Ons Erfdeel. Jaargang 48
(2005)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 612]
| |
Antoon Roosens (1929-2003) - Foto archief Meervoud.
kloof tussen beide landsdelen, is in 2005 voor het eerst, in zijn volle omvang, onderwerp van debat in Franstalig België. De ondoorzichtige transfers van massa's overheidsgeld wiegen Wallonië al decennia in slaap, luidt het. En het lijkt er wel op dat de dominante politieke partij aldaar, de Parti Socialiste (PS), dit ook zo gewild heeft, voegt een van de scherpste Waalse critici ter zake, de liberale senator Alain Destexhe, er aan toe. De PS ontleent een flink deel van haar politieke macht aan het cliëntelisme waarmee ze haar getrouwen van hoog tot laag bedient, onder meer via het instandhouden van een overmaatse overheidsadministratie en een ‘sociale economie’ die met ‘Vlaams’ en ‘Europees’ geld betaald wordt. Als de overdrachten uit Vlaanderen plots zouden stoppen, moeten, bijvoorbeeld, de uitkeringen in Wallonië van de ene dag op de andere met 15 tot 20 percent omlaag, becijferden Destexhe en een aantal Waalse economisten. Dat de Belgische taalgrens in velerlei opzichten een sociale grens vormt, staat anno 2005 onverwachts (en vervelend voor onder meer federaal premier Guy Verhofstadt) weer volop te kijk. De voor Nederlanders ‘niet te doorgronden’ rel rond de scheiding van het kiesdistrict Brussel-Halle-Vilvoorde, draait, voor wie kijken wil, rond sociale en culturele verdringing van minder gegoede autochtone Vlaamse inwoners door kapitaalkrachtiger Franstaligen afkomstig uit Brussel. Sociaal sterkere Franstalige Brusselaars kiezen voor de rand en laten een verpauperende, ‘zwarte’ hoofdstad achter. Eerder was er veel te doen rond de klacht van Vlaamse politici tegen het taalbeleid in Brusselse openbare ziekenhuizen - waar je als Vlaming met een acute aandoening beter niet terechtkomt als je geen mondje Frans beheerst. Het besef dat er achter en onder de Belgische communautaire problemen diepe politieke en culturele, maar zeker ook sociaal-economische breuklijnen schuilgaan, is volop actueel. Jaren voor Hendrik Bogaert, een jonge Vlaamse christen-democratische volksvertegenwoordiger, met het idee op de proppen kwam, predikte Antoon Roosens al dat Vlaanderen en Wallonië politiek het best hun eigen wegen gingen, maar dat zoiets een welbegrepen solidariteit, in de vorm van een ‘Marshallplan’ voor Wallonië, niet in de weg moet staan. Roosens, een Brusselse jurist die in 2003 op 74-jarige leeftijd overleed, was een van de kleurrijkste en interessantste figuren van zijn generatie binnen de Vlaamse Beweging. Hij was ‘al links Vlaams-radicaal voordat het modieus werd, en is het gebleven lang nadat het niet meer betaamde’, lees je op de achterflap van het eenvoudig uitgegeven boek over hem dat recent verschenen is. De rode tong van de leeuw. Analyse en strategie van een links flamingant is een verzamelwerk met inhoudelijk erg uiteenlopende artikelen die na de plotse dood van Roosens werden geschreven door zijn vrienden en kennissen. Een aantal van hen heeft in Vlaamse intellectuele kringen klinkende namen. De Antwerpse literator en filosoof Ludo Abicht bijvoorbeeld, is een gerespecteerde, uitgesproken linkse Vlaamsgezinde, die de controverse met het modieuze neo-belgicistische denken niet uit de weg gaat. En Jef Turf was ooit de Vlaamse covoorzitter van de (Belgische) Kommunistische Partij en parlementslid voor die KP De meeste andere auteurs zijn alleen bekend voor wie ooit in contact kwam met het marginale georganiseerde linkse Vlaams-nationalisme rond het maandblad Meervoud: Christian Dutoit, Roger Bourgeois, Henk Cuypers of Miel Dullaert bijvoorbeeld. Marginaal betekent nog niet zonder invloed, schreef de historica Soetkin Vincké een paar jaar geleden in haar proefschrift aan de Gentse Universiteit over het linkse flamingan- | |
[pagina 613]
| |
tisme. Als individu speelde Roosens in de zestiger en zeventiger jaren zeker een vooraanstaande rol in de buitenparlementaire Vlaamse Beweging. Hij was een van de drijvende krachten achter het verzet tegen de ‘talentelling’, op basis waarvan grote aantallen Vlaamse gemeenten een officieel tweetalig of Franstalig karakter dreigden te krijgen. En hij speelde een vooraanstaande rol bij de organisatie van de twee Vlaamse Marsen op Brussel (1961-'62) en een grote betoging in Antwerpen (1963). Telkens kwamen vele tienduizenden Vlamingen op straat om meer zeggenschap over hun eigen zaken op te eisen, en tijdens die laatste manifestatie ook duidelijk om greep te krijgen op de eigen economie. Die betogingen bepaalden mee de koers die leidde tot de aftakeling van het Belgique de papa, het oude unitaire België, en de glijvlucht naar een federalisering van het land. Roosens was een van de oprichters van het invloedrijke ‘progressieve’ weekblad De Nieuwe. Roosens' invloed - de man was een van de beste kenners van het ideeëngoed van de Italiaanse marxist Antonio Gramsci - werkte in op de Vlaamse activisten die zich in de jaren zestig en zeventig groepeerden rond bladen als Het Pennoen, De Nieuwe, De Maand of het Vlaams Marxistisch Tijdschrift. En hij speelde een vooraanstaande ideologische rol voor twee kleine groepen activisten, De Witte Kaproenen en de Werkgroep Arbeid, die in de jaren zeventig en tachtig nog maar eens de oude kloof tussen de Vlaamse arbeidersbeweging en het Vlaams-nationalisme poogden te overbruggen. Gramsci's opvattingen over de culturele en ‘nationale’ inbedding van de sociale en economische emancipatie werden voor de Werkgroep Arbeid de basis voor een uitgesproken marxistische analyse van de Belgische nationaliteitenkwestie. Wie zich door het jargon heen kan ploegen waarvan Jef Turf zich in zijn bijdrage voor dit boek bedient, ontdekt best nog wat interessante analyses in de beschrijving van Roosens' Gramsci-lezing. De Werkgroep Arbeid kon in de late jaren zeventig goede contacten uitbouwen met klein-links en met de ‘progressieve’ vleugel van de toenmalige Vlaams-nationalistische partij Volksunie waaruit later de huidige partijen Spirit en de Nieuw-Vlaamse Alliantie (NVA) zouden groeien. In die jaren splitste zich ook de unitaire sociaal-democratische partij, de Belgische Socialistische Partij, in een Franstalige organisatie en een Vlaamse partij - de huidige SPA. Maar figuren als een Roosens of de militanten van de Werkgroep Arbeid hadden weinig of geen banden met de traditionele sociaal-democratische zuil, en dat verhinderde in belangrijke mate hun kansen op beïnvloeding in die richting. Nog sterker dan de christen-democratische arbeidersbeweging bleven de socialisten overigens vasthouden aan het Belgische kader, ondanks de voortdurende fricties en vaak fundamentele verschillen in toekomstvisie met hun Franstalige kameraden. Binnen het veel minder strak georganiseerde Vlaams-nationalisme vond Roosens' boodschap makkelijker ingang - althans binnen de linkervleugel ervan. De rechtse tot radicaalrechtse franjes van diezelfde beweging herkenden in de ‘linkse infiltranten’ ogenblikkelijk de erfvijand terwijl Roosens en zijn makkers alle mogelijke varianten van de marxistische fascismetheorieën loslieten op de organisaties en groepjes die aan de basis liggen van wat vandaag is uitgegroeid tot de partij Vlaams Belang. Overigens, zonder dat dit de opgang van die partij ook maar enigszins zou hinderen, want daarvoor zaten Roosens en de zijnen toch echt te ver in de marge. Axel Buyse De rode tong van de leeuw. Antoon Roosens (1929-2003). Analyse en strategie van een links flamingant, Meervoud vzw, Brussel, 2004, 208 p. |
|