Ons Erfdeel. Jaargang 49
(2006)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 651]
| |
De nieuwe oraliteit
| |
Multimediale werkelijkheidAlle media zijn ooit nieuwe media geweest. Wat we op dit moment bedoelen met de aanduiding ‘nieuwe media’ zijn de elektronische systemen die via een monitor informatie leveren, in de vorm van geluid, beeld of schrift, en meestal in een combinatie daarvan. Technologisch kenmerk is dat de manipulatie van die informatie digitaal verloopt. Maar dat digitale karakter is op het niveau van de performance niet essentieel doorslaggevend. Theater, de middeleeuwse codex en de zang van de rapsodist uit Homerische tijden of van de Occitaanse troubadour waren net zo multimediaal, in de betekenis van interzintuiglijk, en vermoedelijk ook net zo interactief als een hedendaagse website of dvd. Wat dat betreft zijn de nieuwe media dus oud. | |
[pagina 652]
| |
Still uit het webgedicht ‘Kritiek’ van Tonnus Oosterhoff (zie www.tonnusoosterhoff.nl).
Wat er nieuw is onder de zon is dat de elektronische reproductie het mogelijk maakt theatrale en visuele gebeurtenissen los te maken uit een specifieke plaats. Het schrift, en dan vooral de drukpers, had die decontextualisering eeuwen eerder al mogelijk gemaakt voor het woord. Het boek vertegenwoordigde in hoge mate een virtuele, talige wereld. Wat de informatie- en communicatietechnologie (ICT) gebracht heeft, is een virtuele wereld waarin woord, beeld en geluid zich mengen. Die multimedialiteit stond feitelijk al in het geboortebewijs van de literatuur ingeschreven, maar kwam op de achtergrond door de uitvinding van de boekdrukkunst. De nieuwe media bemiddelen het oude op een nieuwe, ingrijpende en revolutionaire manier. Via ICT is er een hernieuwde oraliteit aan het ontstaan: cyberspace. Dit is de zintuiglijke werkelijkheid waarin de literatuur van heden staat. Wij waren tot voor kort gewend literatuur met boeken te vereenzelvigen. Dat is ook niet zo raar als we over de letteren spreken. Maar literatuur is ouder dan het schrift. De oraliteit vormt de kinderjaren van de literatuur. Sommigen achten de term ‘orale literatuur’ een contradictieGa naar eind(1), maar dat lijkt toch voornamelijk een terminologische kwestie omdat moeilijk vol te houden valt dat er voor de uitvindingen van het schrift geen verhaal- of dichtkunst bestond. Op het moment dat deze in schriftvorm wordt vastgelegd, | |
[pagina 653]
| |
stelt men, is het eenmalige, vervluchtigende karakter verdwenen. Tegen die redenering kan men echter inbrengen dat verhalen en gedichten altijd, op de een of andere wijze, ingeschreven hebben gestaan in de geest en cultuur van een beschaving. Wat wél een uniek kenmerk van de oraliteit is, was het plaatsgebonden karakter ervan.Ga naar eind(2) Een verhaal of gedicht diende vertolkt te worden door een verteller in een gemeenschappelijk gedeeld hier en nu. In de oraliteit is het primaire medium het menselijke lichaam zelf. Je zou de komst van de digitale multimedia kunnen zien als het herstel van een oud multimediaal verband, namelijk de oraliteit, maar dan op een technologisch hoger niveau waardoor oraliteit ontkoppeld is van het lichaam als primaire bron, maar waarmee het lichaam in tweede instantie wel weer als totaliteit wordt aangesproken. Het lichaam heeft nu, in de termen van Marshall McLuhan, technologische extensies van zijn zintuigen gekregen.Ga naar eind(3) Wat betreft de ‘oude’ media, zoals schrift, drukpers, het pocketboek, radio en televisie, film en video, ze hebben de literatuur nooit onberoerd gelaten. In het geval van het schrift en de drukpers is dat meer dan duidelijk. Daarbij moeten we niet vergeten dat nog eeuwen na de intrede van een nieuw medium de oude patronen werden gevolgd, zoals mensen elkaar nu via e-mail nog lange brieven sturen. Boeken zijn nog heel lang gebruikt om voorgelezen te worden, wat illustreert dat boeken gezien werden als (hulp)middel binnen de orale samenleving.Ga naar eind(4) Een van de belangrijkste mediale invloeden op de literatuur van na de oorlog, zonder dat de boekvorm daar als zodanig door werd aangetast, is de komst van de televisie geweest. De negentiende-eeuwse literatuur ontstond nog in samenhang met het verwante, gedrukte massamedium krant (de feuilletonromans van Couperus!), na 1960 werd de televisie het dominante medium. Gerard Reve is een van de eersten die dat begreep. Die ontwikkeling heeft diepgaande invloed op het schrijverschap zelf.Ga naar eind(5) Verder heeft de komst van de film zijn stempel gezet op de vertelkunst van de roman. Ook het hoorspel is, onder invloed van de radio, een bloeiend genre geweest (en wordt dat hopelijk ooit weer eens). Een brievenroman als Ter navolging (2005) van Kees 't Hart is een pastiche van het werk van Wolff en Deken, maar staat ook middenin de wereld van e-mails en sms'jes.Ga naar eind(6) En ten slotte, heel belangrijk, boeken zijn al lang niet meer de ‘lange brieven aan onbekende vrienden’, maar het zijn commerciële producten die hun weg zoeken naar lezers, naar de markt dus. En daarmee ook naar het internet. | |
InventarisatieHoe ver zijn de nieuwe media inmiddels de Nederlandse literatuur binnengedrongen? Kijk je naar de productiekant, dan ben je geneigd te concluderen dat de ontwikkeling voorlopig alleen marginaal is. Voornamelijk op het vlak | |
[pagina 654]
| |
Still uit het webgedicht ‘Avondval’. Tekst: Mark Boog, animatie: John van der Wens (zie www.poetryinmotion.nl).
van de e-poëzie zijn er interessante ontwikkelingen.Ga naar eind(7) Mark Boog, een gelauwerd dichter, heeft een site waarop Poetry in motion een belangrijke rol speelt.Ga naar eind(8) Tonnus Oosterhoffs visuele gedichten zijn al door vele neerlandici ontdekt en bediscussieerd. Maar daarnaast moeten we denken aan de vele cd's die tegenwoordig ‘meegaan’ met een boekpublicatie. Daarop horen we de dichter of schrijver zijn werk voorlezen. Dat voorlezen lijkt nauwelijks een toegevoegde waarde, meer een extraatje. Toch is het zo dat de ‘luistermodus’ van een boek aparte kenmerken heeft die het onderscheiden van de ‘leesmodus’. Waar vrijwel elke dichter tegenwoordig zal erkennen dat zijn gedichten ‘zegbaar’ moeten zijn, staat de schriftuur van een romanschrijver vaak veel verder af van het spreken. Dat gegeven zou - vergelijk hoe auteurs rekening houden met de verfilmbaarheid van hun werk - invloed kunnen krijgen op schrijvers naarmate de populariteit van het luisterboek stijgt. Een derde vermelding verdient hier het geval van de computergames. Hoewel het een kwestie van definitie is, kan men games beschouwen als verhaalruimten waar de lezer/speler wordt uitgedaagd actief te participeren.Ga naar eind(9) Binnen de literatuurwetenschappen wordt het fenomeen van de games om die reden al enthousiast bestudeerd. Afwachten is het of de publieke opinie de wetenschap daarin op den duur zal volgen. Feit is in elk geval dat computergames, van de meest ordinaire tot de hoogste graad van complexiteit, enorm in trek zijn en de filmindustrie in omzet zelfs overstijgen. Als er raakvlakken zijn tussen literatuur en games - en nogmaals, dat is een complex debat - dan is duidelijk dat hier een grote, nieuwe impuls ligt voor de elektronische literatuur. | |
[pagina 655]
| |
Van de hypertextromans zoals die in de jaren tachtig en negentig ontwikkeld zijn door Stuart Moulthrop en Michael Joyce lijkt weinig inspiratie uitgegaan te zijn. In Nederland verscheen er voor zover mij bekend nog geen enkele. Wel breien uitgeverijen soms een interactief digitaal verlengstuk aan een roman.Ga naar eind(10) Echte hypertextromans maken gebruik van de specifieke mogelijkheden die het medium biedt en zijn in hoge mate een technische realisatie van wat in het modernisme, dat streefde naar doorbreking van de klassieke lineaire vertelvorm, ook al werd geprobeerd. Ze zijn de uiterste grens van de gewone geschreven roman, maar blijven als zodanig een marginaal verschijnsel.Ga naar eind(11) Kijken we echter naar de receptiekant, de kant van de lezers, dan kan het een mens duizelen van de mogelijkheden. Conventionele literatuurliefhebbers kunnen op het internet hun hart ophalen aan vele informatieve en creatieve sites. Ze kunnen in discussie gaan over hun leeservaringen, lid worden van virtuele leesclubs of achtergrondmateriaal van een auteur bekijken. Complete klassieke literaire teksten zijn beschikbaar. Wie zich van een gedicht alleen een paar trefwoorden herinnert, kan het zo voor zich op het scherm zien verschijnen. Inderdaad, deze democratisering is geen nieuwe literatuur, maar wel een zegen voor de oude literaire cultuur, waar beroepscritici en zelfbenoemde kwaliteitsbewakers te veel de dienst uitmaakten. De invloed van de nieuwe media is in dit opzicht dus van secundaire aard. Het literaire discours verandert. Waar vroeger toonaangevende tijdschriften en critici de kwaliteit van de literaire productie benoemden en selecteerden wat ùberhaupt besproken diende te worden, is er nu veel meer ruimte gekomen voor de smaak van de literaire consument zelf. Uiteraard kan die parallel lopen met die van de elite. En bovendien wil dat niet zeggen dat ‘kwaliteit’ een overbodig of achterhaald begrip is geworden. Ik kom daar hieronder op terug. Verder wordt internet gebruikt of misbruikt door de vele auteurs die bij de gevestigde uitgevers geen voet aan de grond krijgen. Zij publiceren hun geesteskinderen in cyberspace, niet geremd door de kosten die een conventionele uitgave in eigen beheer wel met zich mee zou brengen en evenmin gelouterd door een kritische bureauredactie. Het op internet gepubliceerde materiaal is ongetwijfeld voer voor psychologen en literatuurwetenschappers. Een aanwinst zou het genre van de weblog kunnen zijn, dat in de toekomst literatuur kan opleveren. Of misschien ís dat al het geval, maar moet iemand dat nog vaststellen, zoals dat ooit ook gebeurde met de krantencolumn en de reportage. Literaire tijdschriften zijn er overigens ook in cyberspace. En ze zijn zeker niet de minste, zoals Rottend Staal van de Dichters uit Epibreren (www.epibreren.com). Thomas Vaessens onderzocht het hele veld en komt tot de voorlopige conclusie: ‘Op de vraag of de internettijdschriften | |
[pagina 656]
| |
momenteel iets ánders, iets nieuws brengen, moet het antwoord luiden: op dit moment nog niet.’ En net als ten aanzien van de productie van e-poëzie concludeert hij al even voorzichtig: ‘Ook hier laat de revolutie vooralsnog op zich wachten’.Ga naar eind(12) Interessant is voorts de cross-over van oude oraliteit en nieuwe die we zien gebeuren op poëziefestivals als Poetry International. De optredens van dichters worden daar tegenwoordig ondersteund met grote schermen waarop een synchrone vertaling verschijnt (in het Nederlands of juist in het Engels) van de sprekende dichter. Hier wordt de computertechniek ingezet ter ondersteuning van de oude oraliteit. Tegelijk ligt ‘onder’ de fysieke gemeenschap van Poetry International ook een virtuele gemeenschap in de vorm van de site www.poetryinternational.org. De vruchtbaarheid van de samenwerking tussen oude en nieuwe media wordt steeds duidelijker. Nieuwe media vragen al snel om nieuwe toepassingen in de kunst (zoals bij voorbeeld de videopoëzie van de mediakunstenares Laurie Anderson nieuw was of de visuele poëzie van de avant-gardisten), maar ze kunnen het oude ook juist verdiepen, verbreden en verstevigen. Een voorbeeld daarvan vormen dvd's die er verschijnen rond literaire thema's, zoals de cd-rom over Heinrich Heines bundel Lyrische Intermezzo, waar muziek, tekst, schilderkunst en documentaire samenkomen.Ga naar eind(13) Ooit zal er een moment komen dat we het Verzameld werk van Multatuli of de complete Russische Bibliotheek, en waarschijnlijk beide, op onze iPod met ons mee kunnen dragen. | |
De kwaliteitskwestieMaar levert de ontmoeting tussen literatuur en nieuwe media ook wat op? Voor velen is dit de hamvraag. Zelf denk ik dat het na net anderhalf decennium van elektronische literatuur kortzichtig zou zijn die vraag al te zwaar te laten wegen. Het kwaliteitscriterium kan oneigenlijk gebruikt worden om zich niet met nieuwe ontwikkelingen te hoeven bemoeien. Natuurlijk mag er wel gevraagd worden naar de kwaliteit daarvan, maar dat impliceert dat de vragenstellers zichzelf ook moeten ondervragen. Want welke criteria moet je hanteren? Wat maakt een elektronisch gedicht tot een goed elektronisch gedicht? Met andere woorden, is er een mediumspecifieke kwaliteit of hebben we het over literaire kwaliteit die het medium overstijgt? En bestaat dat laatste wel, of zou hier nog de Gutenberg-geest aan het woord zijn met haar pretentie van universele geldigheid? Hier ligt een prachtige taak voor de literaire kritiek. Ze kan haar blikveld verruimen en visies ontwikkelen op de literatuur als crossmediale en grensoverschrijdende kunstvorm. Daarvoor zal ze haar literair-autonome positie moeten inruilen voor een avontuurlijkere houding, want in de grensgebieden tussen het gedrukte woord, muziek, podia en cybercultuur is veel te beleven, | |
[pagina 657]
| |
al is het zeker niet alles goud dat er blinkt. Wat Thomas Vaessens heeft betoogd voor de poëziekritiek, namelijk dat zij zich moet gaan bemoeien met wat buiten de eigen parochie gaande is, juist om de kwaliteit te verhogenGa naar eind(14), geldt wat mij betreft voor de literaire kritiek in het algemeen. Makkelijk zal dat niet zijn, want het veronderstelt een onderzoekende en meer informerende kritiek, waar de bestaande kritiek juist naar binnen gericht is. Recensenten zien zich vaak als poortwachters van de autonome republiek ‘literatuur’; in hun stukjes bepalen zij wie er wel en wie er niet binnen mogen, terwijl er veel meer behoefte is aan een kritiek die in kaart probeert te brengen hoe samenleving en literatuur op elkaar inwerken in een multimediale werkelijkheid. De vraag blijft hoe het kritische aspect voldoende uit de verf kan komen. Maar het antwoord kan alleen proefondervindelijk tot stand komen. Er zal in elk geval iets te vergelijken moeten zijn, voordat er een opvatting over kwaliteit tot stand kan komen. Daarom is het goed wanneer de discussie over kaf en koren blijft plaatsvinden, want zoals de strekking van Vaessens' stuk luidde: van kritiek word je groot. Bij de beoordeling van e-literatuur zijn er overigens verraderlijke valkuilen. We moeten rekening houden met het al genoemde verschijnsel dat mensen geneigd zijn de kracht van nieuwe techniek aanvankelijk te bagatelliseren en te vertalen naar oude vertrouwde patronen. Maar het omgekeerde zie je ook gebeuren. Zo maakt Thomas Vaessens Tonnus Oosterhoff het (lichte) verwijt dat zijn bewegende gedichten niet meer zijn dan een soort filmpjes, strak geregisseerd en zonder gebruikmaking van de random-functie van de computer. Dat is hetzelfde als een pianist verwijten dat hij niet alle toetsen gebruikt of een fotograaf dat hij alleen zwart-wit gebruikt. Ook kom je wel de min of meer triomfantelijke bewering tegen dat veel e-literatuur toch maar ontstaan is vanuit de pen. Mij lijkt dat allemaal van ondergeschikt belang. Bij de beoordeling telt uiteindelijk alleen het eindproduct. Is dat eindproduct in staat onze ziel te raken, te ontroeren, ontregelen en onthullingen te doen over ons, leden van de menselijke soort - daar gaat het om. Wie zijn er bij het onderzoek naar nieuwe vormen van literaire betekenisproductie meer de aangewezen onderzoekers dan de werkers in het veld van de humaniora, literaire critici, literatuurwetenschappers, antropologen, journalisten? De reden dat ik de kwaliteitsvraag zo-even als minder urgent bestempelde is dat cyberspace door de gevestigde geesteswetenschappen eerst als bron van moderne humaniora erkend en geëxploreerd moet worden. Cyberspace is nu eenmaal de biotoop van deze tijd. De urban painting en de street art-beweging floreren er en creëerden er een nieuwe beeldentaal, in directe relatie met de straat, en een nieuw soort kunstenaarschap. Het gaat om postmoderne, extramuseale maar bijzonder vitale stromingen. Waarom zou een deel van de literatuur er zijn weg niet kunnen vinden? Jan Baetens | |
[pagina 658]
| |
bepleit dan ook zeer terecht voorlopig eerst maar eens een praktisch-empiristische houding aan te nemen en cyberspace als culturele praktijk te bestuderen.Ga naar eind(15) Niets is makkelijker dan het nieuwe de rug toe te keren en alleen te kijken naar wat zich al bewezen heeft. Laat duizend bloemen bloeien en pluk straks de mooiste. |
|