zijn eigen werk maakte. De tentoonstelling was anders dan alle andere monografische architectuurtentoonstellingen, net zoals de catalogus van tien euro, vormgegeven als een extra dik nummer van een goedkoop tijdschrift en volgestopt met tekst en beeld, anders was dan alle andere catalogi.
Kenmerkend voor Koolhaas en zijn bureau is de creatieve lenigheid waarmee opgaven tegemoet worden getreden, ingegeven door het verlangen om zowel op technologisch als artistiek terrein architectuur en stedenbouw te vernieuwen. De Villa Floirac in Bordeaux (1994-1998), ontworpen voor een man in een rolstoel, is tekenend voor de benadering van OMA. Het huis is niet simpelweg rolstoeltoegankelijk gemaakt, maar geheel ontwikkeld vanuit de rolstoelpatiënt, met als centrum een bibliotheek met een bewegende vloer, die alle verdiepingen met elkaar verbindt.
Dit huis toont aan dat de architectuur van OMA niet zomaar gebouwen oplevert, maar ook altijd retorische uitdrukkingen van een idee. Er bestaat in dit opzicht een directe verbinding tussen ‘The story of the pool’ en dit huis: beide zijn gevormd door een vergelijkbare paradox, een van de geliefde stijlfiguren van Koolhaas. Het liftplatform biedt niet alleen de mogelijkheid aan de bewoner om overal in het huis te komen, maar omgekeerd ook om zonder zijn bibliotheek te verlaten het hele huis naar zich toe te halen.
De liefde voor omkeringen bleek eens te meer toen Koolhaas in 2000 de Pritzkerprijs kreeg toegekend, een prijs die wordt geafficheerd als de Nobelprijs voor de architectuur. Op de Nederlandse televisie zei hij toen dat de toekenning van de prijs aantoonde dat de jury voor het eerst niet had gekozen voor het establishment. Dat was een typische Koolhaas-omkering, want evengoed kon worden gezegd dat het de definitieve toetreding van Koolhaas tot het establishment markeerde. De opdracht om de Nederlandse ambassade in Berlijn te bouwen, is daarvan eveneens een uiting, net als de acceptatie van de opdrachtgever dat budget en bouwtijd ruimschoots werden overschreden.
Koolhaas bevindt zich wat dat betreft inmiddels in de buitencategorie waarbij het niet meer precies is te bepalen wie er nu prestige ontleent aan wie of wat. Voor de meeste architecten geldt dat hun opdrachten prestigieus zijn. Bij Koolhaas geldt inmiddels minstens even sterk het omgekeerde. Dat betekent ook dat hij in een situatie is terechtgekomen waarin niet alleen van zijn diensten gebruikgemaakt wordt, maar ook van zijn naam. Dat geldt net zo goed voor modemerk Prada, waarvoor Koolhaas winkels in New York en Los Angeles heeft gebouwd, als voor de Chinese staatstelevisie, waarvoor hij het hoofdkantoor gaat bouwen.
Van al zijn opdrachten is het hoofdkantoor voor de Chinese staatstelevisie de meest gewaagde, niet alleen vanwege het spectaculaire ontwerp, maar juist ook vanwege het controversiële karakter van de opdrachtgever, die nog altijd als een gecensureerd verlengstuk van de Chinese staat kan worden gezien.