Ons Erfdeel. Jaargang 44(2001)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] Luuk Gruwez Gebruiksaanwijzing Wie in zee begraven wordt, gaat nooit verloren. De zee is spaarzaam als een dichter. En ik was aan zee en ik was op een berg: twee eeuwenoude makkers. Wie op een berg wordt bijgezet, wil nog jongleren met de sterren, snakt nog belachelijk naar lucht met al de roofzucht van zijn lijk. Wanneer men mij per se begraven wil, dan liefst niet al te ver van zee, deemoedig bij een koeienvlaai of ergens bij een ezelsdrol. Ik bleef zo lang gezond, zo lang in leven, doordat ik steeds beleefd bleef voor de dood, voor hem boog en hem fêteerde als een hoogverheven heer. [pagina 76] [p. 76] Oud paar Doe nu het licht, alle licht, in hen uit. Doe hun lichaam uit en leg het in de kast van de aarde. Maar bewaar zijn eerste pijp voor mij, leg ook haar kunstgebit voor mij opzij. Haar heimwee en zijn overspel. Ik heb nog tijd. De mot zit in de spaarsok om hun kop. Daar is geen millimeter over. Welk achterkleinkind kan daar nu nog bij? Met moeite hebben zij zichzelf vergaard, of al hun jaren slaan zij door elkaar. Spaar hen. Verzamel. Nu is het hun beurt om tussen dode en bestofte soortgenoten uit te rusten in de hedendaagse hoofden. Om vergeten te worden, niet vergeten, weer vergeten en voorgoed. Doe alles, zelfs hun waakvlam uit. Doe nu het licht, alle licht, in hen uit. [pagina 77] [p. 77] Het geslacht voor Herman de Coninck In mannen is het koud en vaak december. In vrouwen is het meestal mei. Zij willen glimmen, levenslang, vermommen zich van top tot teen om niet voortijdig te verschrompelen. Zij blijven bezig met verblijven. In mannen is het koud en houdt het op. Mijn God, hoe dol zijn zij op eindigen. Want mannen rammelen zich klaar en zwaargewapend met zichzelf, besteden zij hun dagen aan verstijven. In vrouwen heerst een soepeler geslacht waarin iets bloesemt, iets ontboezemt, en waar zij tederheid bewaren of heimwee naar een meer in Zwitserland. Zij houden van beginnen en onthouden. In mannen is het oorlog, niets dan oorlog. In vrouwen wordt geboren, totterdood. Zij knipperen een poosje met hun ogen, zij fonkelen, zij woelen even en daar ontstaat een dapper nageslacht. Eén man volstaat en het wordt afgeslacht. In mannen is het koud en vaak december, in vrouwen is het altijd mei. luuk gruwez, Dieven en geliefden. Gedichten, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2000, 76 p. Vorige Volgende