| |
| |
| |
Kunst buiten het museum - België
Verzamelingen van banken, bedrijven en particulieren in België
Marc Ruyters
werd geboren in Antwerpen in 1952. Studeerde rechten aan de U.I. Antwerpen. Schreef scenario's voor tal van TV-programma's en is cöordinator cultuur van het dagblad ‘De Tijd’. Publiceerde samen met Elly Stegeman ‘Hedendaagse beeldhouwers in Nederland en Vlaanderen’ (1998).
Adres: Koning Albertlei 15, B-2650 Edegem
Dat de Belg met een baksteen in de maag geboren is, is bijna spreekwoordelijk. Dat hij ook een verwoed kunstverzamelaar is, zeker als het om moderne en hedendaagse kunst gaat, is minder algemeen bekend. Toch weet iedere kunsthandelaar, van New York tot Keulen, van Londen tot Milaan, en elke kunstbeursorganisator, van Art Brussels tot Art Basel: als de Belgen er zijn, is het feest. Op Art Basel, 's werelds topbeurs voor hedendaagse beeldende kunst, wacht iedere galeriehouder op de dag dat ‘het vliegtuig met de Belgen’ landt, want dat wordt wellicht zijn beste commerciële dag. Ingewijden zeggen dat de Belgische kunstverzamelaars, samen met de Amerikanen, tot de wereldtop behoren.
Tegelijk lijken weinig privé-verzamelingen toegankelijk voor het grote publiek. De privé-verzamelaars stapelen er hun villa's mee vol, de bedrijven pronken er vooral mee voor hun klanten, zelfs de banken tonen hun kunst mondjesmaat, heet het. Een poging tot nuance.
| |
Elke bank zijn collectie
De Belgische banken zijn collectioneurs van oudsher: ze hebben een lange geschiedenis in het verzamelen van kunst. Elk verhaal is anders, maar vaak komt het neer op de persoonlijke inspanningen en interesses van een topfiguur van een bank, die aan de basis liggen van de collectie. Even werd gevreesd dat, met de fusiekoorts in de jaren negentig in de internationale bankwereld, de Belgische banken tot kleine spelers gereduceerd zouden worden en dat ze hun kunstcollecties zouden moeten afstoten (wegens niet behorend tot de ‘core business’), maar die vrees is vooralsnog niet bewaarheid.
Neem de Dexia Bank. Met bijna vijfduizend kunstvoorwerpen is deze bank eigenaar van de grootste privé-verzameling van België. Dexia Bank is ontstaan uit het samengaan van het vroegere Gemeentekrediet en Artesia,
| |
| |
dat op zijn beurt een fusie was van Bacob en Paribas Bank België. Een belangrijke pijler in de collectie van Dexia Bank is afkomstig uit Paribas. In de jaren vijftig begon de toenmalige Paribas-voorzitter Maurits Naessens met het opkopen van historische panden in de Belgische steden om ze van de sloop te redden. Niet alleen de interieurs werden hersteld, ze werden ook gedecoreerd met kunstwerken uit de overeenkomstige historische periode. Het bekendste is het Huis Osterrieth in Antwerpen, waar schilderijen van tal van zestiendetot achttiende-eeuwse Antwerpse meesters de muren sieren, met twee schetsen (olieverf op paneel) van Rubens over de ontvoering van de Sabijnse maagden als pronkstukken. Maar Naessens was ook een groot liefhebber van moderne kunst en verzamelde veel werk uit de Latemse Scholen, van Permeke tot Gust de Smet.
Een andere belangrijke poot in de Dexia Bank-collectie is de kunstverzameling van het vroegere Gemeentekrediet, die meer dan duizend stuks bevat. Aanleiding voor de collectievorming was de honderdste verjaardag van het bestaan van de bank in 1960: de raad van bestuur nam toen het besluit om een representatieve collectie aan te leggen van Belgische kunst vanaf 1860, het jaar van oprichting van de bank. De kunstwerken werden vooral gekocht om de bankkantoren te verfraaien, maar tegelijk werd ook gelet op de representativiteit van de werken. De helft van de werken dateert van na 1960, maar het moderne luik van eind negentiende, begin twintigste eeuw is essentieel. Alle grote Belgische stromingen zijn aanwezig: de Belgische romantici en realisten van de tweede helft van de negentiende eeuw, de pointillisten en vernieuwers van Les XX met James Ensor op kop, de Brabantse fauvisten onder leiding van Rik Wouters, de eerste abstracten, de Vlaamse expressionisten met Constant Permeke en Gust de Smet, de Jeune Peinture van na de Tweede Wereldoorlog. Ook Bacob leverde zijn bijdrage met een kleine, maar fijne verzameling hedendaagse kunst.
Dexia Bank wil een deel van de collectie verkopen, vooral de minder relevante werken en de dubbele. Maar dat geld wordt in nieuwe aankopen geïnvesteerd om de lacunes in sommige segmenten op te vullen.
De Belgische bank BBL, nu onderdeel van ING België, heeft eveneens een grote kunstverzameling. Die is historisch gegroeid uit de collectie van de Banque Lambert. De Brusselse bankiersfamilie Lambert was erg kunstminnend en startte haar collectie met vooral werk van de modernen van deze eeuw: Chagall, Rouault, Ensor en dergelijke, maar ook met enkele impressionisten. Later ging Léon Lambert zich meer op de hedendaagse kunst toeleggen, met een schat aan Europese en Amerikaanse werken uit de jaren vijftig en zestig. In 1975 volgde de fusie van de Banque Lambert met de Banque de Bruxelles, die tot de Bank Brussel Lambert leidde, en die nieuwe BBL nam een groot deel van de collectie van Léon Lambert over. Die verzameling werd
| |
| |
aangevuld onder de patronage van de toenmalige BBL-voorzitter, Daniël Cardon de Lichtbuer. De meeste werken zijn nog altijd geïntegreerd in het hoofdgebouw aan de Brusselse Marnixlaan, op zich al een kunstwerk van de Amerikaanse architect Gordon Bunshaft. ING België heeft nu nog altijd een dienst Kunstzaken die werken aankoopt en integreert, met bekende namen als Helmut Middendorf, David Nash, Mimmo Paladino, Tony Cragg, Markus Lïpertz, Per Kirkeby, Gilbert & George, Jan Fabre, Philippe Aguirre en anderen. Vandaag telt de ING België-collectie ruim 1.800 kunstwerken (zie afbeelding p. 505).
KBC is het resultaat van de fusie tussen de Vlaamse Kredietbank, Cera Bank en ABB. Ook dat heeft geleid tot een imposante kunstcollectie. ABB had een kleine collectie met regionale accenten, Cera Bank van zijn kant bracht vierhonderd kunstwerken binnen. Ook hier nam een kunstminnend directielid het voortouw, in de persoon van Paul Tanghe, tot aan de fusie ondervoorzitter van zijn bank. Via de Cera Foundation bouwt Tanghe intussen een belangrijke verzameling Belgische actuele kunst op, gericht op de jaren negentig. Werk van David Claerbout, Joëlle Tuerlinckx, Ann Veronica Janssens, Dirk Braeckman, Johan Grimonprez, Orla Barry, Jan de Cock en vele anderen biedt een staalkaart van een generatie kunstenaars die haar gelijke niet kent in de Belgische musea voor hedendaagse kunst. Door de Kredietbank ten slotte werd een verzameling van vooral Vlaamse moderne schilders ingebracht (Permeke, De Smet, Spilliaert, Brusselmans), maar ook de (bijna) volledige collectie etsen van James Ensor: KBC bezit intussen bijna alle 133 bekende Ensor-etsen en beheert nu een collectie van ruim drieduizend voorwerpen (zie afbeelding p. 500). Het zeventiende-eeuwse Rockoxhuis in Antwerpen, eigendom van KBC, is zelfs een heus museum geworden. Na een rustperiode worden nu stappen ondernomen om de collectie verder uit te breiden.
Ook andere Belgische banken hebben hun kunstverzameling. De Nationale Bank investeert sinds 1972 in een collectie van hedendaagse Belgische kunst. Daarbij komen de meest uiteenlopende stromingen aan bod: van de geometrische abstractie van Jo Delahaut tot het hyperrealisme van Roger Wittevrongel en de Cobra-werken van Pierre Alechinsky en Christian Dotremont. Ook hedendaagse fotografie, met werk van onder meer Michel François en Marie-Françoise Plissart, zit in de collectie, die nu 1.800 stuks telt.
Fortis is gegroeid uit de fusie van onder meer de Belgische banken ASLK en de Generale Bank, die elk hun eigen collectie hadden. De Generale Bank had een sterk uiteenlopende collectie van de zestiende eeuw tot de jaren '70 van de vorige eeuw, onder meer omdat de regionale hoofdzetels kunst konden kopen naar eigen smaak. Bij de ASLK lag de nadruk meer op de twintig- | |
| |
ste eeuw, en dan vooral de Vlaamse expressionisten. Alles bij elkaar telt de collectie zo'n tweeduizend voorwerpen, met twee doeken van René Magritte (waaronder een versie van ‘Le Modéle Rouge’) als topstukken. Maar in tegenstelling tot Dexia Bank, ING België en KBC doet Fortis niet meer aan een actief kunstbeleid, eerder aan behoud en beheer. Ook de bankverzekeraar AXA blijft bescheiden en investeert elk jaar in de aankoop van een belangrijk werk van een internationale kunstenaar.
De collecties van de Belgische banken zijn belangrijk in het nationale en internationale kunstgebeuren, ook wat de commerciële impact betreft: het werk wordt gekocht bij galeries of bij de kunstenaars zelf. Zeker de drie belangrijkste collecties (die van Dexia Bank, ING België en KBC) staan ook relatief open voor het publiek: de banken organiseren geregeld zelf tentoonstellingen, organiseren groepsbezoeken in de eigen gebouwen en/of lenen de werken veelvuldig uit aan andere beeldende-kunstinstellingen, vooral de musea.
| |
Kunst achter de deur
Anders dan de banken investeren weinig Belgische privé-bedrijven openlijk in een kunstcollectie. De reden daarvoor is vooral fiscaal: voor een bedrijf is het financieel niet interessant om kunst te verwerven. Er zijn enkele semi-collecties bekend, zoals die van het Antwerpse havenbedrijf Katoen Natie: de zaakvoerders Fernand en Carine Huts laten hun personeel in de bedrijfsgebouwen werken tussen schilderijen en beelden van Emile Claus, Yves Klein, Wim Delvoye, Panamarenko, Cristina Iglesias en anderen. Maar in essentie gaat het om privé-collecties: het is de bedrijfsleider die verzamelt en zijn personeel al dan niet laat meegenieten van de kunst.
België voert op het vlak van kunst kopen en verkopen een van de minst aantrekkelijke fiscale regimes ter wereld. Een hoge BTW-voet, een volgrecht en weinig of geen fiscale aftrekmogelijkheden maken het verzamelen van kunst niet aantrekkelijk. Dat een kleine maatregel desalniettemin grote gevolgen kan hebben blijkt uit de zogeheten ‘éénprocentsregel’ die door de Vlaamse overheid uitgewerkt is: elke overheidsinstelling die een nieuw gebouw plant, moet één procent van de totale bouwkost reserveren voor de inplanting van een kunstwerk in het gebouw. Nogal wat Vlaamse overheidsinstellingen passen die regel niet alleen toe, maar gebruiken hem als kapstok voor het opzetten van een eigen kunstcollectie op de campus. De Universiteit Antwerpen bijvoorbeeld heeft intussen een mooie verzameling opgebouwd met werk van vooral Belgische kunstenaars uit de tweede helft van de twintigste eeuw.
Naast de banken zijn het vooral de individuele privé-verzamelaars die in Vlaanderen onvermoede schatten aan hedendaagse kunst beheren. Algemeen
| |
| |
wordt aangenomen dat die verzamelaars zich vooral concentreren in Zuidwest-Vlaanderen (de textielsector), de Antwerpse (de haven- en diamantsector), de Brusselse en in mindere mate de Gentse regio. Velen van hen koesteren het ‘low profile’ en zijn slechts bekend bij de kunstenaars en/of de galeriehouders waarmee ze zaken doen, maar enkele collecties hebben ook een grote publieke weerklank. We noemen er drie.
De collectie van de arts Lieven Declerck en zijn vrouw Chris bevat honderden topwerken: beelden, schilderijen, foto's, video's, installaties en dies meer van uiteenlopende grote namen uit de tweede helft van de twintigste eeuw (zie afbeelding p. 506). Werken van Daniel Buren, Christo, Tony Cragg, Günther Förg, Joseph Kosuth, Jannis Kounellis, Bruce Nauman, Gerhard Richter, Bill Viola en vele anderen staan naast en op elkaar in en om zijn woning ergens in Zuidwest-Vlaanderen. Een gedreven collectioneur dus. ‘Declerck doet afbreuk aan het psychologische profiel van de klassieke verzamelaar, omdat hij er schijnbaar probleemloos in slaagt de rusteloze lust van de verzamelaar te combineren met het simpele genot van de koper’ (Steven Jacobs in Corpus Delicti, Museum voor Hedendaagse Kunst Gent, 1995, p. 96). In die zin kan Lieven Declerck model staan voor nogal wat privé-verzamelaars die, ook al laten ze zich adviseren, vaak op hun intuïtie kopen en verkopen en intussen een prachtige verzameling opgebouwd hebben.
Van een ander type is het verzamelaarsechtpaar Anton en Annick Herbert uit Gent: al sinds de jaren zeventig bouwen zij aan een van de belangrijkste privé-kunstcollecties ter wereld, zeker als het om conceptuele kunst gaat (zie afbeelding p. 509). De Herberts hebben zich in het internationale netwerk van hedendaagse beeldende kunst een prominente plek veroverd en gaan met hun collectie op een beredeneerde, haast museale manier om. Onder meer het Nederlandse Van Abbemuseum profiteert daarvan, want Anton Herbert heeft met deze instelling een nauw samenwerkingsakkoord.
De derde case is die van de Brusselse verzamelaar Herman Daled. Ook hij verzamelt al sinds de jaren zeventig, maar vindt de omgang met de kunstenaars minstens zo belangrijk als de kunstwerken zelf. Vooral het idee van ‘kunst als decoratie’ is hij niet genegen. Ooit leende Daled een werk van Daniel Buren uit zijn collectie uit voor een tentoonstelling in Villeneuve d'Ascq: het werk moest nog uitgepakt worden. Daled was en is als collectioneur een sleutelfiguur in het Brusselse actuele kunstleven, met belangrijke posities in onder meer het Paleis voor Schone Kunsten (nu Bozar) en het op stapel staande kunstcentrum Wiels.
| |
Ten behoeve van wie?
Heeft de gemeenschap baat bij het privé-verzamelen, door bank, bedrijf of individu, van kunst? In de beste der (door een overheid gestuurde) werelden
| |
| |
niet: mochten alle musea en kunsthallen genoeg middelen hebben, dan zou de burger een overvloedig, kwalitatief sterk en representatief overzicht van moderne en hedendaagse beeldende kunst aangeboden krijgen. Maar zo is het niet, althans niet in Vlaanderen. Privé-initiatief blijft er voorlopig onontbeerlijk. Voor de beeldende kunstenaars zijn de privé-collecties enorm belangrijk, want hun financiële bestedingsmogelijkheden zijn een veelvoud van die van de overheidsinstellingen. Ook curatoren halen hun voordeel uit de privé-collecties. Bijna alle banken, maar ook nogal wat privé-verzamelaars winnen, al dan niet op gestructureerde basis, advies bij hen in. En zelfs het publiek heeft er baat bij: vele verzamelaars lenen (meestal anoniem) graag werk uit voor tentoonstellingen in de overheidsinstellingen, want zo blijft hun artiest ook in de publieke belangstelling. En op die manier komt het publiek in contact met topwerk van die kunstenaars, dat de musea zich in vele gevallen niet kunnen permitteren.
Een artistiek beleid voor hedendaagse beeldende kunst, opgezet door de overheid, zou met de wereld van de privé-collecties dan ook veel meer rekening moeten houden. Want er dienen zich in Vlaanderen op dat vlak problemen aan. Om er eentje aan te halen: het conserveren en restaureren. Nogal wat ‘actuele’ kunstwerken lijden aan materiële desintegratie omdat, binnen het concept van hedendaagse kunst, materiaalbestendigheid nu niet meteen de prioriteit was. Als privé-eigenaars terecht zouden kunnen bij de restauratieateliers die de overheid opzet (met het Gentse SMAK als centrale plek), zouden we al een eind opschieten. Veel belangrijker: een collectie kan onsterfelijk zijn, een collectioneur is dat niet. Vele verzamelaars zijn al actief sinds de jaren zeventig en vragen zich af wat er met hun collectie moet gebeuren. Doorgeven aan de volgende generatie is fiscaal gezien peperduur, verkoop door de erfgenamen op de internationale (lees: Angelsaksische) kunstmarkt is de makkelijkste weg, maar zou een kolossale vlucht van topstukken uit het land betekenen. Samenwerken (door middel van schenkingen e.d.) met bestaande museale instellingen in Vlaanderen is voorlopig problematisch, omdat nogal wat collectioneurs geen vertrouwen hebben in de financiële slagkracht en het professionalisme van die instellingen.
Kortom, het Vlaamse kunstenbeleid heeft op dit vlak nog heel wat werk voor de boeg.
|
|