| |
| |
| |
Glorieuze lompheid
Het ‘zware oeuvre’ van Neutelings Riedijk Architecten
Hans Ibelings
werd geboren in 1963 in Rotterdam. Was van 1989 tot 1999 als tentoonstellingsmaker verbonden aan het Nederlands Architectuurinstituut te Rotterdam en werkt nu als zelfstandig publicist. Hij publiceerde verschillende boeken en artikelen over Nederlandse architectuur en stedenbouw in de 20e-eeuw. Recent verscheen van hem ‘Hedendaagse architecten in Nederland en Vlaanderen’ (samen met Francis Strauven, 2000) en ‘Het kunstmatig landschap. Hedendaagse architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur in Nederland’ (2000).
Adrres: Javakade 542, NL-1011 SE Amsterdam
‘Een gebouw moet bonkig zijn, nurks en nors. Het moet er staan, in zijn glorieuze lompheid, verankerd in de aarde...’. Bonkig, nurks, nors en lomp zijn geen kwalificaties die architecten vaak gebruiken, en zeker niet voor hun eigen werk. Voor Willem Jan Neutelings (Bergen op Zoom, 1959), die samen met Michiel Riedijk (Geldrop, 1964) het bureau Neutelings Riedijk Architecten leidt, is in deze woorden echter een essentie van hun architectuur vervat. Van alle eigenschappen van hun architectuur is de bonkigheid het meest typerend. De glorieuze lompheid maakt van ieder werk onmiskenbaar en onvervreemdbaar een ‘Neutelings Riedijk’.
Architectuur hoeft voor Neutelings en Riedijk niet mooi of bevallig te zijn. Integendeel, architectuur is voor hen het dapper ondergaan van de zwaartekracht, en niet wat het voor veel van hun collega's is, het doen alsof architectuur gewichtloos is, zich onttrekkend aan de aantrekkingskracht van de aarde. Een gebouw is immers ‘een gestapelde berg materie’. Daarom vinden Neutelings en Riedijk dat de verbeelding van de zwaartekracht ‘de verbeelding van zwaarte is, niet van de slankheid van haar ontbonden vectoren. Elegante constructies appelleren aan een ideaalbeeld, eerder dan aan de werkelijkheid, zoals modellen in een modetijdschrift’, schreef Neutelings in het Het sex-appeal van de zwaartekracht.
Dit artikel was een van de bijdragen die hij in 1999/2000 leverde aan het vaktijdschrift Archis. Meer dan de andere stukken laat het zich lezen als een beginselverklaring waarin de architectuur volgens Neutelings Riedijk wordt gedeclameerd. In de andere artikelen klinkt vooral een weliswaar geestig verwoorde, maar daarom niet minder ernstig te nemen somberheid van Neutelings door over het verdwijnen van vakmanschap in de
| |
| |
Neutelings Riedijk, Brandweerkazerne, Breda (1996-1998).
bouw, de slordigheid, haast en schraperigheid waarmee in Nederland architectuur wordt gemaakt, en de manie van duurzaamheid en energiezuinigheid die zijn doel zo ver is voorbij geschoten dat inmiddels gebouwen gekoeld en geventileerd moeten worden als compensatie voor de totale isolatie. De algemene grondtoon in alle stukken is dezelfde, dat de architectuur nog maar zo weinig van doen heeft met ‘zwaarte, traagheid en inertie’, samen te vatten ‘onder de trefzekere naam onroerend goed’. De artikelen zijn daarmee tevens te beschouwen als een oproep de architectuur te laten terugkeren tot wat het altijd is geweest: onroerend goed, degelijk gemaakt zonder modieuze poespas, theoretisch gezever of misplaatste pretenties. Ziehier de ‘glorieuze lompheid’, die volgens Neutelings en Riedijk het beste tot zijn recht komt door de architectuur de ‘meest tastbare verbeelding’ van de zwaartekracht te geven.
De Amerikaanse architect Louis Sullivan heeft ruim honderd jaar geleden in The Tall Office Building Artistically Considered (1896) een definitie gegeven van de wolkenkrabber: ‘it must be tall, every inch of it tall’. Analoog daaraan kan een omschrijving van een gebouw, groot of klein, volgens Neutelings en Riedijk worden opgesteld: architectuur moet zwaar zijn en in elke kilo moet het gewicht worden uitgedrukt.
| |
| |
Neutelings Riedijk, Minnaertgebouw in Utrecht (1994-1998).
| |
Hachelijke uitkragingen
Ideaal daarvoor is volgens Neutelings Riedijk de uitkraging, die in de woorden van Neutelings onheilspellend en poëtisch tegelijk is. Het overstek is ‘de hachelijke toestand van de voorafschaduwing van de val. Een immanente dreiging, een onbehaaglijk hangen. Het verwijst naar onheilspellend scheuren, oorverdovend geraas en gesmoorde kreten.’
In het oeuvre van Neutelings Riedijk neemt de uitkraging een prominente plaats in, met als meest pregnante voorbeeld de brandweerkazerne in Breda. Dat is een bastion van baksteen, waar het kantoor van de commandant op de bovenste verdieping vervaarlijk ver uitsteekt. De uitkraging is echter als constante in vrijwel elk gebouw van het bureau te vinden, soms bijna onopvallend en andere keren heel nadrukkelijk, zoals in de woontoren in Amsterdam, waar een grote hap uit de voet is genomen, het nog te bouwen Nederlands Audiovisueel Archief in Hilversum waar een enorme vide in de schaduw komt te liggen van een overhellend volume of het prijsvraagontwerp voor een concertzaal in Brugge, dat de logge lenigheid heeft van een circusolifant die op twee poten balanceert.
Als het niet anders kan en de uitkraging moet worden ondersteund, dan doet Neutelings Riedijk dat nooit met kolommen en helemaal niet met kolommen die eruitzien als ‘overmaatse tandenstokers’ die de zwaartekracht ontkennen, maar het liefst met iets dat helemaal niet lijkt te dragen, zodat de illusie van de uitkraging in stand blijft. Met de Kariatiden, de prachtig gebeeldhouwde vrouwenfiguren die een tempelfront dragen, als klassiek voorbeeld in het achterhoofd zoeken Neutelings en Riedijk naar elementen die een gebouw kunnen dragen, maar er niet uitzien als kolommen. Een van de oplossingen is de stalen letter, die is gebruikt om een hoek van het Minnaertgebouw te torsen. Dit universitair verzamelgebouw op de Utrechtse campus De Uithof, steunt op
| |
| |
Neutelings Riedijk, Kantoorgebouwen Schiphol (1997-2000).
de stalen letters die de naam van de bioloog, sterren- en natuurkundige spellen naar wie het gebouw is vernoemd.
De zwaarte van het Minnaertgebouw wordt niet alleen geaccentueerd door het zo stevig op de aarde te zetten, maar ook nog eens door de gevels uit één materiaal te maken zodat ze een monolithische indruk maken. Neutelings Riedijk leggen bij de gevels vrijwel altijd een voorkeur aan de dag voor materialen als beton, baksteen en voor donkere kleuren, om de zwaarte te benadrukken. De brandweerkazerne in Breda is helemaal van baksteen, de brandweerkazerne in Maastricht van donkergroen beton en in het geval van het Minnaertgebouw zijn de gevels bekleed met spuitbeton met een toeslag van ijzer, dat de gevel een roestbruine kleur geeft. In het spuitbeton zitten, alsof het gebouw iets te ruim in het vel zit, grote rimpels, die kunnen worden opgevat als een verwijzing naar het onderzoek van M.G.J. Minnaert (1893-1970) naar golfpatronen.
Een uitzondering op de regel dat de gebouwen van Neutelings Riedijk massieve gevels hebben, is het glazen kantoorgebouw dat pal naast de luchthaven Schiphol ligt. Om hinder van lawaai en kerosinedampen te vermijden is over het gebouw een glazen stolp gezet. Achter deze uit praktische redenen ontstane lichte gevel, ligt echter een vertrouwd lomp gebouw degelijk en kloek te zijn.
| |
Hangende zwaarte
Als in termen van mooi en lelijk over de architectuur van Neutelings en Riedijk gesproken moet worden, is het eerder lelijk dan mooi. Zij maken echter zulke wonderlijke gebouwen dat ze weer mooi van lelijkheid worden,
| |
| |
Neutelings Riedijk, Woningbouw, Gent, 1998 - Foto Christian Richters.
waarbij ze op eigenzinnige wijze een weg in hebben geslagen die de meeste architecten niet wensen te begaan. Terwijl hun meeste collega's op zoek zijn naar een vorm van verfijning, proberen Neutelings en Riedijk hun architectuur zo grofstoffelijk, omvangrijk en zwaar te laten ogen als maar kan.
In die hang naar zwaarte nemen Neutelings en Riedijk een bijzondere positie in de hedendaagse architectuur in, zowel in Nederland als in Vlaanderen, waar zij als enigen van alle Nederlandse architecten actief zijn. Terwijl het de afgelopen jaren steeds gebruikelijker is geworden voor Vlaamse en een enkele Waalse architect om in Nederland te bouwen, is er nauwelijks sprake van een uitwisseling in tegenovergestelde richting. Op deze regel vormt Neutelings Riedijk Architecten een uitzondering. Al voor zijn associatie met Michiel Riedijk realiseerde Willem Jan Neutelings onder meer twee kleine appartementengebouwen in Antwerpen en de afgelopen jaren is een woningbouwproject in Gent en een postkantoor in Scherpenheuvel tot stand gekomen. Verder deed het bureau op uitnodiging mee aan de meervoudige opdracht voor een nieuw concertgebouw in Brugge en kreeg het de opdracht voor het STUC, een kunstencentrum in Leuven.
De hang naar zwaarte van Neutelings Riedijk kent in deze tijd nauwelijks een gelijke, maar in historisch perspectief zijn er zeker parallellen te vinden, bijvoorbeeld in de brutalistische architectuur van de jaren vijftig, zestig en zeventig, die in Nederland het sterkst werd vertegenwoordigd door architectenbureau
| |
| |
Neutelings Riedijk, Woongebouw in het Oostelijk havengebied (1993-1998).
Van den Broek en Bakema. Naar Bakema verwijst Willem Jan Neutelings met zekere regelmaat. Met de zware betonnen bouwwerken die dit bureau vervaardigde, zijn Neutelings en Riedijk al tijdens hun studietijd in Delft geconfronteerd. Bijna de helft van de gebouwen op het terrein van de Technische Universiteit zijn door Van den Broek en Bakema ontworpen. Behalve voor het gebouw van Bouwkunde zelf, is het bureau ook verantwoordelijk voor de betonnen aula, het gebouw met misschien wel de meest indrukwekkende uitkraging van Nederland.
| |
Gebouwen worden naakt geboren
Er is nog een andere parallel te vinden met het werk van Van den Broek en Bakema en dat is wat kan worden omschreven als typologische spitsvondigheid. Van den Broek en Bakema heeft een grote reputatie op het terrein van onderzoek naar nieuwe woonvormen en typologieën daarvoor. Ook Neutelings Riedijk zoeken voortdurend naar nieuwe oplossingen, zelfs voor de meest gewone programma's van eisen. De woningen in Huizen zijn daar een goed voorbeeld van.
Dit project bestaat uit twee blokken, die zijn gericht op het Gooimeer, met daarin woningen die een variant zijn op de drive-in woning. Behalve een
| |
| |
conventioneel type, met een carport op de begane grond en daarboven twee woonverdiepingen, is er ook een innovatieve variant, waarbij de woningen twee aan twee met elkaar zijn vervlochten, voor een deel naast elkaar en voor een deel boven elkaar. Naast elkaar staan twee smalle en hoge achterhuizen van twee verdiepingen, waarin slaapkamers en de badkamer zijn ondergebracht. Boven elkaar liggen aan de voorzijden de dubbel brede woonkamers, van de ene woning op de eerste verdieping en van de andere woning op de tweede. Strookramen over de volle breedte bieden een panoramisch uitzicht op het Gooimeer. Behalve dat uitzicht hebben de woningen hierdoor ook een ruimtelijk cornplexiteit gekregen die ze interessanter maakt dan het gemiddelde rijtjeshuis.
In Huizen is de conventie losgelaten dat woningen in een blok op ofwel naast elkaar liggen. Hier liggen ze zowel op als naast elkaar en dat is kenmerkend voor de vrijzinnige benadering van Neutelings en Riedijk. Op het Amsterdamse GWL-terrein staan van hen onder meer twee compacte woongebouwen van baksteen, waarin de woningen zich soms uitstrekken over drie of vier verdiepingen en als puzzelstukken in elkaar passen.
Een vergelijkbare complexiteit is te vinden in de met lichtgrijze cementvezel platen bekleedde woontoren in het Oostelijk Havengebied in Amsterdam. Er zijn daar twintig verschillende woningtypen, uiteenlopend van compacte studio's tot ruime maisonnettes, op een totaal van 68 woningen.
Het talent om programma's van eisen een nieuwe interpretatie te geven, uit Neutelings Riedijk niet alleen in de woningbouw, maar is ook overduidelijk bijvoorbeeld in het Minnaertgebouw. Hier zijn collegezalen, practicumlokalen, kantoorruimte voor universitair personeel en een restaurant op een bijzondere manier geordend. Dit is in de woorden van Neutelings en Riedijk het ‘netto-programma’. Daarnaast heeft ieder bouwwerk een ‘tarraprogramma’ van circulatie, constructie en voorzieningen. In het Minnaertgebouw is het tarraprogramma zo veel mogelijk geconcentreerd in een ruimte: de grote centrale hal op de eerste verdieping, die vrijwel het gehele nettoprogramma ontsluiten is voorzien van een groot impluvium waarin regenwater wordt opgevangen. Met dat water wordt het gebouw gekoeld, op een manier die simpeler en goedkoper is dan met een airconditioning-installatie. Het water klettert door grote spuwers naar binnen, waardoor het gebouw bij regen nog meer beroep doet op de zintuigen dan normaal. Het dak van deze hal is geconstrueerd van betonnen platen die hangen aan betonnen balken. Dit zijn fabriekmatig geproduceerde elementen die andersom (platen boven, balken onder) in de wegenbouw worden gebruikt om viaducten te maken. Een andere constructieve inventie in dit gebouw is het dragende kozijn op de begane grond. In plaats van een constructie met om de zoveel meter een dikke kolom is gekozen voor een groot aantal slanke kolommen die gelijktijdig de stijlen zijn van de ramen en daardoor even onopvallend dragend zijn als de letterkolommen.
| |
| |
Met de interpretatie van programma en constructie begint voor Neutelings Riedijk het ontwerpproces. Zij huldigen daarom de stelling dat ‘gebouwen naakt worden geboren’. Eerst is er het idee en dan pas komt er een uiterlijk bij. Als de ontwerpers op hun woord moeten worden geloofd, doet dat uiterlijk er niet zo veel toe. Laconiek stellen ze dat als het rationele uitgangspunt eenmaal is bedacht, de uitwerking voor een groot deel willekeurig en intuïtief kan zijn. Dat de vorm hen onverschillig laat, zou echter een verkeerde conclusie zijn. Neutelings en Riedijk besteden er veel aandacht aan, zoals blijkt uit de soms talrijke werkmaquettes die worden gemaakt van een ontwerp voordat de definitieve vorm en gevelbekleding worden vastgesteld. De grote aantallen ontwerpmaquettes laten zien dat een idee niet noodzakelijk tot één gedaante hoeft te leiden. Ze impliceren echter tevens dat de verschijningsvorm van het gebouw uiteindelijk niet willekeurig is, maar de uitkomst is van een weloverwogen keus, hoe persoonlijk die ook is.
|
|