Ondertussen is de vlucht uit de stad grotendeels tot stilstand gekomen en rijst nu de grote uitdaging om, in het kader van de globale stedelijke herwaardering, ook de culturele uitstraling van een middelgrote stad nieuwe impulsen te geven, zonder aan betutteling te doen en zonder het provincialisme te importeren. Want het grootste gevaar schuilt erin dat men het concept van de kleinsteedse ‘polyvalente centra’ zonder meer zou gaan overplanten naar een stedelijke context. Intelligente bestuurders als Frank Beke beseffen dat wellicht en zoeken naar wegen om een subtiel evenwicht te bewandelen tussen ‘kansen geven’ en de culturele diversiteit zijn gang laten gaan via daartoe geschikte ruimtes. Het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (SMAK) is een geslaagd voorbeeld. Maar ongelukkig genoeg liggen de kaarten voor het Muziekforum anders en hebben de ambities van burgemeester Beke het pad gekruist van die van intendant Gerard Mortier.
De indrukwekkende carrière van Gerard Mortier als opera-intendant wordt gekenmerkt door een aantal eigenschappen die eigen zijn aan zijn status van ‘cultuurpaus’.
In de eerste plaats is Mortier een man van het grote geld. Hij is iemand die graag superbudgetten beheert en daarvoor, als gedreven pleitbezorger van de moderniteit, ook toegevingen moet doen aan het (conservatieve) establishment dat bijvoorbeeld opera niet alleen consumeert als een kunstvorm maar ook als een society-ritueel.
Ten tweede grijpt hij op zeker moment in op het vlak van infrastructuur en architectuur, wat natuurlijk ook enorme happen uit de cultuurbudgetten wegneemt. Dat was zo in zijn periode van de Koninklijke Muntschouwburg (tussen 1981 en 1992 vonden daar grote verbouwingen plaats; de huidige ontslagnemende crisismanager Bernard Foccroulle is nog altijd de financiële put aan het wegwerken en dat merk je aan de povere programmering), de Salzburger Festspiele (1992-2001; de absolute topper onder de snobistisch-dure operafestivals), en ook voor zijn nieuwste opdracht in de Opera van Parijs heeft hij al laten weten dat hij naast het Palais Garnier en de Opéra de la Bastille graag nog een derde operatempel had gewild.
Ten derde is hij iemand die artistieke krachten steevast wil bundelen binnen één groot totaalplatform dat alle middelen naar zich toezuigt. Mortier is behept met het neo-Wagneriaanse fantoomidee dat het volk zich massaal naar die ene cultuurtempel zal begeven waar alle uitverkoren kunstenaars zich verenigen in het door hem gecelebreerde ‘feestspel’. Mortier pleit dus voor ‘cultuurcentralisme’. En hier rijst een groot probleem voor wie Gent en zijn cultuurscene een beetje kent.
Het Gentse socio-culturele universum is immers volstrekt middelpuntvliedend georiënteerd, en dat komt voort uit het sinds de middeleeuwen aangekweekte autonomistische poortersbewustzijn met anarchistische trekjes. Het opstandige Gent was de belangrijkste gereformeerde enclave in de zestiende eeuw. In de negentiende eeuw was Gent dé stad van de Vlaamse arbeidersbeweging. Ik ken weinig steden waar cultuur zo verspreid is in de stedelijke ruimte en waar de lijnen van hoge en lage cultuur zo door elkaar lopen als in de Arteveldestad. Het Gentse cultuurlandschap is bij uitstek een open, horizontale netwerkstructuur van verspreide grote en kleine initiatieven, instituten, vzw's, ateliers, gebouwen, ruimtes, officieel of privé, gesubsidieerd of niet. Ik denk aan de Vlaamse Opera, vzw Lyrica, de Rode Pomp, het Nieuwpoorttheater, Victoria, Theater Taptoe, Het Muziek Lod, de Kopergietery, het Festival van Vlaanderen, Ex Tempore, de Bijloke, de Handelsbeurs, het IPEM, het Spectra Ensemble, Publiekstheater/ NT Gent, Stichting Logos,... en ik vergeet er vast nog een aantal. Er zijn ook veel ‘populaire’ en animatiegerichte initiatieven zoals de Gentse Feesten, de musicalzaal in de Capitole, Kunstencentrum Vooruit, KraaK, Minard, de Vieze Gasten, Teater Exces enz.
Deze kleurrijke lappendeken van semi-autonome organismen is volstrekt uniek in Vlaanderen: het is een vorm van culturele rijkdom, misschien is het wel een soort ‘erfgoed’ op zich. Het niveau is heel ongelijk en varieert van hoogstaand-elitair tot amateuristische folklore. Maar globaal vertoont Gent een bruisend, door een brede publieke belangstelling gedragen cultureel universum. Onderbouw en bovenbouw (volkscultuur en ‘Cultuur met grote C’) zijn op een opmerkelijke wijze met elkaar verbonden en zwermen uit over de stedelijke ruimte: het evenement is de stad, en de stad is het evenement. Zelfs de tv-serie ‘Flikken’ speelt erop in door elk jaar een heuse Flikkendag te organiseren in Gent.