Ons Erfdeel. Jaargang 48
(2005)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 314]
| |
Vlaanderen en zijn literaire bronnen. Het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (CTB)‘Vlaamsche uitgevers nemen het zo nauw niet, zij gooien de boeken eenvoudig op de markt alsof het broodjes waren! Zij houden er waarachtig geen literair adviseur op na om hunne uitgaven, van het wetenschappelijk commentaar voorzien, bij het lezend publiek in te leiden. Dat publiek wordt verondersteld er àlles van te weten [...]’Ga naar eind(1) Deze zinnen schreef Stijn Streuvels neer in 1924, in het tijdschrift Bibliotheekgids. Het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (CTB), een onderzoekscentrum van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, las er een motto in voor zijn werkzaamheden. Het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie werd in 2000 boven de doopvont gehouden door de toenmalige minister van Cultuur, Bert Anciaux. Anciaux kondigde de oprichting van het Centrum aan op een colloquium te Brussel op 9 maart 2000, onder de titel ‘Teksteditie Vlaanderen 2000’. Op dit colloquium werd een stand van zaken opgemaakt van de editiepraktijk en -wetenschap in Vlaanderen en tevens een lans gebroken voor een ernstiger overheidsbeleid ten aanzien van onze klassieke literaire teksten en historische bronnen. De balans was eerder negatief: op het gebied van de tekstuitgave en editiewetenschap had Vlaanderen een grote achterstand ten aanzien van het buitenland. De buurlanden Frankrijk, Duitsland en Nederland hadden al veel vroeger het belang ingezien van een ernstig en wetenschappelijk beleid ter bewaring en ontsluiting van hun historische (literaire) erfgoed, maar Vlaanderen was wat aan de kant blijven staan. En lang. Frankrijk, Duitsland en Nederland brachten hulde aan hun grote klassieke auteurs door prestigieuze historisch-kritische uitgaven van hun oeuvres en prachtige correspondentie-edities op de markt te brengen, maar Vlaanderen slaagde er niet in zijn eigen literaire verleden op dezelfde eerbiedvolle wijze te benaderen. In Vlaanderen bleven auteursbriefwisselingen en andere historische bronnen opgesloten in archieven, om daar te verkommeren en te vergaan, als ze er al, al dan niet samengehouden, geraakten. En boeken werden op de markt gegooid ‘alsof het broodjes waren’, om Streuvels' woord te herhalen. Soms waren deze boeken zelfs al lang niet meer de boeken die de auteur oorspronkelijk had geschreven. Om aan deze miserabele toestand wat te doen, werd het CTB opgericht. Het CTB verricht fundamenteel wetenschappelijk onderzoek op het vlak van de teksteditie, de ontsluiting van het literaire en intellectuele erfgoed in Vlaanderen en de literaire, talige en intellectuele bronnenstudie. Tot dit werkveld behoren de disciplines van de editiewetenschap, de teksteditie, de dialectologie en het onderzoek van historische corpora. Speciale aandacht gaat uit naar het gebruik van teksttechnologie en geavanceerde informatieen communicatietechnologie in het onderzoek. De doelstellingen zijn vijfvoudig. Eerst en vooral wil het CTB projecten ontwikkelen en uitvoeren op het vlak van de ontsluiting van het Vlaamse literaire en intellectuele erfgoed en de talige, literaire en intellectuele bronnenstudie. Daarnaast staat ook het verzorgen en (laten) uitgeven van wetenschappelijk verantwoorde uitgaven van literaire werken en talige, literaire en intellectuele bronnen centraal. Een derde doelstelling is het voorbereiden en realiseren van ‘producten’ die de zichtbaarheid van het Vlaamse talige, literaire en intellectuele erfgoed bevorderen, bijvoorbeeld publicaties, tentoonstellingen, voorstellingen, uitvoeringen, catalogi, thesauri, radioen televisieprogramma's en dergelijke meer. De bestudering van de mogelijkheden van het gebruik van informatie- en communicatietechnologie voor het literaire, filologische en taalkundige onderzoek, vormt een vierde doelstelling. Ten slotte wil het CTB ook op de hierboven geschetste gebieden bijdragen leveren aan de theorievorming op nationaal en internationaal gebied en aan het beleidsvoorbereidend onderzoek in Vlaanderen. Om deze doelstellingen te verwezenlijken werkt het CTB samen met verschillende in-stellingen, instituten, organisaties en initiatieven uit de academische, culturele, wetenschappelijke en commerciële wereld in binnen- en buitenland. De meest zichtbare projecten zijn diegene die leiden tot boekuitgaven. Min of meer geïnspireerd door de grote broer uit Nederland, het Constantijn Huygens Instituut, waarmee het overigens samenwerkt, maakt het CTB uitgaven van literaire klassiekers en briefwisselingen en monografieën over literair-historische onderwerpen. Het CTB heeft echter | |
[pagina 315]
| |
nooit historisch-kritische edities gemaakt zoals het Huygens Institituut heeft gedaan. Van meet af aan heeft het CTB meer oog gehad voor het grote leespubliek en zich toegelegd op leesedities. Het Constantijn Huygens Instituut lijkt dit voorbeeld nu meer en meer na te volgen en gaat zich eveneens concentreren op leesuitgaven, ook elektronische. Op het gebied van de teksteditie verschenen bij het CTB recentelijk onder andere nieuwe, tekstkritische uitgaven van Stijn Streuvels' De teleurgang van den WaterhoekGa naar eind(2) en Hendrik Consciences De leeuw van VlaanderenGa naar eind(3). Van de genoemde Streuvelstekst verscheen ook een cd-rom - op het gebied van de elektronische teksteditie speelt het CTB trouwens een voortrekkersrol op wereldniveau. In beide genoemde projecten ondersteunde gedetailleerde studie van de overgeleverde tekstvarianten de uiteindelijke heruitgave. Hierdoor werd, bijvoorbeeld, in het geval van De teleurgang ontdekt dat de eerste druk (1927) grondig verschilde van de tweede (1939), die de basis is geweest voor alle volgende uitgaven: ca. 25% van de tekst bleek geschrapt. Voor het eerst sinds 1927 kon de lezer dankzij de CTB-uitgave dus weer kennismaken met de tekst zoals die oorspronkelijk door de auteur was geschreven. Het CTB bouwt editietheoretisch voort op inzichten uit de Duitse en Anglo-Amerikaanse richtingen in de editiewetenschap, evenals op theoretische concepten uit de Franse ‘Critique génétique’. Ook op het gebied van briefwisselingenstudie ontplooide het CTB in zijn korte bestaan een brede en belangrijke activiteit. Enerzijds vormt studie van correspondentiemateriaal de basis van enkele monografieën die het Centrum binnenkort zal uitgeven, o.a. een kroniek over de eerste jaren van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (1946-1983), een periodiek waar alle grote namen uit de naoorlogse Vlaamse literatuur bij betrokken waren, en een boek over de literaire, artistieke en sociaal-filosofische beweging ‘De Kapel’, waar heel wat roemrijke namen uit Vlaanderens culturele geschiedenis mee verbonden waren. Zij kan beschouwd worden als een kleine zusterbeweging van de Brusselse Van Nu en Straks-groep. Anderzijds zorgt het CTB ook voor de ontsluiting en beschikbaarheid van correspondenties van auteurs - aanvankelijk ook van componisten. Zo verzorgde het een editie van de Parijse brievenDe Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent, waar ook het CTB in ondergebracht is.
van de vooraanstaande componist Peter BenoitGa naar eind(4) en, onlangs nog, van een selectie uit de brieven van Herman de ConinckGa naar eind(5). In voorbereiding zijn onder andere uitgaven van de briefwisselingen tussen Karel van de Woestijne en Emmanuel de Bom, tussen Stijn Streuvels en zijn uitgevers en tussen Maurice Gilliams en Emmanuel de Bom. Stuk voor stuk zijn dit briefwisselingen van gezaghebbende figuren uit Vlaanderens literaire - in het geval van Benoit muzikale - geschiedenis, rijke bronnen van en toegangen tot een stuk verleden dat, had de culturele overheid blijven staan kijken, in de verborgenheid zou zijn gebleven. Het CTB werkt intussen ook aan het belangrijke DALF-project (Digital Archive of Letters in Flanders), dat een elektronische databank wil aanleggen van de overgeleverde brieven van Vlaamse auteurs en componisten. Minder zichtbaar maar even fundamenteel, zelfs een van de voornaamste pijlers van zijn werkzaamheden, is een andere activiteit van het CTB: de inventarisatie van Vlaanderens papieren erfgoed. Dit erfgoed is niet in zijn eigen bezit, maar bevindt zich in archieven en bewaarplaatsen overal te lande. Voorop staat het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (AMVC), recentelijk herdoopt tot AMVC-Letterenhuis, het centrale depot van Vlaams cultureel erfgoed dat zijn gelijke niet kent. Het zwaartepunt ervan is de verza- | |
[pagina 316]
| |
meling literatuurhistorische documentatie. Wat het Letterenhuis herbergt aan handschriften en brieven, is ontzagwekkend, torenhoog, kilometers lang en onpeilbaar. Het Letterenhuis heeft die verzameling, die sinds 1933 haast dagelijks aangroeit, decennia moeten beheren met een personeelsbestand dat helaas niet onpeilbaar - kwantitatief dan - was. Onlangs heeft het nieuwe archievendecreet het tij, hopelijk definitief, ten goede helpen keren en de voortrekkersrol van het Letterenhuis eindelijk erkend, waardoor de staf wat kon worden uitgebreid. Enkele jaren eerder al had het CTB deze staf, zij het tijdelijk, helpen versterken door een aantal van zijn projecten af te stemmen op enkele behoeften in het Letterenhuis, met name in de eerste plaats de inventarisatie en ontsluiting van het daar aanwezige erfgoed. Het CTB inventariseerde zo onder andere de handschriften en brieven van auteurs verbonden aan literatuurhistorisch belangrijke periodieken als het Nieuw Vlaams Tijdschrift en 't Fonteintje (1921-24). In beide gevallen ging het om een gedetailleerde beschrijving van het historische bronnenmateriaal in de elektronisch vlot raadpleegbare en toegankelijke databank van het AMVC-Letterenhuis, genoemd AgrippaGa naar eind(6). De wetenschappelijke en historische relevantie van deze werkzaamheid behoeft geen commentaar: voordien lagen honderden en honderden NVT- en 't Fonteintje-handschriften en -brieven in archiefkelders, niet alleen ontoegankelijk voor de gebruiker wegens de ongeordendheld van het materiaal, maar gewoonweg ook wegens een gebrek aan kennis, ook bij de archiefbeheerders, van de inhoud van de collectie. De genoemde inventarisatie draagt voorts ook bij tot de conservering van het overgeleverde bronnenmateriaal: de beschrijving niet alleen als toegang tot, maar als eerste bewijs van het bestaan van de bron. De ernst waarmee het CTB-team, onder leiding van zijn enthousiasmerende coordinator Edward Vanhoutte, zijn taak ter harte neemt, leidde in de jonge bestaanstijd tot enkele mooie resultaten. De publicaties die het Centrum vrijgeeft, worden wegens hun degelijkheid alom geprezen. Die waardering steunt voor een groot deel op de combinatie van wetenschappelijkheid en toegankelijkheid voor het grote publiek, die zeer op prijs wordt gesteld. Toen het CTB in 2001 de Literaire Prijs van de Stad Antwerpen kreeg, luidde het juryverslag: ‘Erfgoedzorg in Vlaanderen is dankzij het CTB in de geprofessionaliseerde context terechtgekomen die openstaat voor het brede publiek. Het centrum heeft oorspronkelijke tekstuitgaven die kaderen in een culturele erfgoedtraditie bevrijd van allerlei remmen, ook de ideologische die in het verleden wel eens parten speelden. Op een ernstige manier erfgoed ontsluiten begint bij een toegankelijke taal. Een van de grootste verdiensten van het Centrum, zo meent de jury, is de manier waarop het de academische wereld heeft opengebroken en de soms dorre, academische taal nieuw leven heeft ingeblazen. Het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie maakt duidelijk dat een studie niet ingewikkeld hoeft te klinken om nauwkeurig te zijn. Het getuigt van een grote openheid.’ Ook elders heeft men oog voor de degelijkheid van het Centrum. De wetenschappelijke medewerkers van het CTB zijn veelgevraagde sprekers op colloquia en universiteiten in binnen- en buitenland en werken frequent mee aan tentoonstellingen, concerten, radioprogramma's enz. Meer en meer doen ook literaire uitgevers een beroep op de knowhow van het Centrum. Stijn Vanclooster Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie, Koningstraat 18, B-9000 Gent, tel. +32 (0)9 265.93.50, fax +32 (0)9 264.93.49, ctb@kantl.be, www.kantl.be/ctb. |
|