Ons Erfdeel. Jaargang 49
(2006)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 499]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deining om een gedicht
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omsluit, op te sieren met een gedicht. De keuze was gevallen op het gedicht ‘Wan bon’ (‘Eén boom’) van Dobru, pseudoniem van de Surinamer Robin Raveles (1935-1983).Ga naar eind(1) De nalatenschap van Dobru wordt beheerd door een naar hem genoemde stichting. Het bestuur van deze stichting nam het verzoek van de ambassade in behandeling, maar besloot na rijp beraad het gedicht niet af te staan als hekdecoratie. Een dergelijk gebruik van de tekst was volgens de stichting strijdig met het progressieve gedachtegoed van Dobru. Wie niet beter weet, zal denken: niets aan te doen. Het zou aardiger zijn geweest als het bestuur van de stichting het plan had verwelkomd, maar gelukkig blijven er nog genoeg mogelijkheden over om het hekwerk van een ambassade te verfraaien. Wie bekend is met de partijen in deze kwestie en met de context waarbinnen de gevoerde discussie moet worden begrepen, viel van verbazing bijna uit zijn stoel. Dit had de meest verbeeldingrijke dichter niet kunnen verzinnen. Wat was er in de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigers gevaren dat zij een verzoek indienden dat de stichting R. Dobru Raveles met goed fatsoen alleen maar kon afwijzen? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een slecht momentDobru is de bekendste dichter van Suriname en ‘Wan bon’ het meest voorgedragen en gebloemleesde gedicht uit de Surinaamse literatuur. Dobru publiceerde het in 1965 in zijn bundel Matapi. Sindsdien heeft het vers een populariteit en status verworven die alleen maar te vergelijken zijn met die van het nationale volkslied van Suriname. Het gedicht bezingt de eenheid van het Surinaamse volk, ondanks alle verscheidenheid die het land rijk is. Het is een heldere en nobele boodschap, verwoord in een nationale taal (het Sranantongo), vervat in eenvoudige beeldspraak en opgebouwd volgens een logisch patroon van zinsdelen en strofen. Veel Surinamers kennen ‘Wan bon’ uit het hoofd en prevelen de tekst devoot en met ingehouden trots mee wanneer deze publiekelijk wordt voorgedragen. Behalve een geliefd dichter en een veelgelezen prozaschrijver was Robin Raveles een vurig nationalist. Hij werd al op jeugdige leeftijd actief binnen de Surinaamse nationalistische beweging, in een tijd waarin een dergelijk engagement tegen het zere been van de gevestigde orde was. De strijd voor onafhankelijkheid en sociale rechtvaardigheid werd door het wettige gezag beantwoord met vrijheidsbeperkende maatregelen en maatschappelijke tegenwerking. Ook Raveles ondervond dit aan den lijve. Maar langzaam keerde het tij. Tussen 1973 en 1977 was Raveles lid van het Surinaamse parlement. In 1980 werd hij onderminister van Cultuur in het eerste Surinaamse kabinet dat aantrad na de militaire staatsgreep van Desi Bouterse. Raveles beschouwde deze machtsomwenteling als het begin van een nieuwe fase in de geschiedenis van zijn land. Zijn geloof in de revolutie en zijn solidari- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
telt met bevrijdingsbewegingen waar ook ter wereld had hij altijd al uitbundig bezongen. Hij zag nu mogelijkheden zijn idealen metterdaad te verwezenlijken. De instabiele politieke ontwikkelingen in de beginjaren '80 en zijn vroegtijdige dood verhinderden echter dat hij die rol serieus op zich kon nemen. De vrouw van Dobru, Yvonne Raveles-Resida, heeft na het overlijden van haar man de politieke fakkel van hem overgenomen. Zij sloot zich aan bij de door de militairen opgerichte 25 Februari Beweging en manifesteerde zich als volksvertegenwoordiger en minister, eerst als lid van de Nationale Democratische Partij (NDP) van Desi Bouterse, vervolgens als lid van het Democratisch Nationaal Platform (DNP) van Jules Wijdenbosch. Anno 2006 vertegenwoordigt zij deze laatste partij in het Surinaamse parlement. Daarnaast waakt zij als voorzitter van de stichting R. Dobru Raveles over de nalatenschap van haar man. Wat voor Dobru gold, geldt niet minder voor haar: poëzie is politiek. Het kon om die reden onmogelijk als een verrassing komen dat zij het verzoek van de ambassade afwees. Het zou volgens haar ongepast, want in tegenspraak met de idealen van Dobru zijn geweest om zijn woorden tot uithangbord te maken van de diplomatieke vertegenwoordiging van de voormalige kolonisator. Zou de stichting daarmee instemmen, dan zou zij de naam en reputatie van de dichter te grabbel gooien. Het hielp ook niet dat het verzoek van de ambassade op een heel ongelukkig moment kwam. Het Nederlandse antidrugsbeleidvoorziet in een honderd procent controle voor Surinaamse passagiers die via luchthaven Schiphol Nederland binnenkomen. Deze controle geldt onder Surinamers als omstreden. De Nederlandse douane zou discriminerend en zonder veel respect voor de privacy van mensen optreden. Passagiers zouden weinig zachtzinnig worden gefouilleerd en soms onnodig lang worden vastgehouden. Grote commotie in Paramaribo wekte de behandeling van een zwangere vrouw, die kort na door de Nederlandse douane te zijn gevisiteerd haar ongeboren kind verloor. Voor de stichting R. Dobru Raveles was dit aanleiding om krachtig stelling te nemen tegen het Nederlandse antidrugsbeleid, het Nederlandse visumbeleid en meer in het algemeen de migratiepolitiek van minister Verdonk. De stichting onderstreepte dat Dobru zijn leven lang had gestreden tegen discriminatie en uitbuiting en was opgekomen voor een menswaardig bestaan en een gelijkwaardige behandeling van de ‘zwarte mens’. De Nederlandse ambassadeur diende het volgens de stichting daarheen te leiden dat de mensonterende handelingen jegens Surinaamse staatsburgers in het vervolg tot het verleden zouden behoren. Deze opvattingen werden in de Surinaamse samenleving breed gedeeld. De verklaring van het openbaar ministerie in Haarlem dat de miskraam geen gevolg kon zijn van de uitgevoerde bodyscan riep ook in Nederland afkeurende reacties op, aangezien deze uitspraak niet steunde op deugdelijk onderzoek. President Venetiaan - evenals Dobru dichter en nationalist - maakte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich tot spreekbuis van de oplopende verontwaardiging door de controles op Schiphol publiekelijk als ‘onmenselijk, barbaars en primitief’ te kwalificeren. Hij schreef brieven aan premier Balkenende en koningin Beatrix, waarin hij opriep om Surinamers op de luchthaven een respectvolle behandeling te geven, ook bij gerede verdenking van drugssmokkel. Het Nederlandse beleid jegens zijn landgenoten noemde hij discriminerend, aangezien drugshandelaren die van andere vliegroutes gebruik maken, zich niet aan een honderd procent controle hoeven te onderwerpen. Bovendien riep Nederland volgens hem zelf de drugsinvoer over zich af door zijn tolerante opstelling jegens drugsgebruik. Zou de Nederlandse regering het drugsgebruik serieus aanpakken, dan zou het land als schakel in de keten van de internationale drugshandel vanzelf aan belang inboeten. Den Haag kaatste de bal terug naar Paramaribo. De honderd procent controle was volgens de Nederlandse regering bedoeld om te voorkomen dat Schiphol door criminele organisaties zou worden gebruikt als doorvoerhaven voor de smokkel van drugs. Zolang er iedere week veertig drugskoeriers uit Suriname op Schiphol werden aangehouden, was er voldoende reden om met de intensieve controles door te gaan. Deze controles golden overigens voor vluchten uit Suriname, de Nederlandse Antillen en Venezuela. Volgens premier Balkenende was er al een verbetering opgetreden in de behandeling van passagiers op Schiphol, maar zou een scherpere controle van reizigers op de Johan Adolf Pengel luchthaven in Suriname het werk van Nederlandse douaniers vergemakkelijken. Hij kondigde aan dat Nederland alleen een versoepeling van het geldende regime zou overwegen als Suriname de controles op de eigen luchthaven zou verbeteren. In een reactie liet president Venetiaan weten dat dit alleen zou kunnen binnen de grenzen van wat algemeen als humaan wordt beschouwd, dat wil zeggen met respect voor de geestelijke en lichamelijke integriteit van burgers. Hij herhaalde dat hij van de Nederlandse regering een vergelijkbare opstelling verwachtte. Zijn opmerkingen illustreerden dat het getouwtrek rond de honderd procent controle minder een zaak van principes is dan van maatvoering. Het is een irritatiefactor binnen de Nederlands-Surinaamse betrekkingen, die aanleiding geeft tot het nodige gekrakeel, maar geen onneembaar obstakel dat werkzame verhoudingen op voorhand onmogelijk maakt. Hoe dit verder ook zij, de verhoudingen tussen Nederland en Suriname waren in maart 2006 van dien aard, dat de honorering van het verzoek van de Nederlandse ambassade door de stichting R. Dobru Raveles onmogelijk als kansrijk kon worden aangemerkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De toespraak van BalkenendeDe directe aanleiding tot de indiening van het verzoek was de geestdriftige ontvangst van een toespraak die premier Balkenende bij de viering van dertig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaar onafhankelijkheid in Suriname had gehouden. Het bezoek van Balkenende was in Suriname al bij voorbaat in goede aarde gevallen, aangezien hij na wijlen premier Den Uyl in 1975 de eerste Nederlandse minister-president was die het land bezocht. In zijn feestrede had Balkenende de culturele verdiensten van het Surinaamse volk breed uitgemeten en de invloed ervan op de Nederlandse cultuur geprezen. Hij had bijzondere aandacht gevraagd voor het gedicht ‘Wan bon’, waaruit hij enkele regels citeerde. Volgens Balkenende had Dobru bij het schrijven van zijn gedicht maar aan één boom gedacht: de kankantri, een grote, sterke en vruchtbare boom, waar magische krachten aan worden toegeschreven en die bij storm altijd fier overeind blijft. Van een vertegenwoordiger van een land dat vóór de onafhankelijkheid Surinaamse nationalisten vooral de voet dwars had gezet, klonk dit als een verkapte spijtbetuiging. Het was in ieder geval een erkenning achteraf van de culturele en maatschappelijke betekenis van Dobru. Hoewel de waardering van de aanwezigen in de Nationale Assemblee voor Balkenendes rede groot was, leek in het euforische Nederlandse kamp (‘We doen eindelijk iets goed in Suriname!’) niet iedereen doordrongen van de aard van de gebeurtenis. Wat was er aan de hand? Balkenende kwam naar Suriname om de onafhankelijkheidsviering luister bij te zetten en om kennis te maken met een land dat tot dan toe vooral buiten zijn politiek-bestuurlijke horizon had gelegen. Zijn verwijzingen naar Dobru maakten deel uit van een felicitatieboodschap. Het applaus dat hij ermee oogstte, was de wellevende reactie op enkele sympathiek verwoorde, maar in de kern ongevaarlijke opvattingen en ideeën. Los van de gelukwensen en de geest van vriendschap die zijn woorden tot uitdrukking wilden brengen, had zijn rede geen politieke pretenties. Veelzeggend was dat het applaus voor Balkenende van aanhangers van de Surinaamse regeringscoalitie kwam. Een deel van de oppositie verliet de zaal op het moment dat Balkenende met zijn rede begon. Het andere deel zat de toespraak van de Nederlandse premier plichtmatig uit. De reactie van de regeringscoalitie is begrijpelijk. Dobru behoorde in 1975 tot de coalitie die de onafhankelijkheid realiseerde. Door hem te eren, zette Balkenende de gehele Surinaamse onafhankelijkheidsgeneratie, inclusief president Venetiaan, in het zonnetje. Even begrijpelijk greep de oppositie de komst van Balkenende aan om zich af te zetten tegen de Surinaamse regering. Het gaf volgens de NDP geen pas dat president Venetiaan de regeringsleider verwelkomde van een land dat de NDP-leider nog altijd afschilderde als de personificatie van het kwaad. Balkenendes uitspraken over Dobru werden in kringen van de NDP en DNP bovendien onwaarachtig gevonden, aangezien zij betrekking hadden op de Dobru van 1975 en niet ook op de Dobru van de beginjaren '80. Deze laatste Dobru, voor wie de ontsporingen van het militaire regime | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nooit aanleiding waren geweest zijn steun aan Bouterse op te zeggen, laten de zittende Surinaamse en Nederlandse regering inderdaad bij voorkeur buiten beschouwing. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mislukt, maar toch een poging‘Wan bon’ is publiek bezit en heilig huis, zijn auteur een instituut dat fervente verdedigers kent en uitgesproken critici. Wat heeft de ambassade ertoe gebracht om desondanks te proberen zich ‘Wan bon’ toe te eigenen? Kunnen we volstaan met de constatering dat een gebrekkig historisch besef, een slecht ontwikkeld gevoel voor timing en een opmerkelijke naïviteit de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigers parten heeft gespeeld? Of doen we hen daarmee tekort en staren we ons blind op alleen die aspecten van de zaak die in de openbaarheid zijn gekomen? Met het aantreden van de regering-Venetiaan in augustus 2005 is een periode aangebroken die beslissend zal zijn voor de strafrechtelijke vervolging van mensenrechtenschendingen in Suriname in de jaren '80 en beginjaren '90. Er is Paramaribo en Den Haag veel aan gelegen dat het proces tegen de voornaamste verdachten van de decembermoorden van 1982 (onder wie Bouterse) in deze periode zijn beslag krijgt. Voor Suriname zal het succesvol afronden van deze zaak, die als een molensteen om de nek van opeenvolgende regeringen heeft gehangen, een belangrijke versterking van de democratie en rechtsstaat tot gevolg hebben. Naar verwachting zal dit de aanzet geven tot vervolgprocessen, die de waarheid over misstanden uit het verleden boven tafel zullen brengen, daders van misdrijven zullen berechten en burgers in staat zullen stellen een begin te maken met de verwerking van hun geschiedenis. Vast staat dat in de marge van de onafhankelijkheidsviering Venetiaan en Balkenende achter gesloten deuren met elkaar hebben gesproken. Aangenomen mag worden dat daarbij de strafrechtelijke vervolging van de voormalige legertop en zijn sympathisanten, in het bijzonder de veiligheidsrisico's ervan, aan de orde is gekomen. Balkenende zal Venetiaan steun hebben toegezegd, het ideaal van ‘good governance’ indachtig. Venetiaan zal vanuit eenzelfde visie deze steun hebben aanvaard, in de wetenschap dat de vervolging en berechting van de daders van de decembermoorden met harde veiligheidsgaranties omkleed dient te zijn en dat daarbij iedere hulp, ook uit het buitenland, inclusief die van de voormalige kolonisator, welkom is. ‘Wan bon’ gaat over de eenheid van het Surinaamse volk. Heeft de Nederlandse regering gemeend dat ideaal, juist in een periode dat er voor Suriname zoveel op het spel staat, tot het hare te moeten maken en daarvan blijk willen geven door de woorden van Dobru vanuit haar ambassade in de Surinaamse samenleving uit te dragen? Niet langer als manifestatie van een een- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heidsdenken dat naar binnen is gericht en waaraan alleen Surinaamse staatsburgers deel kunnen hebben, maar als vertolking van een ideaal dat zijn aanhangers ook heeft onder burgers van bevriende naties en dat in ruimere zin het verdedigen van fundamentele menselijke rechten en vrijheden omsluit? Als dit het geval is geweest, dan worden de intenties van de ambassade een stuk duidelijker. Zo bezien moet de negatieve beslissing op het verzoek van de ambassade ook niet worden afgedaan als de onvermijdelijke uitkomst van een confrontatie tussen postkoloniale vrijheidszin en neokoloniale bemoeizucht. Een dergelijke benadering zou ten onrechte verhullen dat er van Nederlandse kant geprobeerd is de beperkingen van de Nederlands-Surinaamse relaties te ontstijgen door deze te transformeren tot een bredere samenwerking volgens de beginselen van democratie en rechtsstaat. Toegegeven: het was een onhandig uitgevoerde en slecht bij de Surinaamse politieke cultuur aansluitende poging, die daardoor wel moest mislukken, maar die meer aandacht verdient dan het onfortuinlijke stranden van het voorstel op het eerste gezicht doet vermoeden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den Haag in plaats van ParamariboEen strofe in ‘Wan bon’ luidt: ‘één hoofd, zoveel gedachten, gedachten waaronder één goede moet zijn’. Voor Suriname en Nederland ziet die ‘goede gedachte’ er oppervlakkig gezien misschien anders uit, maar in het licht van de actualiteit is deze op zijn minst verwant en ten diepste wellicht identiek. Het zou daarom jammer zijn als de discussie rond Dobru's gedicht zonder verdere gevolgen zou blijven. Er valt veel te zeggen voor plaatsing van ‘Wan bon’, niet op het hek van de Nederlandse ambassade in Paramaribo, maar op dat van de Surinaamse ambassade in Den Haag. Het is moeilijk voor te stellen dat de stichting R. Dobru Raveles dit bezwaarlijk zou vinden. Inwilliging van een dergelijk verzoek - dat uit zou moeten gaan van de Surinaamse regering - zou recht doen aan de idealen van Dobru en aan zijn adagium dat poëzie politiek is en politiek poëzie. Bovendien zou de tekst voor de Surinaamse gemeenschap in Nederland een steun in de rug betekenen en de Nederlandse samenleving een spiegel voorhouden, die de bevolking van het land vaak zo node mist. Want evenals Suriname is Nederland immers een land met een veelheid aan bladeren, wateren en gedachten, haarsoorten, huidskleuren en talen, en is de zoektocht naar datgene dat zijn bewoners bindt een discussie die blijvend gevoerd dient te worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bronnen‘Speech van de minister-president van Nederland, dr. Jan Peter Balkenende, buitengewone openbare zitting van De Nationale Assemblee ter gelegenheid van de viering van dertig jaar onafhankelijkheid van de Republiek Suriname, Paramaribo, 25 november 2005’, De Ware Tijd, 26 november 2005. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘OM Haarlem: Miskraam Schiphol niet door 100-procentcontrole. Slachtoffer geschokt’, De Ware Tijd, 28 maart 2006. Uit: r. dobru, Boodschappen uit de zon. Gedichten 1965-1980, Meulenhoff, Amsterdam, 1982. |
|