nu in Gent. Zijn opvoeding was een mix van de islam, het katholicisme ‘en de lessen zedenleer op school’. Hij sprak Tunesisch, West-Vlaams, algemeen Nederlands en Frans door elkaar.
Over zijn leven als Tunesische Vlaming maakt hij een drieluik. Het laatste deel, Broeders van liefde, gaat begin 2008 in première. De Leeuw van Vlaanderen (2003-'04) draait om de verstoorde relatie tussen een in België opgegroeide zoon en zijn Tunesische vader. Van Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen (2005-'06) leidde alleen al het affiche tot grote commotie: een gesluierde madonna met naakte borsten, een woestijnlandschap en de Vlaamse leeuw.
‘Een autochtone Vlaming raden we af een affiche te maken waarop de vrouwen van Mohammed halfnaakt te zien zijn terwijl er spot wordt gedreven met islamitische religieuze symbolen’, reageerde de rechts-conservatieve ideoloog en journalist Paul Beliën furieus. ‘Dat levert - behalve een vervolging door het Centrum voor Racismebestrijding, plus een veroordeling door de rechtbank en het verlies van burgerrechten - waarschijnlijk een fatwah op.’ Beliën vindt de voorstelling een belediging voor joden, christenen en Vlamingen.
Chokri haalt zijn schouders op. ‘Ik betwijfel of Beliën en andere fundamentalisten de moeite hebben genomen om zelf Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen te zien. Het stuk was geen aanval op eender welke geloofsovertuiging.’
| |
| |
Affiche van Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen van Union Suspecte en KVS, een ontwerp van William Phlips en Dirk Wittewrongel.
Zijn autobiografische verhaal draait over de relatie van een Tunesische jongen met zijn biologische moeder, Fatima. Daarnaast is er zijn ‘praktische’ moeder, buurvrouw Maria. Fatima is haar man Habib in de jaren zestig nagereisd naar Blankenberge; de Poolse buurvrouw Maria overleefde de Holocaust en volgde een Belgische soldaat naar de Belgische kustgemeente. De soldaat is al lang weg, Habib is net overleden als het stuk begint.
Wat bedoelt Chokri precies met zijn opmerking, in café Kongo, dat zelfs de Vlaamse elite moeite heeft met ‘bruine’ Vlamingen? Hij verwijst naar het Theaterfestival, dat de ambitie heeft de voorstellingen te programmeren die een seizoen eerder het meeste in het oog sprongen. ‘Wij zijn met De Leeuw van Vlaanderen en met Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen bepaald opgevallen’, zegt hij. ‘Toch negeren ze ons.’
Hij zegt het niet graag hardop, maar toch: als een allochtoon een familiekroniek maakt, dan is het sociaal werk. Als Hugo Claus het doet, dan is het grote kunst. ‘Begrijp me niet verkeerd, ik wil me absoluut niet op één lijn plaatsen met Hugo Claus. Het zal me worst wezen dat het Theaterfestival ons niet selecteert, we spelen genoeg. La vie ne fait pas de cadeau, zong Jacques Brel al.’
Chokri vindt het ‘heel erg’ dat het Vlaams Belang een miljoen kiezers achter zich schaart. ‘Maar van die partij verwacht ik kortzichtigheid en bekrompenheid. Dat velen uit de Vlaamse elite, of ze nu wetenschappers zijn of uit het culturele veld komen, blijven steken in wij/zij-sjablonen, boezemt mij... angst in en maakt me soms woest. Het is erg demotiverend. Het werkt cynisme in de hand.’
Aanvankelijk dacht Chokri met zijn familie-epos een afrekening te maken. ‘Eerst werkte ik uit wraak. Tegen Blankenberge, waar ik ben opgegroeid. Tegen Vlaanderen, tegen België, tegen mijn ouders en de elite. Maar al snel realiseerde ik me dat het nergens op slaat. Mijn ouders hadden het niet gemakkelijk hier, en België wist evenmin wat het te wachten stond met al die nieuwe Belgen.’
Moeder Fatima, knap gespeeld door Chokri zelf, verwoordt haar verwarring minutieus tijdens de begrafenis van haar man Habib. Als een mantra blijft ze zichzelf herhalen, terwijl een mix van de Egyptische diva Oum Kalthoum en drum-'n-bass haar overstemmen.
| |
| |
We zullen u missen Habib
en we zijn dankbaar voor het feit dat u ons naar de Belgique gebracht hebt
Allez ja Habib, natuurlijk maken ze het ons hier moeilijk in Blankenberge
maar zo zijn ze
zo zijn ze altijd geweest
Nooit content
altijd maar vroeten voor de kost
gelijk gij,
gelijk gij Habib
En nooit eens een compliment
en altijd maar werken
want ge waart niet vies om uw handen te gebruiken
En we klagen niet, we mogen niet klagen
en als ze zeggen: ‘aanpassen of...’
dan is het omdat ze bang zijn
gelijk gij, Habib
En als ze zeggen: ‘imbecile’
dan is het omdat ze het goed met u menen
zoals gij met ons
‘Natúúrlijk heb ik wel eens gedacht: sla ik erop of tokkel ik op mijn gitaar? Het werd altijd het tweede. Misschien heb ik te veel naar Bob Marley geluisterd. Maar wat schiet je ermee op om auto's in brand te steken?’
Heel veel zaken zijn, aldus Chokri, ‘fucking toeval’. Dat zijn ouders uit Tunesië komen. Dat ze in Blankenberge verzeild raakten. Dat hij dus Arabier én Vlaming is. ‘Ik had net zo goed als Chinees op de wereld kunnen komen. Dus hoezo trots?’ Hij houdt ontzettend veel van Vlaanderen en is ‘enorm dankbaar’ dat hij zijn jeugddromen kan realiseren. ‘Er zijn gelukkig ook witte raven: atleten, schrijvers, theaterdirecteuren die hun nek uitsteken en resoluut kiezen voor een kritische en open, multiculturele samenleving. Waar het niet blijft bij woorden, maar overgaat in daden.’
Anderzijds ergert hij zich ‘mateloos’ aan nieuwkomers of Vlamingen met verschillende culturele achtergronden die zelf geen poot uitsteken en maar klagen. ‘Of aan mensen à la Abou Jahjah met zijn Arabisch Europese Liga. Die slaat de bal compleet mis en staat alleen maar zichzelf op de borst te kloppen. Waar hééft hij het over? Je moet positief, kritisch en constructief omgaan met de multiculturele samenleving, anders kun je beter in bed blijven liggen. Maar alles gaat zo ver-schrik-ke-lijk traag!’
| |
| |
| |
Eigen volk eerst
Je moet positief zijn, het is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Pessimistisch stemt het Comparatief Jeugdonderzoek (CJO) onder bijna tienduizend zestien- en zeventienjarigen in België en Canada. Meer dan in Canada en Wallonië verontrusten de Vlaamse resultaten. Ruim de helft van de Vlaamse tieners vindt immigranten een bedreiging voor zijn of haar levenswijze en voor zijn of haar kansen op werk.
Ruim driekwart van de Vlaamse jongeren kan zich niet voorstellen ooit een relatie te krijgen met ‘een zwarte, een immigrant of een moslim’. In Vlaanderen heeft ruim veertig procent van de jongeren géén vertrouwen in andere etnische groepen, in Franstalig België is dat twintig procent. De Vlaamse jeugd schat dat vijfendertig procent van de Belgische bevolking ‘buitenlander’ is.
De nuchtere feiten uit het rapport VRIND 2006 (Vlaamse Regionale Indicatoren): Vlaanderen telde begin 2005 bijna driehonderdduizend vreemdelingen, minder dan vijf procent van de bevolking. Van hen heeft dertig procent een Nederlands paspoort; bijna tweederde komt uit de Europese Unie. Daarnaast telde Vlaanderen in 2005 38.359 asielzoekers. Het aantal nieuwe asielaanvragen was bijna zestienduizend; drie keer minder dan in ‘recordjaar’ 2000.
Die nuances zijn niet besteed aan het Vlaams Belang. Een week voor de verkiezingen van oktober 2006 spreekt Filip Dewinter tweeduizend partijleden toe in de Stadsschouwburg van Antwerpen. Met woede in zijn stem klaagt de lijsttrekker over de ‘toenemende onleefbaarheid van onze steden’, vooral veroorzaakt door de instroom van ‘alsmaar meer asielzoekers, illegalen en verpauperde vreemdelingen die noch economisch, noch cultureel, noch op enig ander vlak een meerwaarde betekenen’.
Het protest tegen ‘overlastmigratie’ is volgens hem geen kwestie van xenofobie of vreemdelingenhaat, maar van zelfbehoud. Dewinter houdt van Noord-Afrikanen, zegt hij ironisch, ‘ik houd van álle volkeren in hun éigen cultuurbedding, dus in hun éigen land’. Het levert hem een uitbundige staande ovatie op. De zorgvuldig opgebouwde spanning ontlaadt zich door het scanderen van het bekende motto: ‘Eigen volk eerst! Eigen volk eerst!’
Al vaker was ik bij dergelijke massameetings, ook toen de partij nog Vlaams Blok heette. De naamsverandering in 2004, na de veroordeling van drie verwante stichtingen wegens racisme, heeft niets wezenlijks veranderd aan de onverzoenlijke toon, de bangmakerijen, de simplificaties. Nog steeds zwaaien de vlaggen door de zaal. Altijd galmt vroeg of laat het ‘Eigen volk eerst’.
Filip Dewinter was amper twee jaar oud toen het ministerie van Arbeid en Tewerkstelling in 1964 de brochure Leven en werken in België uitgaf. Het moest Marokkanen, Italianen en anderen aanmoedigen enkele jaren in het noorden te komen werken. Bezorgd werd hen op het hart gedrukt ‘alle kleren die je hebt’ mee te nemen, ‘in het
| |
| |
bijzonder ondergoed, warme kledij (pulls en mantels) en regenjassen’. ‘Wij, Belgen, zijn gelukkig dat jij ons je krachten en verstand aanbiedt. De Belgen hebben verscheidene kwaliteiten, zoals: de goede wil, de moed, ze zijn harde werkers, ze houden van hun gezin en van hun onafhankelijkheid. Ze zijn gastvrij en ze hebben een ingeboren drang om anderen te helpen. Ze ontvangen graag vreemdelingen.’
Ook de vader van Salaam-coach Youssef kwam naar België als gastarbeider. ‘Twee blanke mannen hebben hem puur op fysieke uitstraling naar hier gehaald. Hij is een beer van een vent van 1,95 meter. Het beviel hem hier, maar hij miste zijn vrouw en kinderen.’ Die volgden na enkele jaren; Youssef werd in 1971 in België geboren en had een redelijk onbezorgde jeugd. ‘De Vlaming toen was heel anders dan de Vlaming nu. De migrantenjeugd heeft het tegenwoordig veel moeilijker dan wij.’
Al in 1974, de tijd van de oliecrisis, voerde België een migrantenstop in. Werk voor buitenlandse laaggeschoolden was er niet meer; migranten van buiten de EU waren enkel nog welkom voor gezinshereniging en voor huwelijken. Naarmate de economische malaise in de jaren tachtig bleef aanslepen, werden de gastarbeiders steeds meer beschouwd als concurrenten op de arbeidsmarkt. Op die onvrede ontkiemde het Vlaams Blok. ‘Aanpassen of oprotten’, werd hun parool dat zou aanslaan bij een groeiende groep kiezers.
Maar aanpassen, hoe dan? Van inburgering was in de jaren zestig en zeventig geen sprake, zegt Youssef. ‘Hadden ze de gastarbeiders toen geleerd: dit noemen we “brood” en als je iemand wil groeten zeg je “goedendag”, dan had mijn vader leren lezen en schrijven. Mijn ouders zijn analfabeet en konden me niet helpen met huiswerk. Dat had trouwens ook voordelen: als ik te veel had gebabbeld in de klas, konden ze het schoolbriefje niet lezen.’
Youssefs boezemvriend Havid vertelt dat zijn schooltijd een ramp was. ‘Ik heb moeten vechten, ik hád de brains om het te maken, ik las veel boeken, ik wist veel. Maar aan huiswerk maken had ik een hekel. Examens, rapporten, wat interesseerde mij dat?’ Nooit vroeg men thuis naar zijn resultaten, blindelings zette zijn vader een kruisje onder zijn slechte rapporten: ‘Zelfs het simpelste zinnetje: school is belangrijk, hoorde ik nooit.’
Nu volgt Havid naast zijn werk als beveiligingsbeambte op de luchthaven drie avonden per week een opleiding tot informaticus. Als jonge vader probeert Youssef het anders te doen. ‘Ik volg mijn kinderen extreem goed op, al is het soms moeilijk ze te motiveren. Na de enorme bergbeklimming die veel mensen van mijn generatie hebben gemaakt, zijn we enorm afgemat. Er is zoveel rassenhaat. Stel je voor dat mijn kinderen met hun opvoeding zouden opgroeien in de onbezorgde jaren van mijn jeugd... Dán hadden we pas een krachtig Europa gehad!’
| |
| |
| |
Tussen dorp en stad
Tijd voor een ervaringsdeskundige én expert. Ali Salmi is gemeenteraadslid in Mechelen voor de links-liberale partij Spirit. Zijn populariteit staat buiten kijf, gezien de 1.738 voorkeurstemmen waarmee hij in oktober 2006 werd herkozen. ‘En die komen uit alle bevolkingsgroepen!’, benadrukt hij.
Salmi werd geboren in 1964. Zijn wieg stond in Marokko. Vier jaar later volgde het gezin Salmi hun vader, die al langer in Mechelen was. Ali's eerste job was er maatschappelijk werker in een jeugdhuis. ‘Nee, niet Rzoezie. Het richtte zich vooral op kansarme Belgische kinderen, maar ik vond dat iedereen die job kon doen.’ Hij specialiseerde zich in onderwijs aan allochtone kinderen en werd onder meer directeur van het Vlaams Centrum Integratie Migranten. Nu is hij, naast gemeenteraadslid, adviseur welzijn en integratie voor Bert Anciaux, de Vlaamse minister voor Cultuur en Sport.
We spreken elkaar in Brussel, maar in Mechelen zien we elkaar zowel terug bij Salaam als bij Rzoezie. Hoe zijn de verhoudingen tussen de allochtone Vlamingen en de nieuwkomers? ‘Integratie is zoveel meer dan allemaal dezelfde taal spreken’, waarschuwt hij. ‘Want wat heeft het voor zin als men niet met elkaar praat?’
Aan weerszijden zijn de vooroordelen groot. ‘Veel Vlamingen vinden de buitenlanders niet te vertrouwen, het zijn inbrekers en terroristen. Veel migranten vinden de Vlamingen bekrompen, egoïstisch en racistisch.’ Het was niet altijd zo. ‘Mannekes en meiskes kennen op hun zesde of zevende jaar al de betekenis van woorden als racisme en discriminatie. Ik had daar in mijn jeugd geen weet van.’ De vervreemding in buurten heeft volgens Ali niet alleen met de komst van migranten te maken. ‘Door tv en internet ontmoet men elkaar steeds minder. Nu moet er aan buurtwerk worden gedaan, opgelegd van bovenaf, vroeger ging het vanzelf.’
België had nieuwkomers als zijn vader enkel onthaald als tijdelijke arbeidskrachten, niet als burgers. ‘Toen ze bleven en de gezinnen nakwamen, werd de volgende denkfout gemaakt: komt tijd, komt raad. Dankzij taal en opleiding zou de tweede generatie zich vanzelf gaan thuis voelen.’
Rechtvaardigt die nalatigheid de negatieve opstelling die Rzoezie wordt verweten? ‘Het is vaak contraproductief, maar vergis je niet’, zegt Ali ter verdediging van het omstreden jeugdhuis. ‘Hun toon is vaak scherp, soms te scherp, maar ze weten wél een grote groep kansarme tieners te bereiken. Kansarm is trouwens niet synoniem met Marokkaan! Helaas is de politieke aandacht voor Rzoezie enkel negatief, van Vlaams Belang tot de groenen. Ze willen dat geld afpakken van Rzoezie en aan Vlaamse verenigingen geven. Dat is populisme en profileringsdwang.’
| |
| |
Het Regionaal Open Jeugdcentrum Mechelen (ROJM), voorheen jeugdhuis Rzoezie, Foto Gert Jochems.
| |
| |
Terug naar de Nekkerhal, waar Bart Somers met een half oog de wedstrijd van Salaam volgt. Hij is er als burgemeester van de stad verantwoordelijk voor dat de inwoners het goed met elkaar kunnen vinden. Waarom lukt dat kennelijk zo moeilijk?
‘Mechelen ziet zichzelf als het grootste dorp van Vlaanderen. In een dorp lijkt iedereen op elkaar, is diversiteit bedreigend. Een dorp is conservatief, men weet er maar moeilijk raad met veranderingen. Alle nachtlawaai is er overlast, rondhangende jongeren, muziek: dat hoort er niet bij. Maar Mechelen is met bijna tachtigduizend inwoners niet het grootste dorp van Vlaanderen: we zijn de kleinste grootstad. In een grootstad wordt de diversiteit boeiend, is muziek in de nacht geen overlast maar ambiance, leven in de brouwerij. De problemen smelten natuurlijk niet als sneeuw voor de zon weg als je je opstelt als stedeling. Het is wél de eerste stap om er anders, positiever mee om te gaan.’
In amper een half mensenleven groeide het aantal allochtonen in Mechelen vliegensvlug. De eerste grote groep bestond uit Marokkanen. Later volgden tweeduizend Assyriërs, nadat twee dorpen waren vernietigd door de Koerdische PKK. ‘Die Assyriërs staan heel vijandig tegenover de islam, dus dat maakt het niet gemakkelijk met de Marokkaanse gemeenschap’, aldus de burgemeester. De laatste jaren groeit ook het aandeel Afrikanen en Oost-Europeanen. ‘Het ging zo snel dat sommige stadswijken haast monocultureel van samenstelling zijn geworden. In het beste geval leven de inwoners vreedzaam naast elkaar, zelden leven ze mét elkaar.’
De burgemeester is de zevende generatie-Somers in Mechelen. Hij wil misnoegde autochtone inwoners niets op de mouw spelden: ‘We kunnen niet terug naar gisteren. En waarom ook? Juist hier komt de oudste droom van de mensheid binnen handbereik. Die droom is dat we met alle volkeren een eenheid vormen. Nee, dat is géén vaag links verhaal, want je moet ook hard durven te zijn.’
Hard zijn betekent nultolerantie tegen criminaliteit, ouders op het matje roepen als hun kinderen nog 's avonds laat op straat rondhangen, nieuwkomers aansporen Nederlands te leren. Dan maakt hij zich boos: ‘Over vage linkse verhalen gesproken: een eeuw geleden waren de socialisten voor volksverheffing. Ze ijverden voor scholing van de arbeiders. Maar als wij liberalen nu inburgering en taallessen willen verplichten, zijn we opeens klootzakken. Wie heeft het dan over emancipatie?’
| |
| |
| |
Heb geduld
Komt het ooit helemaal goed tussen de autochtone en allochtone Mechelaars, tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ Vlamingen? Vervaagt het verschil ooit? Havid blijft optimistisch. ‘Er zijn problemen, maar waar niet? Ik kan wel klagen dat het vandaag te warm is en dat het morgen regent, maar wat schiet ik daarmee op?’ Hij laat de moed niet zakken als hij weer een dame angstig haar tasje ziet vastklampen. ‘Mijn reactie is: heb geduld, maak er geen vertoning van. Dat mens weet niet beter.’
In de Nekkerhal loopt het tegen middernacht als de scheidsrechter het eindsignaal blaast. De thuisploeg heeft de wedstrijd tegen Gent met 13-7 gewonnen. De eer van Salaam en van Mechelen is gered.
| |
Naschrift
Op 30 november 2006 veranderde jeugdhuis Rzoezie van naam. ‘De oude naam dekte al lang niet meer de lading van onze werking’, heette het. Voortaan moeten we spreken van het Regionaal Open Jeugdcentrum Mechelen (ROJM). Misschien heeft de wesp haar angel afgelegd.
|
|